ECLI:NL:RBMNE:2021:4526
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van beroep inzake Wob-verzoek door Stichting een Dier een Vriend
In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, gedateerd 31 augustus 2021, wordt het beroep van Stichting een Dier een Vriend tegen de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit niet-ontvankelijk verklaard. De zaak betreft een Wob-verzoek dat door de stichting was ingediend, maar waar de minister niet tijdig op had beslist. De rechtbank had eerder, op 25 januari 2021, bepaald dat de minister binnen acht weken op het verzoek moest beslissen en een dwangsom van € 100,- per dag moest betalen bij overschrijding van deze termijn, met een maximum van € 15.000,-. De eiseres stelt dat de minister deze termijn heeft overschreden en dat het beroep daarom ontvankelijk is.
De rechtbank overweegt dat de minister inderdaad de beslistermijn heeft overschreden, maar dat het beroep niet-ontvankelijk is omdat het Wob-verzoek niet door de oorspronkelijke verzoeker is ingediend. De minister stelt dat het verzoek is ingediend door de voorzitter van de stichting, die inmiddels is overleden, en dat het verzoek niet door een ander kan worden voortgezet. De rechtbank volgt deze redenering niet, omdat er een machtiging is die aantoont dat het verzoek namens de stichting is ingediend. Bovendien is het beroep eerder door de rechtbank geaccepteerd, waardoor er geen twijfel bestaat over de ontvankelijkheid.
De rechtbank concludeert dat de dwangsomperiode nog niet was verstreken op het moment dat het beroep werd ingediend, en dat de prikkel voor de minister om een besluit te nemen nog aanwezig was. Daarom wordt het beroep niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank wijst erop dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door rechter L.M. Reijnierse, in aanwezigheid van griffier J. Fagel, en zal openbaar worden gemaakt op rechtspraak.nl.