ECLI:NL:RBMNE:2021:4554

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
22 september 2021
Publicatiedatum
22 september 2021
Zaaknummer
16/093113-19 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van psychiater wegens ontuchtige handelingen met cliënt

Op 22 september 2021 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een psychiater, die beschuldigd werd van ontuchtige handelingen met een cliënt. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, in de periode van 1 maart 2017 tot en met 30 april 2017, ontucht heeft gepleegd met een vrouw die zich als patiënt aan zijn zorg had toevertrouwd. De zaak kwam aan het licht na een aangifte van de vrouw, die verklaarde dat de psychiater haar had verleid tot een intieme relatie, waarbij hij zijn professionele rol als behandelaar had misbruikt. Tijdens de zittingen op 7 april en 8 september 2021 zijn de standpunten van de officier van justitie, de verdediging en de benadeelde partij besproken. De rechtbank oordeelde dat het primair ten laste gelegde feit van verkrachting niet bewezen kon worden, maar dat de ontuchtige handelingen wel wettig en overtuigend bewezen waren. De verdachte werd veroordeeld tot een taakstraf van 60 uren en een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van één dag. Daarnaast werd de vordering van de benadeelde partij tot € 1.000,- toegewezen, als immateriële schadevergoeding. De rechtbank benadrukte de ernst van het feit en het misbruik van de vertrouwensrelatie tussen de psychiater en de patiënt.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummer: 16/093113-19 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 22 september 2021
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1942] te [geboorteplaats] (België),
wonende aan de [adres] te [woonplaats] (België),
hierna: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 7 april 2021 en 8 september 2021.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. M. Kamper en van hetgeen verdachte en zijn raadsman mr. O. Bolluyt, advocaat te Almere, alsmede de advocaat van de benadeelde partij mr. S.C. van Bunnik, advocaat te Amsterdam-Duivendrecht, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt erop neer dat verdachte:
primair
in de periode van 1 maart 2017 tot en met 30 april 2017 in Almere in zijn hoedanigheid als psychiater [slachtoffer] heeft verkracht;
subsidiair
in de periode van 1 maart 2017 tot en met 30 april 2017 in Almere in zijn hoedanigheid als psychiater meermalen ontucht heeft gepleegd met [slachtoffer] , die zich als patiënt aan zijn hulp of zorg had toevertrouwd.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het tenlastegelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

Vrijspraak voor het primair ten laste gelegde feit
De rechtbank acht, met de officier van justitie en de raadsman, het primair ten laste gelegde feit niet wettig en overtuigend bewezen en zal verdachte daarom van dit feit vrijspreken.
4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het subsidiair ten laste gelegde feit wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het subsidiair ten laste gelegde feit.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Partiële vrijspraak voor het subsidiair ten laste gelegde feit
Aan verdachte is subsidiair ten laste gelegd dat hij in de periode van 1 maart 2017 tot en met 30 april 2017 in Almere zijn penis in de vagina van aangeefster [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer] ) heeft geduwd en/of gebracht. Verdachte heeft dat ter zitting ontkend en bovendien verklaard dat hij niet tot deze handeling in staat was, omdat hij sinds 2014 kampt met erectieproblemen, hetgeen hij met een brief van zijn huisarts heeft onderbouwd.
[slachtoffer] heeft hierover een wisselende verklaring afgelegd en haar verklaring wordt op dit onderdeel naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende door andere bewijzen ondersteund. Zo is de verklaring van [slachtoffer] dat zij als gevolg van het handelen door verdachte zwanger is geraakt, niet nader onderzocht of met (medische) verklaringen onderbouwd. Weliswaar bevatten de Whatsapp-berichten tussen verdachte en [slachtoffer] teksten die kunnen duiden op een heimelijke intieme relatie tussen verdachte en [slachtoffer] , maar daaruit valt niet af te leiden dat seksueel binnendringen door verdachte heeft plaatsgevonden. Gelet op vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat het seksueel binnendringen niet wettig en overtuigend is bewezen.
Bewijsmiddelen [1] voor het subsidiair ten laste gelegde feit
1. Uit het
proces-verbaal van verhoor aangever [slachtoffer] [2] van 6 november 2017 volgt – zakelijk weergegeven – het volgende:
V: Tegen wie doe je aangifte?
A: [verdachte] .
V: Waar doe je aangifte van?
A: Van seksueel misbruik. Ik noemde het in het begin doktertje spelen.
