In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Midden-Nederland op 18 januari 2021, hebben verzoekers, [verzoeker 1] en [verzoeker 2], een verzoek ingediend om vergoeding van de proceskosten. Dit verzoek volgde op een besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Almere, dat op 20 oktober 2020 was genomen. Verzoekers gingen in beroep tegen dit besluit, omdat er geen beslissing was genomen over de verschuldigdheid en de hoogte van de dwangsom bij niet tijdig beslissen. Op 18 december 2020 heeft verweerder alsnog een besluit genomen, waardoor verzoekers hun beroep hebben ingetrokken en om proceskostenvergoeding hebben gevraagd.
De rechtbank overweegt dat op basis van artikel 8:75 en 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) een partij de proceskosten van de tegenpartij kan laten betalen. Verweerder heeft geen bezwaar gemaakt tegen de vergoeding van de proceskosten en de rechtbank heeft de kosten vastgesteld op € 267,-. Dit bedrag is berekend op basis van 1 punt voor het indienen van het beroepschrift, met een waarde per punt van € 534,- en een wegingsfactor van 0,5, omdat de zaak enkel betrekking had op de vaststelling van de dwangsom.
Daarnaast is bepaald dat verweerder ook het griffierecht aan verzoekers moet betalen, conform artikel 8:41 van de Awb. De rechtbank heeft verweerder veroordeeld tot betaling van € 267,- aan proceskosten aan verzoekers. Deze uitspraak is gedaan door rechter R.C. Stijnen en is openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.