ECLI:NL:RBMNE:2021:461

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
18 januari 2021
Publicatiedatum
9 februari 2021
Zaaknummer
UTR 20/2714
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van bezwaar wegens te late indiening in bestuursrechtelijke procedure

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 18 januari 2021 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen eiser, een rector van een school, en de heffingsambtenaar van de gemeente Vijfheerenlanden. Eiser had bezwaar gemaakt tegen een besluit van de gemeente, maar dit bezwaar werd niet-ontvankelijk verklaard omdat het te laat was ingediend. Het besluit waartegen bezwaar werd gemaakt, was bekendgemaakt op 29 februari 2020, en het bezwaarschrift was pas op 15 april 2020 ontvangen, terwijl de termijn voor indiening op 14 april 2020 eindigde.

De rechtbank heeft overwogen dat eiser geen geldige reden heeft aangevoerd voor de te late indiening van het bezwaarschrift. Eiser stelde dat hij door zijn drukke werkzaamheden als rector tijdens de coronacrisis niet in staat was om tijdig bezwaar te maken, en dat de gemeente niet of nauwelijks bereikbaar was voor ondersteuning. De rechtbank oordeelde echter dat het de verantwoordelijkheid van eiser was om binnen de gestelde termijn bezwaar in te dienen, en dat hij hiervoor hulp had kunnen inschakelen. De rechtbank concludeerde dat de gemeente terecht het bezwaar niet-ontvankelijk had verklaard en dat het beroep van eiser kennelijk ongegrond was.

De uitspraak werd gedaan door rechter R.C. Stijnen, in aanwezigheid van griffier K.F.K. Hoogbruin. De rechtbank heeft geen proceskostenvergoeding toegewezen en heeft de beslissing openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 20 / 2714

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 18 januari 2021 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser,

en

de heffingsambtenaar van de gemeente Vijfheerenlanden , verweerder.

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het beroep van eiser tegen de uitspraak op bezwaar van verweerder van 17 juni 2020, waarin verweerder het bezwaar van eiser niet-ontvankelijk heeft verklaard omdat het te laat was ingediend.

Overwegingen

1.De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig is. Hieronder legt de rechtbank dat verder uit.
2. Een bezwaarschrift moet worden ingediend binnen zes weken nadat het besluit bekend is gemaakt (artikelen 6:7 en 6:8 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)). In artikel 3:41 van de Awb staat hoe dat bekendmaken gebeurt. In dit geval is het besluit bekendgemaakt op 29 februari 2020. Het bezwaarschrift had dus uiterlijk op 14 april 2020 door verweerder ontvangen moeten zijn. Verweerder heeft het bezwaarschrift ontvangen op 15 april 2020. Dat is dus te laat. De hoofdregel is dan dat verweerder het bezwaar niet inhoudelijk mag behandelen. Soms is dat anders. Dan is er een geldige reden waarom het bezwaarschrift te laat is ingediend. Het gaat dan om omstandigheden waar eiser niets aan kan doen.
3. Eiser zegt dat hij te laat was omdat hij rector is van een school en tijdens de coronacrisis heel druk bezig is geweest om het onderwijs weer op gang te brengen en te houden. Ook geeft eiser aan dat de gemeente niet of nauwelijks bereikbaar was om burgers te begeleiden en vragen te beantwoorden.
4. De rechtbank oordeelt dat dit geen geldige reden is voor het te laat indienen van het bezwaarschrift. Het is de verantwoordelijkheid van eiser om binnen het termijn van zes weken bezwaar in te dienen, of dat voor hem te laten doen, zo nodig op nader aan te voeren gronden (pro forma). Dat verweerder niet of nauwelijks bereikbaar was doet hier niets aan af, eiser had voor begeleiding en vragen hulp in kunnen schakelen van een deskundige.
5. Verweerder heeft dus terecht het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard. Het beroep is daarom kennelijk ongegrond (artikel 8:54 van de Awb).
6. Van een vergoeding van de proceskosten is geen sprake.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.C. Stijnen, rechter, in aanwezigheid van
K.F.K. Hoogbruin, griffier. De beslissing is uitgesproken op 18 januari 2021 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum op de stempel die hierboven staat. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.