V: Wanneer zou dit gebeurd zijn?
A: Ik dacht in april van dit jaar, 2017.
V: Waar zou het gebeurd zijn?
A: Bij mij thuis, in [woonplaats] .
V: Uit het informatieve gesprek heb ik begrepen dat je psychische problemen hebt. Je hebt daar tijdens het informatieve gesprek al iets over verteld. Ik heb ook begrepen dat je wegens deze problemen in behandeling bent geweest bij Dr. [verdachte] . Klopt dit?
A: Ik had eerst een andere arts, maar die ging iets anders doen. Ik kreeg toen [verdachte] . Ik vond het niet zo leuk eerlijk gezegd, ik hield niet van zijn opmerkingen en zijn Joodse mopjes.
V: Wat was Dr. [verdachte] voor soort dokter?
A: Hij zei dat hij ook neuroloog en wetenschappelijk onderzoeker was. Hij was ook psychiater. Hij wilde alles van mijn verleden weten, van al mijn familie.
V: Wat voor behandeling zou je krijgen bij Dr. [verdachte] ?
A: Voor mijn posttraumatische dystrofie.
V: Ging je naar hem toe omdat hij psychiater is?
A: Ja.
A: Hij zei dat hij bij me wilde eten. Hij is toen die dinsdag geweest en de woensdag daarna. Die woensdag had hij vis bij zich en daar heb ik toen een salade van gemaakt. De eerste keer dat hij bleef eten, at hij een broodje kaas. De tweede keer dat hij bleef eten had hij die vis meegenomen en de derde dag dat hij bleef eten had ik kalfsoester voor hem gehaald.
A: Nu ik erover nadenk, denk ik dat het broodje kaas op maandag was, de vissalade op dinsdag en de kalfsoester op woensdag.
A: Toen deed hij zijn tong in mijn mond en ik deed mijn tong in zijn mond, maar toen voelde ik de wortels bij zijn kronen in zijn mond en ben daar toen mee gestopt.
A: We hadden koffie gedronken en met elkaar gepraat. Toen zei hij ineens ‘‘Doe je broek en onderbroek uit”. Ik heb dat gedaan. We waren toen in de woonkamer. We zaten naast elkaar op de bank. Ik moest mijn ene ben op zijn schoot leggen en de andere op tafel. Hij zei dat ik dat moest doen. Hij ging toen met zijn vinger over de randjes van mijn vagina voelen. Hij bleef maar zeggen dat hij er niet achter kwam wat ik mankeerde. Hij heeft toen in mijn liezen gevoeld en daarna stopte het en heb ik me aangekleed.
Hij wilde op tijd weg om zijn administratie te doen. Hij was echter zijn tas vergeten en kwam
later terug om die op te halen. Ik had hem een appje gestuurd dat hij zijn tas was vergeten. Toen hij weer weg was heb ik hem en appje gestuurd waarin ik hem vroeg mijn sleutel terug te geven. De volgende ochtend zag ik hem aan komen lopen en zag ik dat hij 2 enveloppen in mijn brievenbussen gooide. 1 enveloppe was leeg en in de andere zat mijn huissleutel.
Hij ging dat weekend naar een congres en ik heb hem via de app gevraagd of we nog wel
professioneel met elkaar om konden gaan of dat ik een andere arts moest nemen. Hij zei dat ik bij hem moest blijven lopen. Dat was in maart of april 2017.
2. Als bijlage bij het proces-verbaal van bevindingen informatief gesprek zeden zijn foto’s gevoegd van de WhatsAppgesprekken tussen verdachte (hierna: V) en [slachtoffer] (hierna: A) [3] :
Datum: 24 maart 2017
A: ik mis u.
V: dit is nog een ziekte erbij!! Alleen voor mensen die een absoluut geheim kunnen houden is behandeling mogelijk.
A: haha liefde is geen ziekte toch iets van moeder natuur.
V: het beleven van de liefde is soms een absoluut geheim.
A: we zijn volwassen mensen sommige dingen deel je met niemand dat is privé.
V: absoluut privé en voor altijd???
A: ik ben geen 1 daags vlieg met 1 chromosoom. Ik hou van u welterusten voor straks.
A: ik ga u geheim vertellen schaamde een beetje ik schrok ook was orgasme bij in u spreekkamer. Ga vroeg onder de wol.
