ECLI:NL:RBMNE:2021:459

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
25 januari 2021
Publicatiedatum
9 februari 2021
Zaaknummer
UTR 20/3448
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring bezwaar inzake gemeentelijke heffingen

In deze zaak gaat het om het beroep van eiser tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van de gemeente Amersfoort, die het bezwaar van eiser niet-ontvankelijk heeft verklaard omdat het te laat was ingediend. De rechtbank heeft besloten om partijen niet uit te nodigen voor een zitting, omdat dit in deze zaak niet noodzakelijk werd geacht. De rechtbank heeft vastgesteld dat het bezwaarschrift binnen zes weken na bekendmaking van het besluit ingediend moet worden, conform de artikelen 6:7 en 6:8 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). In dit geval was het besluit bekendgemaakt op 31 januari 2020, waardoor het bezwaarschrift uiterlijk op 13 maart 2020 ontvangen had moeten zijn. Eiser heeft echter pas op 22 april 2020 het bezwaarschrift ingediend, wat te laat is.

Eiser heeft in het beroepschrift aangevoerd dat het bezwaarschrift op 9 maart 2020 door Cycloon Post is opgehaald en heeft bewijsstukken overgelegd. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de verzendadministratie niet voldoende bewijs levert dat het bezwaarschrift op tijd is verzonden. Verweerder heeft in zijn verweerschrift aangegeven dat er geen deugdelijke verzendadministratie is overgelegd en dat de hoorplicht niet is geschonden, omdat de gronden van bezwaar niet opgevraagd hoefden te worden. De rechtbank heeft het standpunt van verweerder onderschreven en vastgesteld dat het de verantwoordelijkheid van eiser is om aan te tonen dat het bezwaarschrift tijdig is verzonden.

De rechtbank heeft geconcludeerd dat het bezwaarschrift te laat is ingediend en dat verweerder het bezwaar terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard. Het beroep van eiser is daarom kennelijk ongegrond verklaard, en er is geen recht op vergoeding van proceskosten. De uitspraak is gedaan door mr. R.C. Stijnen en is openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 20 / 3448

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 25 januari 2021 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser,

(gemachtigde: Bc F.R. Eggink),
en

de heffingsambtenaar van de gemeente Amersfoort , verweerder.

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het beroep van eiser tegen de uitspraak op bezwaar van verweerder van 18 september 2020, waarin verweerder het bezwaar van eiser niet-ontvankelijk heeft verklaard omdat het te laat was ingediend.

Overwegingen

1.De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig is. Hieronder legt de rechtbank dat verder uit.
2. Een bezwaarschrift moet worden ingediend binnen zes weken nadat het besluit bekend is gemaakt (artikelen 6:7 en 6:8 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)).
In artikel 3:41 van de Awb staat hoe dat bekendmaken gebeurt. In dit geval is het besluit bekendgemaakt op 31 januari 2020. Het bezwaarschrift had dus uiterlijk op 13 maart 2020 door verweerder ontvangen moeten zijn. Verweerder heeft het bezwaarschrift ontvangen op 22 april 2020. Dat is dus te laat. De hoofdregel is dan dat verweerder het bezwaar niet inhoudelijk mag behandelen. Soms is dat anders. Dan is er een geldige reden waarom het bezwaarschrift te laat is ingediend. Het gaat dan om omstandigheden waar eiser niets aan kan doen.
3. Eiser stelt in het beroepschrift dat het bezwaarschrift op 9 maart 2020 is opgehaald door Cycloon Post . Hierbij heeft eiser als bewijsstuk de verzendadministratie van [juridisch bedrijf] van 9 maart 2020 meegezonden. Op 11 april 2020 heeft eiser nogmaals per e-mail het bezwaarschrift aan verweerder toegezonden, waardoor het onjuist is dat verweerder het bezwaarschrift pas op 22 april 2020 heeft ontvangen. Verder stelt eiser dat verweerder de gronden had moeten opvragen en dat zij niet gehoord zijn voordat verweerder tot het besluit is gekomen.
4. Verweerder heeft in zijn verweerschrift van 4 november 2020 aangegeven dat een bezwaarschrift op tijd is ingediend als het voor het einde van het termijn is ontvangen, maar ook als het voor het einde van die termijn ter post is bezorgd én binnen een week na afloop van die termijn is ontvangen. Verweerder is van mening dat dit hier niet het geval is. Verweerder stelt dat er uit de meegezonden verzendadministratie van eiser niet blijkt dat er sprake is van een deugdelijke verzendadministratie. Er wordt echter enkel een handgeschreven blad ingediend. Ook kan er uit dit stuk niet aannemelijk worden gemaakt dat dat bezwaarschrift op tijd is verzonden. Verder bevat de enveloppe waarin het bezwaarschrift is ontvangen geen datumstempel. Daarmee wordt niet aangetoond dat de post op tijd bij Cycloon Post is aangeboden. Indien wel is aangetoond dat het bezwaar op tijd is verzonden, is volgens verweerder het bezwaar alsnog buiten de verzendtermijn van één week ontvangen. Verder worden belanghebbenden in de gelegenheid gesteld om gehoord te worden, voordat het bestuursorgaan op bezwaar beslist (art. 7:2 van de Awb). In afwijking daarvan bepaalt artikel 25 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) dat de belanghebbenden slechts wordt gehoord op verzoek. Daarom vindt verweerder dat de hoorplicht niet is geschonden.
5. De rechtbank is het eens met het standpunt van verweerder. Het is de verantwoordelijkheid van eiser om aan te tonen dat het bezwaarschrift op tijd verzonden is. Met de verzendadministratie wordt niet aannemelijk gemaakt dat het bezwaarschrift op tijd is verzonden. Op de verzendadministratie staat het kenmerk en de verzenddatum. Dit is ondertekend door de secretaresse van [juridisch bedrijf] . Hieruit kan echter niet worden geverifieerd of het bezwaarschrift daadwerkelijk ter post is aangeboden. Wanneer een poststuk niet aangetekend wordt verzonden, neemt de verzender het risico dat niet aannemelijk kan worden dat het poststuk op tijd is verzonden. Dat eiser op 11 april 2020 per e-mail nogmaals het bezwaarschrift heeft verzonden, verandert de situatie niet. Het bezwaarschrift is dan alsnog ver buiten het termijn van zes weken ingediend. Ook stelt de rechtbank vast dat de hoorplicht niet is geschonden. Het bezwaarschrift was te laat ingediend en verweerder kon dan ook niet anders dan het bezwaar niet-ontvankelijk te verklaren waardoor van een zitting kon worden afgezien (art. 7:3 van de Awb). Verder heeft verweerder ook juist gehandeld door de gronden van bezwaar niet op te vragen. De gronden zien op de inhoud van het bezwaar, omdat het bezwaarschrift te laat is ingediend heeft verweerder alleen gekeken naar de ontvankelijkheid van het bezwaar.
5. Verweerder heeft dus terecht het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard. Het beroep is daarom kennelijk ongegrond (artikel 8:54 van de Awb).
6. Van een vergoeding van de proceskosten is geen sprake.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.C. Stijnen, rechter, in aanwezigheid van
K.F.K. Hoogbruin, griffier. De beslissing is uitgesproken op 25 januari 2021 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum op de stempel die hierboven staat. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.