In deze zaak, die diende voor de Rechtbank Midden-Nederland op 15 september 2021, heeft eiser, h.o.d.n. [handelsnaam], een vordering ingesteld tegen gedaagde, wonende te [woonplaats 2], met betrekking tot een overeenkomst voor een persoonlijkheidsonderzoek ten behoeve van [A (voornaam)]. Eiser vordert een bedrag van € 3.445,00, vermeerderd met buitengerechtelijke kosten en wettelijke rente, omdat gedaagde een eerder bedrag van € 1.150,00 niet heeft voldaan. Gedaagde heeft de overeenkomst ontbonden en stelt dat zij gedwaald heeft bij het aangaan van de overeenkomst, dan wel dat eiser zijn verplichtingen niet is nagekomen.
De procedure omvatte verschillende conclusies van partijen, waarin zij hun standpunten uiteenzetten. Eiser heeft gesteld dat de overeenkomst duidelijk was en dat gedaagde het verschuldigde bedrag niet heeft betaald. Gedaagde heeft echter betwist dat er een uurtarief was afgesproken en heeft aangevoerd dat zij niet in gebreke heeft gesteld voordat zij de overeenkomst heeft ontbonden. De kantonrechter heeft geoordeeld dat eiser niet heeft aangetoond dat er een uurtarief was afgesproken en dat gedaagde haar verplichtingen uit de overeenkomst is nagekomen door het bedrag van € 1.150,00 te betalen.
In reconventie heeft gedaagde een vordering ingesteld tot terugbetaling van het betaalde bedrag, maar de kantonrechter heeft geoordeeld dat gedaagde niet op de juiste wijze de overeenkomst heeft ontbonden, omdat eiser niet in gebreke was gesteld. De vorderingen van zowel eiser als gedaagde zijn afgewezen, en de proceskosten zijn toegewezen aan de in het ongelijk gestelde partij.