V: de brandweer komt voor je brand als er absolute geheimhouding is. En ik weet niet hoelang ik kan in A blijven dus wat dan??
A: wat bedoelt u, u maakt u zorgen om niks wij hebben privé ik kom op [adres] u geen kus geven camera is overal.
Datum: 27 maart 2017
V: ben je thuis om 17:30 u vandaag.
A: ja lieverd.
Datum: 29 maart 2017
A: u bent zwarte tas vergeten.
V: kom ze binnen 45 min halen.
A: ok schat.
Datum: 8 april 2017
A: ik hoop dat u nog professioneel met mij om kunt gaat maar u heeft me huissleutel nog wilt u die aan mij teruggeven.
3. [getuige 1] heeft in het
proces-verbaal van verhoor getuige [4] bij de rechter-commissaris van 6 november 2018 – zakelijk weergegeven - het volgende verklaard:
Wat is de aanleiding geweest om een melding te doen over de psychiater bij IGZ?
Mevrouw [slachtoffer] voelde een soort liefde met hem. Hij heeft haar verleid. Hij heeft haar verleid tot geheimhouding, er mocht niet over gesproken worden. Dat heb ik van hem en van haar gehoord. In de whatsapp berichten wordt ook gesproken over "geheim”.
Op 19 september 2017 heeft er een gesprek plaatsgevonden tussen u, mevrouw [slachtoffer] en de heer [A] . Wat is er in dat gesprek gezegd?
Mevrouw [slachtoffer] heeft zelf verteld wat er gebeurd is. Ik was behandelaar van haar. Zij dacht een relatie met de heer [verdachte] te hebben gehad. Ze waren intiem geweest. Hij had daar
gelogeerd. Hij had een sleutel van haar huis. Ze zagen elkaar in het weekend en in de avond.
4. [getuige 1] heeft in het
proces-verbaal van verhoor getuige [5] bij de rechter-commissaris van 3 juni 2021 – zakelijk weergegeven - het volgende verklaard:
Ik refereer aan blz. 2 van het verhoor van u als getuige op 6 november2018. Er is toen de vraag gesteld “Wat is de aanleiding geweest om... ik weet niet of die in het dossier zitten” (De rechter-commissaris houdt die alinea aan de getuige voor).
Mr. Bolluyt: zij heeft dat dus tegen u gezegd?
Ja. [verdachte] heeft daar zelf ook iets over gezegd
Heeft de heer [verdachte] , expliciet tegen u gezegd - of op een andere wijze kenbaar gemaakt -, dat er sprake was van een seksuele intieme relatie tussen hem en mevrouw [slachtoffer] ? Zo ja, hoe?
Ik weet de nuances niet meer, maar [verdachte] heeft in de confrontatie stap voor stap iets aangegeven, iets suggestiefs. Maar uiteindelijk zweeg hij.
Klopt het dat u hierover de heer [verdachte] geconfronteerd heeft?
Ja, ik heb hem erover gesproken en dan komt er steeds meer boven water, waardoor die verhalen een bepaalde kant op gingen. Uiteindelijk werd dat concreter en zweeg hij.
5. Verdachte heeft
ter terechtzittingvan 8 september 2021 verklaard:
Ik werkte in de periode tot eind april 2017 bij GGZ [locatie] als psychiater. Ik heb [slachtoffer] in de periode van maart tot en met april 2017 niet behandeld, maar als psychiater onderzocht ten einde een diagnose te kunnen stellen. Ik maakte daarbij ook gebruik van mijn ervaring als neuroloog en heb aandacht gegeven aan haar psychische en lichamelijke problemen. Ik heb haar bij haar thuis bezocht, drie keer. Het klopt dat ik mijn privénummer aan aangeefster heb gegeven. Het klopt dat aangeefster aan mij haar huissleutel heeft gegeven. Het klopt dat ik tegen aangeefster heb gezegd dat alleen voor mensen die een absoluut geheim kunnen houden, behandeling mogelijk is. Het klopt ook dat ik mijn tas een keer bij haar thuis ben vergeten en ik die in de avond ging ophalen.
Bewijsoverweging voor het subsidiair ten laste gelegde feit
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de verklaringen die [slachtoffer] heeft afgelegd onbetrouwbaar en ongeloofwaardig zijn en van het bewijs moeten worden uitgesloten.
