ECLI:NL:RBMNE:2021:455

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
3 februari 2021
Publicatiedatum
9 februari 2021
Zaaknummer
20/4115
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • mr. drs. R. In ’t Veld
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring van bezwaarschrift inzake gemeentelijk monument

In deze zaak gaat het om het beroep van eisers tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rheden, waarbij hun bezwaarschrift tegen de beperking van de aanwijzing als gemeentelijk monument van een pand niet ontvankelijk is verklaard. Het besluit waartegen beroep is ingesteld, dateert van 12 oktober 2020. Eisers hebben hun beroep aanvankelijk ingediend bij de rechtbank Gelderland, die het vervolgens heeft overgedragen aan de rechtbank Midden-Nederland.

De rechtbank heeft in haar overwegingen vastgesteld dat zij partijen niet uitnodigt voor een zitting, omdat dit in deze zaak niet nodig is. De rechtbank verwijst naar vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, waarin is bepaald dat natuurlijke personen alleen belanghebbende zijn bij een besluit tot aanwijzing als monument als zij eigenaar of zakelijk gerechtigde zijn van het object. Eisers, die aan een ander adres wonen, zijn geen zakelijk gerechtigden van het pand dat als gemeentelijk monument is aangewezen.

Eisers hebben betoogd dat de rechtspraak van de ABRS niet op hen van toepassing is, omdat zij bezwaar maken tegen het verwijderen van een gebouw uit de redengevende beschrijving voor de aanwijzing als gemeentelijk monument. De rechtbank kan hen echter niet volgen in deze redenering en concludeert dat het intrekken van de monumentale status voor een deel van een object ook onder de noemer van aanwijzing valt. Daarom komt de rechtbank niet toe aan de overige gronden van het beroep.

De rechtbank heeft geoordeeld dat verweerder het bezwaar terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard en heeft het beroep kennelijk ongegrond verklaard. Eisers krijgen geen gelijk en er wordt geen vergoeding van proceskosten toegekend. De uitspraak is gedaan door mr. drs. R. In ’t Veld en is openbaar gemaakt op 3 februari 2021.

Uitspraak

RECHTBANK

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 20/4115

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 4 februari 2021 in de zaak tussen

[eiser 1] en [eiser 2] , wonende te [woonplaats] , eisers

(gemachtigde: mr. J. Veltman),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rheden, verweerder.

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het beroep van eisers tegen het besluit van verweerder van
12 oktober 2020. Bij dit besluit is het bezwaarschrift van eisers, gericht tegen de beperking van de aanwijzing als gemeentelijk monument van het pand aan de [adres 1] te [plaats] , niet ontvankelijk verklaard.
Eiseres hebben bij brief van 11 november 2020 beroep tegen dit besluit ingesteld bij de rechtbank Gelderland. Deze rechtbank heeft het beroep vervolgens overgedragen aan de rechtbank Midden-Nederland.

Overwegingen

1.De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig is. Hieronder legt de rechtbank dat verder uit.
2. Volgens vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRS) zijn natuurlijke personen belanghebbende bij een besluit tot het al dan niet aanwijzen als monument van een object, wanneer zij de eigenaar of anderszins zakelijk gerechtigde zijn van dat aan te wijzen object. Omwonenden, huurders en andere gebruikers zijn geen belanghebbende bij een dergelijk besluit.
3. Eisers wonen aan de [adres 2] te [plaats] en bestrijden niet dat zij geen zakelijk gerechtigden zijn van de [adres 1] . Eisers menen dat de bovengenoemde vaste rechtspraak van de ABRS in hun situatie niet van toepassing is, omdat zij bezwaar maken tegen het verwijderen van het gebouw dat als koetshuis wordt beschreven uit de redengevende beschrijving voor de aanwijzing als gemeentelijk monument. De genoemde rechtspraak gaat daarentegen over het aanwijzen als gemeentelijk monument.
4. De rechtbank kan eisers niet volgen in deze redenering. In de uitspraken van februari 2011 (zie ECLI:NL:RVS:2011:BP5479, overweging 2.3.1 eerste alinea), waarin de kring van belanghebbenden bij een aanwijzing tot een monument is beschreven, heeft de ABRS immers uitdrukkelijk overwogen dat in de rechtspraak een nadere invulling is gegeven van het belanghebbendebegrip “…bij een besluit tot het al dan niet aanwijzen …als monument.”
Naar het oordeel van de rechtbank valt het intrekken van de monumentale status voor een deel van een object – niet langer aanwijzen - hier logischerwijze ook onder. Aan een bespreking van de overige gronden van het beroep van eisers komt de rechtbank daarom niet toe.
5. Verweerder heeft het bezwaar dus terecht niet-ontvankelijk verklaard. Het beroep is daarom kennelijk ongegrond (artikel 8:54 van de Awb).
6. Eisers krijgen geen gelijk en daarom ook geen vergoeding van hun proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. drs. R. In ’t Veld, rechter, in aanwezigheid van
P.W. Hogenbirk, griffier. De beslissing is uitgesproken op 3 februari 2021 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum op de stempel die hierboven staat. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.