ECLI:NL:RBMNE:2021:4622

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
26 augustus 2021
Publicatiedatum
27 september 2021
Zaaknummer
UTR 20/3430
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen afwijzing persoonsgebonden budget en beëindiging maatwerkvoorziening Wmo

In deze zaak heeft eiseres, die een aanvraag voor een persoonsgebonden budget (pgb) indiende in het kader van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo), beroep ingesteld tegen de afwijzing van haar aanvraag door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht. Eiseres had zich op 11 oktober 2019 aangemeld bij het Buurtteam en na een keukentafelgesprek ontving zij op 30 oktober 2019 een maatwerkvoorziening voor zes uur individuele begeleiding per week. Deze maatwerkvoorziening is echter nooit uitgevoerd omdat eiseres zelf een zorgverlener had ingehuurd en een pgb aanvroeg om deze kosten te dekken. De aanvraag voor het pgb werd door verweerder afgewezen, omdat de zorgovereenkomst niet voldeed aan de eisen en eiseres niet in Nederland ingeschreven zou zijn.

Eiseres maakte bezwaar tegen de afwijzing van haar pgb-aanvraag, maar dit bezwaar werd ongegrond verklaard. Eiseres heeft vervolgens beroep ingesteld bij de rechtbank. Tijdens de zitting op 22 juli 2021 is eiseres niet verschenen, wat haar kansen om haar standpunt toe te lichten heeft beïnvloed. De rechtbank oordeelde dat eiseres onvoldoende onderbouwing had gegeven voor haar claim dat verweerder slordig had gehandeld en dat zij benadeeld was.

De rechtbank concludeerde dat het bezwaar tegen het tweede primaire besluit ten onrechte ongegrond was verklaard, omdat dit besluit geen zelfstandig besluit was. De rechtbank vernietigde het bestreden besluit voor zover het bezwaar tegen primair besluit II ongegrond was verklaard en verklaarde dit bezwaar niet-ontvankelijk. Eiseres kreeg het griffierecht vergoed, maar haar verzoek om schadevergoeding werd afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 20/3430

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 26 augustus 2021 in de zaak tussen

[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres

en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht, verweerder

(gemachtigde: E.H. Siemeling).

