ECLI:NL:RBMNE:2021:4570

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
22 september 2021
Publicatiedatum
22 september 2021
Zaaknummer
UTR 21/448
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing handhavingsverzoek met betrekking tot schrikhek bij fietsstraat en de noodzaak van een verkeersbesluit

In deze zaak hebben eisers, bewoners van woningen aan een fietsstraat, een handhavingsverzoek ingediend tegen het college van burgemeester en wethouders van de gemeente [gemeente] vanwege de plaatsing van een schrikhek aan het einde van de fietsstraat. Eisers stellen dat het schrikhek vrachtverkeer uitsluit en dat hiervoor een verkeersbesluit nodig is. Verweerder heeft het handhavingsverzoek afgewezen, stellende dat het schrikhek de toegang voor vrachtwagens niet onmogelijk maakt. De rechtbank heeft het beroep van eisers gegrond verklaard, omdat zij van mening is dat verweerder onvoldoende onderzoek heeft gedaan naar de impact van het schrikhek op de toegang voor verschillende categorieën weggebruikers. De rechtbank oordeelt dat het niet uitgesloten is dat vrachtwagens de fietsstraat niet kunnen inrijden door de plaatsing van het schrikhek. Verweerder moet nu een nieuw besluit nemen, waarbij rekening gehouden moet worden met de uitspraak van de rechtbank. Tevens is bepaald dat verweerder het griffierecht aan eisers moet vergoeden.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 21/448

uitspraak van de meervoudige kamer van 22 september 2021 in de zaak tussen

[eiser 1] , [eiser 2] en [eiser 3] , te [woonplaats] , eisers

en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente [verweerder] , verweerder

(gemachtigde: mr. S. Bonnet).
Als derde-partij neemt aan het geding deel:
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente [gemeente](gemachtigde: mr. R. Snijder).

Inleiding

1. Verweerder heeft vóór de percelen van eisers een fietsstraat aangelegd, die nu de ontsluiting is van hun woningen. [1] Enige tijd na de aanleg van deze fietsstraat heeft de gemeente [gemeente] aan het uiteinde van de fietsstraat, bij de aansluiting met de doorgaande [straat] , een zogenoemd schrikhek geplaatst. Eisers ervaren daarvan hinder, doordat het moeilijker is geworden om met de auto of met grotere voertuigen de fietsstraat in te rijden. Eisers hebben verweerder verzocht om handhavend op te treden tegen het geplaatste schrikhek. Volgens eisers was voor het plaatsen van het schrikhek een verkeersbesluit nodig, omdat het schrikhek categorieën weggebruikers uitsluit. Volgens verweerder was een verkeersbesluit niet nodig, omdat het schrikhek de fietsstraat weliswaar feitelijk versmalt, maar het aantal categorieën weggebruikers niet beperkt. Daarom heeft verweerder het handhavingsverzoek van eisers in het besluit van 4 maart 2020 (primair besluit) afgewezen.
2. In het besluit van 16 december 2020 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eisers tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
3. Eisers hebben tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
4. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
5. De rechtbank heeft het beroep op 30 juni 2021 op zitting behandeld. Namens eisers zijn verschenen [eiser 1] en [eiser 3] . Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde en door [A] (adviseur mobiliteit). Derde-partij heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde, door ing. [B] (projectleider) en door ing. [C] (verkeerskundig adviseur).

Overwegingen

6. Als maatregelen die worden genomen op de weg ertoe leiden dat het aantal categorieën weggebruikers dat van een weg of weggedeelte gebruik kan maken wordt beperkt of uitgebreid, moet voor die maatregelen een verkeersbesluit worden genomen. [2]
7. Eisers stellen zich op het standpunt dat vrachtwagens (zoals de vuilniswagen) de fietsstraat aan de zijde van het schrikhek niet kunnen inrijden. Dat hebben zij met een schaaltekening onderbouwd. Verweerder betwist niet dat vrachtwagens de fietsstraat aan de zijde van het schrikhek moeilijker in kunnen rijden, maar stelt zich op het standpunt dat dit niet onmogelijk is en dat vrachtwagens de fietsstraat ook via de andere kant kunnen inrijden.
8. De rechtbank is van oordeel dat verweerder de afwijzing van het handhavingsverzoek onvoldoende zorgvuldig heeft voorbereid. De rechtbank acht het in het licht van de stellingen van eisers niet uitgesloten dat een vrachtwagen van ongeveer 2,5 meter breed de fietsstraat niet kan inrijden aan de zijde van het schrikhek. De fietsstraat is ter hoogte van het schrikhek namelijk drie meter breed en een vrachtwagen die de fietsstraat wil inrijden moet daarbij een bocht maken vanaf de [straat] . Verweerder had in de stellingen van eisers en de tekening van de vrachtwagen die zij hebben overgelegd aanleiding moeten zien om onderzoek te doen naar de vraag of het schrikhek categorieën weggebruikers, zoals auto’s met aanhangers, vrachtwagens en vrachtwagencombinaties, beperkt. Dat is immers bepalend voor het antwoord op de vraag of een verkeersbesluit genomen had moeten worden. De stelling dat weggebruikers de fietsstraat ook aan de andere kant kunnen inrijden, betekent niet dat geen sprake is van een beperking waarvoor een verkeersbesluit nodig is. Immers, het schrikhek heeft ook gevolgen voor die weggebruikers en het zijn deze gevolgen waarnaar onderzoek moet worden gedaan. De beroepsgrond slaagt.
9. Het valt niet uit te sluiten dat verweerder het zorgvuldigheidsgebrek kan herstellen als uit nader onderzoek blijkt dat het aantal categorieën weggebruikers niet wordt beperkt door het schrikhek en een verkeersbesluit dus niet nodig is. Verweerder zal dan in de nieuwe beslissing op bezwaar moeten motiveren hoe hij tot die conclusie is gekomen. Als uit nader onderzoek blijkt dat het aantal categorieën weggebruikers wel wordt beperkt door het schrikhek, zal verweerder alsnog een verkeersbesluit moeten nemen. Omdat de uitkomt van de zaak in het licht hiervan nog onzeker is maakt de rechtbank geen gebruik van de mogelijkheid om het gebrek in het bestreden besluit via een bestuurlijke lus te laten herstellen.
10. Het beroep is gegrond en de rechtbank vernietigt het bestreden besluit. Verweerder moet een nieuw besluit nemen en rekening houden met deze uitspraak.
11. De rechtbank bepaalt dat verweerder aan eisers het door hen betaalde griffierecht moet vergoeden, omdat het beroep gegrond is. Er zijn geen voor vergoeding in aanmerking komende proceskosten.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 181,- aan eisers te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. K. de Meulder, voorzitter, en mr. B. Fijnheer en mr. J.L.W. Broeksteeg, leden, in aanwezigheid van mr. A.M. Slierendrecht, griffier. De beslissing is uitgesproken op 22 september 2021 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
griffier
voorzitter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Zie ook de uitspraak op de beroepen van eisers met nummer UTR 20/3450, UTR 20/3990 en UTR 21/370.
2.Artikel 15, tweede lid, van de Wegenverkeerswet 1994,