ECLI:NL:RBMNE:2021:458

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
18 januari 2021
Publicatiedatum
9 februari 2021
Zaaknummer
UTR 20/686
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep wegens onbekende eiser

Op 18 januari 2021 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke zaak tussen een onbekende eiser(es) en de heffingsambtenaar van de gemeente Gooise Meren. De zaak, geregistreerd onder UTR 20/686, betreft een beroep dat is ingesteld door mr. D.A.N. Bartels MRE namens de onbekende eiser(es) tegen een uitspraak op bezwaar van de verweerder van 30 december 2019. De rechtbank heeft besloten om partijen niet uit te nodigen voor een zitting, omdat dit in deze zaak niet noodzakelijk werd geacht.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het beroepschrift niet voldoet aan de wettelijke eisen, waardoor inhoudelijke behandeling niet mogelijk is. In het beroepschrift heeft Bartels enkel vermeld dat het beroep is ingesteld namens een belanghebbende, zonder de identiteit van deze persoon te vermelden. Dit is in strijd met de artikelen 6:5 en 6:6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), die vereisen dat de identiteit van de eiser(es) bekend moet zijn voor afloop van de beroepstermijn. De beroepstermijn liep tot en met 10 februari 2020, maar Bartels heeft geen stukken overgelegd die de identiteit van de eiser(es) bevestigen.

De rechtbank concludeert dat het beroep niet-ontvankelijk is, omdat de identiteit van de eiser(es) niet binnen de gestelde termijn is bekendgemaakt. De rechtbank heeft ook aangegeven dat er geen aanleiding is voor een vergoeding van de proceskosten. De uitspraak is gedaan door rechter mr. R.C. Stijnen, in aanwezigheid van griffier K.F.K. Hoogbruin, en is openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummers: UTR 20 / 686, UTR 20 / 1263 en UTR 20 / 1264

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 18 januari 2021 in de zaak tussen

Onbekende eiser(es),

(beweerdelijk gemachtigde: mr. D.A.N. Bartels MRE),
en

de heffingsambtenaar van de gemeente Gooise Meren, verweerder.

Procesverloop

Mr. D.A.N. Bartels MRE (Bartels) heeft beweerdelijk namens onbekende eiser(es) beroep
ingesteld tegen een uitspraak op bezwaar van verweerder van 30 december 2019.

Overwegingen

1. De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig is. Het beroepschrift voldoet niet aan de wettelijke eisen, waardoor de rechtbank de zaak niet inhoudelijk kan behandelen. Hieronder legt de rechtbank dat verder uit.
2. In het beroepschrift heeft Bartels, volstaan met de vermelding dat het beroep is ingesteld namens belanghebbende met daarbij de opmerking dat de gemeente anoniem uitspraak heeft gedaan, zonder de gegevens van de persoon namens wie hij beroep instelt te vermelden. Het is vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) dat de artikelen 6:5 en 6:6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) er niet toe strekken om het mogelijk te maken beroep in te stellen namens nog onbekende personen. De in artikel 8:1, in samenhang met de artikelen 6:7 en 6:11 van de Awb, neergelegde regeling met betrekking tot de beroepstermijn brengt met zich dat de identiteit van degenen namens wie beroep wordt ingesteld, voor afloop van de beroepstermijn kenbaar moet zijn.
3. In dit geval liep de beroepstermijn tot en met 10 februari 2020. Bartels heeft binnen die termijn geen stukken overlegd waaruit de identiteit van degene namens wie hij beroep heeft ingesteld blijkt, zoals een machtiging met daarop de gegevens van eiser(es). De identiteit van eiser(es) was dus niet binnen de beroepstermijn bekend. Het is eveneens vaste rechtspraak van de Afdeling dat een dergelijk verzuim zich niet leent voor herstel. Dat betekent dat het beroep niet-ontvankelijk is.
4. Het beroep is kennelijk niet-ontvankelijk (artikel 8:54 Awb). Het beroep zal niet inhoudelijk worden behandeld.
5. Voor een vergoeding van de proceskosten is geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.C. Stijnen, rechter, in aanwezigheid van
K.F.K. Hoogbruin, griffier. De beslissing is uitgesproken op 18 januari 2021 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum op de stempel die hierboven staat. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.