Inleiding en procesverloop

Op 11 oktober 2019 heeft eiseres zich aangemeld bij het Buurtteam voor het indien van een aanvraag voor een persoonsgebonden budget in het kader van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo). Medio oktober 2019 heeft er een keukentafelgesprek plaatsgevonden.
Bij besluit van 30 oktober 2019 heeft verweerder aan eiseres een maatwerkvoorziening toegekend met ingang van 11 oktober 2019 voor zes uur individuele begeleiding per week voor de duur van twaalf maanden. Deze maatwerkvoorziening is nooit geëffectueerd, omdat eiseres zelf een zorgverlener heeft ingehuurd en zij heeft verzocht om een persoonsgebonden budget (pgb) om die kosten te betalen.
Verweerder heeft eiseres vervolgens verzocht om een pgb-plan in te dienen. Nadat eiseres een pgb-plan had ingediend, heeft verweerder bij besluit van 27 maart 2020 (primair besluit I) de aanvraag voor een pgb afgewezen. Volgens verweerder blijkt uit de zorgovereenkomst dat de ingekochte zorg niet overeenkomt met de doelen uit het ondersteuningsplan. Ook beschikt de gekozen zorgverlener, mevrouw [A] van [bedrijf] , niet over alle bewijsstukken om de kwaliteit van de zorg aan te tonen. De kosten van de zorg die eiseres al had gekregen van de door haar ingehuurde zorgverlener zijn door verweerder niet vergoed.
Bij besluit van 9 april 2020 (primair besluit II) heeft verweerder nogmaals de pgb-aanvraag van eiseres afgewezen. Aan dit besluit heeft verweerder ten grondslag gelegd dat eiseres niet in Nederland staat ingeschreven.
Tegen de primaire besluiten I en II heeft eiseres bezwaar gemaakt.
In het besluit van 6 augustus 2020 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen de primaire besluiten ongegrond verklaard. Verweerder heeft de motivering van primair besluit II gewijzigd, in die zin dat de maatwerkvoorziening die bij het besluit van 30 oktober 2019 aan eiseres was toegekend wordt beëindigd met ingang van
26 maart 2020. Verweerder heeft verder overwogen dat de pgb-aanvraag enkel kan worden beoordeeld over de periode van 11 oktober 2019 tot 26 maart 2020. Verweerder wijst de aanvraag over deze periode af, omdat mevrouw [A] van [bedrijf] onvoldoende gekwalificeerd is om de doelen uit het ondersteuningsplan te kunnen halen. Ook staan er in de zorgovereenkomst zorgactiviteiten vermeld, die niet in het ondersteuningsplan zijn genoemd en die ook niet onder de toegekende individuele begeleiding vallen.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Bij brief van 18 december 2020 (verzonden aan het door eiseres opgegeven postadres) heeft de rechtbank eiseres uitgenodigd voor een Skype-zitting op 17 februari 2021 om 10:15 uur. Vervolgens heeft de rechtbank op 9 februari 2021 per e-mailbericht een link voor de Skype-zitting naar eiseres verstuurd. Eiseres heeft op 9 februari 2021 telefonisch aangegeven de uitnodiging niet te hebben ontvangen. Zij heeft verzocht om uitstel van de zitting, in ieder geval voor de duur van zes weken. De rechtbank heeft dit verzoek ingewilligd.
Op 28 april 2021 heeft de griffier meerdere malen geprobeerd om eiseres telefonisch te bereiken. Nadat dit niet mogelijk bleek, heeft de rechtbank eiseres per brief verzocht om aan te geven of de zaak inmiddels op zitting kan worden gepland en wat haar verhinderdata zijn. Deze brief is ook per e-mailbericht verzonden.
Nadat de rechtbank hier geen reactie op heeft gekregen, heeft de griffier wederom en bij herhaling geprobeerd om telefonisch contact met eiseres te krijgen. Nadat dat niet was gelukt, heeft de rechtbank eiseres bij brief van 4 juni 2021 verzocht om binnen veertien dagen aan te geven of zij haar beroep handhaaft. Deze brief is per post en per e-mailbericht verzonden.
Vervolgens heeft de griffier na het verstrijken van de termijn van veertien dagen weer een aantal keren geprobeerd telefonisch contact met eiseres te krijgen. Dit is niet gelukt. Hierop heeft de rechtbank eiseres op 6 juli 2021 uitgenodigd voor een Skype-zitting op
22 juli 2021. Deze uitnodiging is per post en e-mailbericht verzonden.
De rechtbank heeft het beroep op 22 juli 2021 met behulp van een beeldverbinding op zitting behandeld. Eiseres is zonder bericht van verhindering niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiseres heeft in beroep aangevoerd dat verweerder slordig te werk is gegaan en dat zij daardoor op vele vlakken is benadeeld. Eiseres heeft verder verzocht om een schadevergoeding.
2. De rechtbank is van oordeel dat eiseres met deze gronden onvoldoende heeft onderbouwd waarom het bestreden besluit niet juist is. Door niet ter zitting te verschijnen, heeft eiseres de kans laten lopen om een nadere toelichting te geven op haar standpunt dat verweerder slordig heeft gewerkt en dat zij daardoor is benadeeld. Haar beroepsgronden kunnen daarom niet slagen. Bovendien heeft verweerder afdoende gemotiveerd waarom eiseres niet in aanmerking kwam voor een pgb. Verweerder heeft terecht met ingang van
26 maart 2020 de maatwerkvoorziening van eiseres beëindigd en de aanvraag om een pgb over de gehele periode afgewezen.
3. Eiseres heeft haar verzoek om schadevergoeding niet gespecifieerd. Het is voor de rechtbank niet duidelijk welke schade zij stelt te hebben geleden en waardoor deze gestelde schade zou zijn ontstaan. Het verzoek om schadevergoeding wordt daarom afgewezen.
4. De rechtbank is ambtshalve van oordeel dat verweerder ten onrechte het bezwaar tegen primair besluit II ongegrond heeft verklaard. Primair besluit II is geen besluit in de zin van artikel 1:3, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht. De rechtsgevolgen van dit besluit vloeiden namelijk al voort uit primair besluit I. Verweerder had het bezwaar tegen primair besluit II daarom niet-ontvankelijk moeten verklaren. Het beroep is daarom gegrond. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit voor zover daarin het bezwaar tegen primair besluit II ongegrond is verklaard. Zelf voorziend verklaart de rechtbank het bezwaar tegen primair besluit II niet-ontvankelijk.
5. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht vergoedt. Er zijn geen voor vergoeding in aanmerking komende proceskosten.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit, voor zover daarbij het bezwaar tegen het primaire besluit II ongegrond is verklaard;
  • verklaart het bezwaar tegen primair besluit II niet-ontvankelijk;
  • laat het bestreden besluit voor het overige in stand;
  • draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 48,- aan eiseres te vergoeden;
  • wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.J.A. Schaaf, rechter, in aanwezigheid van L.S. Lodder, griffier. De beslissing is uitgesproken op 26 augustus 2021 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op www.rechtspraak.nl.
de rechter is verhinderd deuitspraak te ondertekenen
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.