ECLI:NL:RBMNE:2021:4556

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
21 september 2021
Publicatiedatum
22 september 2021
Zaaknummer
UTR 21/2655
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid beroep wegens niet tijdig beslissen door verweerder in bestuursrechtelijke zaak

In deze zaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 21 september 2021 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen eiser en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Dronten. Eiser had eerder, op 12 januari 2021, een uitspraak verkregen waarin werd bepaald dat verweerder een persoonsgebonden budget (pgb) aan eiser diende toe te kennen voor de periode van 27 november 2019 tot 27 november 2020, evenals een vergoeding voor griffierecht en proceskosten. Eiser stelde verweerder in gebreke omdat er geen opvolging was gegeven aan deze uitspraak. Op 14 juni 2021 heeft eiser beroep ingesteld bij de rechtbank, omdat verweerder niet tijdig een besluit had genomen naar aanleiding van de eerdere uitspraak.

De rechtbank heeft in haar overwegingen vastgesteld dat eiser een beroepschrift kan indienen als verweerder niet tijdig een besluit neemt, maar dat verweerder in dit geval niet in gebreke was. De rechtbank oordeelde dat de eerdere uitspraak van 12 januari 2021 verweerder niet verplichtte om een formeel besluit te nemen, en dat er geen wettelijke basis was voor een dergelijk besluit in deze context. Hierdoor was er voor eiser geen mogelijkheid om in beroep te gaan tegen het niet tijdig nemen van een besluit. De rechtbank concludeerde dat als eiser uitvoering van de eerdere uitspraak wilde afdwingen, hij een civielrechtelijke procedure diende te starten.

De rechtbank verklaarde het beroep van eiser niet-ontvankelijk en gaf aan dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van het griffierecht. Ten overvloede werd opgemerkt dat verweerder inmiddels het pgb aan eiser had uitbetaald, maar dat er onduidelijkheid bestond over de vergoeding van de proceskosten en het griffierecht van de vorige procedure. Verweerder zou dit verder onderzoeken en zijn bevindingen delen met eiser. De uitspraak werd gedaan door rechter R.J.A. Schaaf, in aanwezigheid van mr. M. van Ettikhoven, en werd openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 21/2655

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 21 september 2021 in de zaak tussen

[eiser], eiser

(gemachtigde: mr. P.D. Koren)
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Dronten, verweerder

(gemachtigde: N. Martinus).

Inleiding en procesverloop

Bij uitspraak van 12 januari 2021 heeft de rechtbank -kort samengevat- bepaald dat verweerder aan eiser een persoonsgebonden budget (pgb) dient toe te kennen over de periode van 27 november 2019 tot 27 november 2020. Tevens dient verweerder aan eiser een bedrag van € 96,- aan griffierecht en een bedrag van € 1.068,- aan proceskosten te vergoeden.
Bij brief van 29 april 2021 heeft eiser verweerder in gebreke gesteld, omdat verweerder op dat moment nog geen gevolg had gegeven aan de uitspraak van 12 januari 2021.
Bij brief van 14 juni 2021 heeft eiser beroep ingesteld bij de rechtbank, omdat verweerder tot dan toe niet (tijdig) een besluit had genomen naar aanleiding van de uitspraak van
12 januari 2021.
Verweerder heeft een verweerschrift van 1 juli 2021 ingebracht.
Het onderzoek ter zitting heeft via Skypeverbinding plaatsgevonden op 14 september 2021. Eiser en zijn gemachtigde zijn verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser kan een beroepschrift indienen bij de rechtbank als verweerder niet tijdig een besluit neemt. Hiertoe dient verweerder in gebreke te zijn om tijdig een besluit te nemen. [1]
2. De uitspraak van 12 januari 2021 verplicht verweerder om tot feitelijke uitbetaling over te gaan van het pgb, het griffierecht en de proceskosten. De rechtbank heeft verweerder evenwel niet opgedragen om hiertoe een formeel besluit te nemen. Ook in de wet is geen aanknopingspunt te vinden op grond waarvan verweerder in dit soort gevallen een formeel besluit moet nemen. Hieruit vloeit voort dat verweerder niet in gebreke is geweest om een besluit te nemen. Er heeft voor eiser dan ook geen mogelijkheid opengestaan om tegen het niet tijdig nemen van een besluit in beroep te komen bij de bestuursrechter. Als eiser wil afdwingen dat verweerder uitvoering geeft aan de uitspraak van 12 januari 2021, dan dient hij een civielrechtelijke procedure te starten.
3. De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk. Voor een proceskostenveroordeling en voor vergoeding van het griffierecht is geen aanleiding.
4. Ten overvloede nog het volgende. Inmiddels is gebleken dat verweerder het pgb heeft uitbetaald aan eiser. Volgens verweerder heeft hij ook de proceskosten en het griffierecht van de vorige procedure vergoed, maar dit wordt door eiser ontkend. Verweerder heeft ter zitting toegezegd dat hij dit zal uitzoeken en zijn bevindingen zo spoedig mogelijk zal delen met (de gemachtigde van) eiser. Indien blijkt dat verweerder die bewuste bedragen inderdaad niet heeft vergoed, dan vertrouwt de rechtbank erop dat dit uiterlijk binnen één week na verzending van deze uitspraak alsnog gebeurt.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.J.A. Schaaf, rechter, in aanwezigheid van
mr. M. van Ettikhoven. De beslissing is uitgesproken op 21 september 2021 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.

Voetnoten

1.Zie artikel 6:12, eerste lid en tweede lid onder a, van de Algemene wet bestuursrecht