De rechtbank heeft geconstateerd dat de verklaringen die [slachtoffer] bij GGZ [locatie] , bij de politie en de rechter-commissaris op een aantal punten inconsistent zijn. Deze omstandigheid vormt voor de rechtbank een reden om behoedzaam met deze verklaringen om te gaan. De rechtbank heeft echter ook geconstateerd dat de verklaringen op een groot aantal punten eensluidend zijn, worden bevestigd door de verklaring van verdachte ter zitting, steun vinden in de verschillende Whatsapp-berichten tussen [slachtoffer] en verdachte en in de verklaringen die Wondergem als getuige heeft afgelegd. De rechtbank ziet dan ook geen reden om de verklaringen van [slachtoffer] in het geheel als onbetrouwbaar dan wel ongeloofwaardig aan te merken en uit te sluiten van het bewijs.
Gelet op de verklaringen van [slachtoffer] en de verklaring die verdachte ter terechtzitting heeft afgelegd, bezien in onderling verband en in samenhang met de hiervoor vermelde Whatsapp-berichten, acht de rechtbank bewezen dat verdachte omstreeks de periode 1 maart tot en met 30 april 2017 terwijl hij werkzaam was als psychiater bij GGZ [locatie] , ontucht heeft gepleegd met [slachtoffer] die zich als cliënt/patiënt aan zijn hulp en zorg had toevertrouwd, door zijn tong in haar mond te brengen en door met zijn hand haar vagina te betasten.
Op basis van de bewijsmiddelen in onderling verband en samenhang bezien, concludeert de rechtbank dat tussen de verdachte en [slachtoffer] sprake was van een behandelrelatie en dat de afhankelijkheidsrelatie die bestond (de arts-patiënt relatie) een rol speelde bij de seksuele handelingen. Gezien haar kwetsbare situatie had [slachtoffer] de verdachte ten tijde van de seksuele handelingen immers als behandelaar nodig. Zo volgt immers ook uit haar bericht van 8 april 2017 aan verdachte, waarin zij schrijft dat zij hoopt dat verdachte nog professioneel met haar kan omgaan. Dat [slachtoffer] daarin wellicht ook initiatief heeft getoond en er geen sprake is geweest van dwang of geweld, doet niet af aan de afhankelijkheid van [slachtoffer] in haar relatie tot de verdachte en het vertrouwen dat zij in hem als haar behandelaar had gesteld en nog steeds stelde.
De rechtbank is van oordeel dat het brengen van de tong in de mond van aangeefster en het met zijn hand de vagina, althans schaamstreek, van aangeefster voelen te kwalificeren zijn als handelingen van seksuele aard die in strijd zijn met de sociaal-ethische norm. Verdachte heeft tijdens de huisbezoeken de hierboven vermelde ontuchtige handelingen gepleegd, terwijl aangeefster zich aan zijn hulp en zorg had toevertrouwd. Gelet hierop is de subsidiair ten laste gelegde ontucht wettig en overtuigend bewezen.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
in de periode van 1 maart 2017 tot en met 30 april 2017 te Almere, terwijl hij toen als psychiater werkzaam was bij GGZ [locatie] , ontucht heeft gepleegd met een vrouw genaamd [slachtoffer] die zich als cliënt/patiënt aan verdachtes hulp en zorg had toevertrouwd, hebbende hij, eenmaal
- zijn tong in de mond van die [slachtoffer] gebracht en
- met zijn hand de vagina, althans schaamstreek van die [slachtoffer] betast en aangeraakt.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
ontucht plegen als degene die werkzaam is in de gezondheidszorg of maatschappelijke zorg, met iemand die zich als patiënt of cliënt aan zijn hulp of zorg heeft toevertrouwd.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door haar bewezen geachte te veroordelen tot:
- een gevangenisstraf van 30 dagen, waarvan een gedeelte van 29 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren;
- een taakstraf van 150 uren, indien niet of niet naar behoren verricht, te vervangen door 75 dagen hechtenis.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat geen straf zou moeten volgen, nu algehele vrijspraak is bepleit.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van één en ander ter terechtzitting is gebleken. Daarbij heeft de rechtbank in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De aard en ernst van het feit
