Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
kantonrechter
wonende te [woonplaats] ,
verzoeker,
gemachtigde mr. A.W. Mulderij,
[verweerster] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
verweerster,
gemachtigde mr. J.C. Zevenberg.
1.Het verloop van de procedure
5 producties, ter griffie ingekomen op 1 september 2021;
2.De feiten
3.Het verzoek
gewijzigdverzoekschrift ingediend en
4.Het verweer en voorwaardelijk tegenverzoek
5.De beoordeling
in het verzoek
- [verweerster] eenzijdig het mobiliteitsbudget met 50% heeft verminderd;
5 oktober 2021.
Dat het naar maatstaven van onaanvaardbaar zou zijn de transitievergoeding niet toe te kennen heeft [verzoeker] niet onderbouwd. Zoals onder rechtsoverweging 5.4. overwogen geldt bovendien dat de door [verzoeker] aan [verweerster] gemaakte verwijten onvoldoende zijn onderbouwd. Van omstandigheden die maken dat het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn geen transitievergoeding toe te kennen is de kantonrechter niet gebleken. Het verzoek om toekenning van een transitievergoeding wordt dan ook afgewezen.
Op grond van voornoemd artikel kan de kantonrechter, indien haar dat met het oog op de omstandigheden billijk voorkomt, bij ontbinding van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd die niet tussentijds kan worden opgezegd, aan de werknemer een vergoeding toekennen ter hoogte van het in geld vastgestelde loon over de termijn dat de arbeidsovereenkomst geduurd zou hebben indien deze van rechtswege zou zijn geëindigd.
Het verzoek van [verzoeker] tot toekenning van een gefixeerde schadevergoeding wordt afgewezen, omdat [verzoeker] niet heeft onderbouwd welke omstandigheden het billijk maken om een gefixeerde schadevergoeding aan hem toe te kennen. Daarbij wordt ook verwezen naar het overwogene onder rechtsoverweging 5.6.
[verweerster] heeft verzocht om bij toewijzing van de ontbinding [verzoeker] op grond van artikel 7:671c lid 3 onder c BW te veroordelen om aan haar te betalen het loon (inclusief vakantiegeld) vanaf de datum van ontbinding tot aan 15 maart 2022.
[verweerster] heeft aan haar verzoek ten grondslag gelegd dat het toekennen van een gefixeerde schadevergoeding billijk is vanwege:
- het feit dat het verzoek van [verzoeker] om ontbinding van de arbeidsovereenkomst (enkel) is gelegen in het feit dat hij een andere baan heeft gevonden waar hij een hoger salaris en een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd zou kunnen verkrijgen.
Anders dan [verweerster] ziet de kantonrechter echter geen aanleiding om over de volledige periode tot 15 maart 2022 een vergoeding toe te kennen. Daarbij wegen de volgende omstandigheden mee.
Bij het bepalen van de hoogte van de vergoeding weegt de kantonrechter nog de omstandigheid mee dat [verzoeker] al sinds 18 mei 2021 de wens heeft tot een beëindiging van de arbeidsovereenkomst te komen en er sindsdien al vier maanden verstreken zijn waarin hij zijn werkzaamheden onverminderd heeft voortgezet.
€ 7.776,00 bruto.