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het plegen van ontuchtige handelingen met [slachtoffer] , terwijl zij zich als zijn cliënt/patiënt aan zijn zorg had toevertrouwd. Dit vond plaats in haar eigen woning. [slachtoffer] is een kwetsbare vrouw met een voor verdachte door zijn relatie met haar als psychiater, kenbare problematiek. Dat hij zijn diagnose nog niet had gesteld, zoals hij ter zitting benadrukte, maakt dat niet anders. Verdachte heeft in zijn hoedanigheid als psychiater van [slachtoffer] de grenzen overschreden en door zijn handelen niet alleen een inbreuk gemaakt op de psychische en lichamelijke integriteit van [slachtoffer] , maar ook een sociaal-ethische norm overschreden. Verdachte was – als professional – juist degene die haar een veilige behandelomgeving had moeten bieden. Verdachte heeft zijn eigen behoeften kennelijk voorop gesteld en geen rekening gehouden met de mogelijke gevolgen van zijn handelen voor [slachtoffer] . Dat [slachtoffer] mogelijk gevoelens had voor verdachte, zoals getuige Wondergem heeft verklaard, of hem emotioneel onder druk heeft gezet, zoals verdachte zelf verklaarde ter zitting, maakt dat niet anders. Als dat al zo zou zijn geweest, dan had verdachte daar tegen bestand moeten zijn en [slachtoffer] tegen zich zelf in bescherming moeten nemen in plaats van op haar uitnodigingen (hij spreekt zelf van een uitnodiging om bij haar thuis haar diploma’s te komen bekijken) in te gaan. Verdachte heeft met zijn handelen het vertrouwen dat patiënten mogen stellen in hun behandelaar en de zekerheid dat zij zich bij hen veilig kunnen voelen, beschadigd. Verdachte had zich daarvan gelet op zijn positie rekenschap moeten geven en dienovereenkomstig moeten handelen. Tot slot heeft verdachte op geen enkele wijze verantwoordelijkheid genomen voor zijn daden. Dit alles rekent de rechtbank verdachte aan.
De persoon van verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister van 4 maart 2021 betreffende verdachte, waaruit blijkt dat verdachte in Nederland niet eerder is veroordeeld voor een strafbaar feit.
Verder heeft de rechtbank kennisgenomen van het reclasseringsrapport van 1 oktober 2020. Uit dit rapport blijkt dat de reclassering geen uitspraken kan doen over een eventuele recidivekans en zij daarom een straf zonder bijzondere voorwaarden adviseert. De reclassering vindt interventies of toezicht niet nodig.
De straf
Voor het bewezen verklaarde feit kan op grond van artikel 22b Sr niet worden volstaan met een taakstraf. De rechtbank acht een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van één dag passend en geboden.
De rechtbank acht daarnaast, gelet op de aard en ernst van het door verdachte gepleegde strafbare feit en de omstandigheden waaronder dit feit is begaan, de oplegging van een taakstraf passend en geboden. Bij het bepalen van de duur van de aan verdachte op te leggen taakstraf heeft de rechtbank aansluiting gezocht bij straffen zoals die in gelijksoortige zaken worden opgelegd. De rechtbank wijkt daarbij af van de eis van de officier van justitie, omdat zij tot een andere bewezenverklaring komt en omdat de rechtbank er rekening mee houdt dat inbreuk is gemaakt op het recht van verdachte om binnen een redelijke termijn te worden berecht.
Alles afwegende zal de rechtbank een taakstraf van 60 uren opleggen. Daarnaast ziet de rechtbank gelet op het advies van de reclassering geen aanleiding voor het opleggen van een voorwaardelijke gevangenisstraf (met bijzondere voorwaarden).

9.BENADEELDE PARTIJ

[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 5.000,-, bestaande uit immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte ten laste gelegde feit, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij geheel kan worden toegewezen te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel, nu deze voldoende is onderbouwd.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in haar vordering.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt op basis van de door en namens de benadeelde partij gegeven onderbouwing vast dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor onder het subsidiair bewezenverklaarde feit rechtstreeks immateriële schade heeft geleden, nu door verdachte inbreuk is gemaakt in haar persoonlijke levenssfeer en lichamelijke integriteit. Dit is ook door aangeefster onderbouwd. Rekening houdend met wat er in vergelijkbare gevallen aan schadevergoeding wordt toegekend, acht de rechtbank een immateriële schadevergoeding van € 1.000,- billijk. De rechtbank zal dit bedrag toewijzen, vermeerderd met de wettelijke rente gerekend vanaf 1 maart 2017.
De rechtbank zal de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk verklaren in de vordering. De benadeelde partij kan de vordering voor dat gedeelte bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Proceskosten
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Schadevergoedingsmaatregel
Ook wordt oplegging van de schadevergoedingsmaatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht, op de wijze zoals hieronder is opgenomen.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 9, 22c, 22d, 36f en 249 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het primair ten laste gelegde feit niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Bewezenverklaring
  • verklaart het subsidiair ten laste gelegde feit bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
  • verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
  • verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
  • verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
  • veroordeelt verdachte tot een
  • veroordeelt verdachte tot een
  • beveelt dat voor het geval de verdachte de taakstraf niet of niet naar behoren verricht de taakstraf wordt vervangen door 30 dagen hechtenis;
Benadeelde partij
  • veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer] van een bedrag van € 1.000,-, te vermeerderen met de wettelijke rente gerekend vanaf 1 maart 2017 tot aan de dag der algehele voldoening, bestaande uit immateriële schade;
  • verklaart de benadeelde partij voor wat betreft het meer gevorderde niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten
behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden
begroot op nihil;
  • legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer] aan de Staat € 1.000,- te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 maart 2017 tot aan de dag der algehele voldoening, bij niet betaling aan te vullen met twintig (20) dagen gijzeling;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeding van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.C. Danel, voorzitter, mrs. A.M. Loots en H.J. Bos, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S.Z. Turan, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 22 september 2021.
mr. M.C. Danel is buiten staat het vonnis te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
Hij in of omstreeks de periode van 1 maart 2017 tot en met 30 april 2017 te Almere, althans in het arrondissement Midden-Nederland door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) een vrouw, genaamd [slachtoffer] heeft gedwongen tot het ondergaan van (een) handeling(en) die bestond(en) uit het
seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , hebbende verdachte, meermalen, althans eenmaal (telkens)
- zijn penis in de vagina van die [slachtoffer] geduwd en/of gebracht en/of
- zijn tong in de mond van die [slachtoffer] gebracht en/of
- met zijn hand de vagina, althans schaamstreek van die [slachtoffer] betast en/of aangeraakt,
en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) hierin dat verdachte, als psychiater, in het kader van een behandeling van die [slachtoffer] terzake psychische klachten en als uitvloeisel van die behandeling,
- die [slachtoffer] in een afhankelijkheidsrelatie met hem, verdachte, heeft gebracht en/of
- een vertrouwensrelatie met die [slachtoffer] heeft opgebouwd en/of
- (- mede door het maken van misbruik van de, tijdens de behandeling verkregen, informatie over die [slachtoffer] -) een psychisch overwicht op die [slachtoffer] heeft opgebouwd/verworven en/of (als uitvloeisel) de wil van die [slachtoffer] heeft gemanipuleerd en/of
- misbruik heeft gemaakt van zijn overwicht op die [slachtoffer] voortvloeiende uit zijn werk als behandelaar/therapeut (psychiater)
en/of
- tegen die [slachtoffer] heeft gezegd: “ ga naar boven en kleed je vast uit, maar bewaar wat voor mij”, althans woorden van dergelijke strekking en/of aard en/of
- op die [slachtoffer] is gedoken en/of gaan liggen, terwijl die [slachtoffer] op haar rug op het bed lag en van hem, verdachte niets mocht doen en/of
- tegen die [slachtoffer] heeft gezegd dat zij op hem moest gaan liggen en/of hem moest likken en/of
- ( aldus) voor die [slachtoffer] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
Hij in of omstreeks de periode van 1 maart 2017 tot en met 30 april 2017 te Almere, althans in het arrondissement Midden-Nederland, terwijl hij toen als psychiater werkzaam was bij GGZ [locatie] , althans werkzaam in de gezondheidszorg en/of maatschappelijke zorg, ontucht heeft gepleegd met een vrouw genaamd [slachtoffer] die zich als cliënt/patiënt aan verdachtes hulp en/of zorg had toevertrouwd, hebbende hij verdachte, meermalen, althans eenmaal (telkens)
- zijn penis in de vagina van die [slachtoffer] geduwd en/of gebracht en/of
- zijn tong in de mond van die [slachtoffer] gebracht en/of
- met zijn hand de vagina, althans schaamstreek van die [slachtoffer] betast en/of aangeraakt.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreffen dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlage opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 12 februari 2019, genummerd 2017303937, opgemaakt door de politie Eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 63. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Pagina’s 26-37.
3.Pagina’s 22-35
4.Pagina’s 61-63.
5.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] bij de rechter-commissaris, pagina’s 1-4.