ECLI:NL:RBMNE:2021:4494

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
16 september 2021
Publicatiedatum
16 september 2021
Zaaknummer
UTR 21/1238
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag medische urgentie voor woningtoewijzing door gemeente Utrecht

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 16 september 2021 uitspraak gedaan in een beroep tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht. Eiser, die sinds 2014 in een eengezinswoning woont met zijn gezin, had een aanvraag ingediend voor medische urgentie voor woningtoewijzing vanwege zijn lichamelijke beperkingen en de beperkte ruimte in zijn huidige woning. De gemeente heeft deze aanvraag afgewezen, omdat eiser niet aan de voorwaarden voor urgentie voldeed, zoals neergelegd in de Huisvestingsverordening Regio Utrecht 2019. Eiser heeft tegen deze afwijzing beroep ingesteld, waarbij hij stelde dat hij voldoende inspanningen had verricht om zelf een oplossing te vinden voor zijn huisvestingsproblematiek.

De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser sinds zijn inschrijving bij WoningNet slechts eenmaal op woningaanbod heeft gereageerd en dat hij niet voldoende heeft aangetoond dat hij zelf naar een oplossing heeft gezocht. De rechtbank oordeelde dat de gemeente terecht heeft geconcludeerd dat eiser niet voldeed aan de voorwaarden voor urgentie. Daarnaast heeft de rechtbank de medische adviezen van Oreon in overweging genomen, waaruit bleek dat er geen onhoudbare medische problematiek was die een verhuizing noodzakelijk maakte. De rechtbank heeft geoordeeld dat de gemeente in redelijkheid geen urgentie kon verlenen en dat de beroepsgrond van eiser niet slaagde.

De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn op de hoogte gesteld van de beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 21/1238

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 16 september 2021 in de zaak tussen

[eiser] , te [plaats] , eiser

(gemachtigde: mr. A.E.M.C. Koudijs),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht, verweerder

(gemachtigde: mr. W. van Beveren).

Procesverloop

In het besluit van 19 augustus 2020 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser om medische urgente voor woningtoewijzing afgewezen.
In het besluit van 3 februari 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 15 juni 2021 via een Skype-beeldverbinding. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Inleiding
1. Eiser, geboren op [1970] , woont sinds 18 maart 2014 op het adres [adres] in [plaats] in een eengezinswoning. Vanaf 2 januari 2019 zijn zijn echtgenote en vier kinderen bij hem komen inwonen. De kinderen hebben de leeftijd van 1 tot 8 jaar oud. Om het weekend komen daarnaast nog twee kinderen uit een eerdere relatie bij eiser en zijn gezin logeren. Tijdens de zitting heeft eiser verklaard dat zijn echtgenote momenteel weer in verwachting is en dat de baby in oktober 2021 wordt geboren.
2. Op 26 mei 2020 heeft eiser een aanvraag ingediend voor een urgentie voor toewijzing van een andere woning, om medische redenen. Bij deze aanvraag heeft eiser aangegeven dat hij lichamelijk beperkt is (mindervalide en herniaklachten) en dat hij veel problemen ondervindt met traplopen. Dit verergert zijn rugklachten. Ook heeft hij geestelijke klachten. Daarnaast is er sprake van ruimtegebrek in de woning, die drie slaapkamers heeft. De kinderen hebben geen eigen slaapkamer en de ouders geen privacy.
Het bestreden besluit
3. Verweerder heeft de aanvraag afgewezen omdat eiser niet voldoet aan de algemene voorwaarden [1] zoals neergelegd in de Huisvestingsverordening Regio Utrecht 2019 (de Huisvestingsverordening). Eiser heeft sinds zijn inschrijving bij WoningNet op 4 december 2014 slechts eenmaal gereageerd op het woningaanbod. Hierdoor heeft eiser niet aangetoond eerst zelf naar een oplossing te hebben gezocht. Daarnaast heeft Het Vierde Huis aan een medisch adviseur van Oreon verzocht om medisch advies uit te brengen over de situatie van eiser. Volgens dat advies is er geen medische urgentie [2] voor andere woonruimte. Het huisartsenjournaal, dat in de bezwaarprocedure aan de medisch adviseur van Oreon voor een aanvullende reactie is voorgelegd, heeft niet tot een ander advies geleid. Evenmin heeft verweerder aanleiding gezien voor toepassing van de hardheidsclausule.
Conclusie van de rechtbank
4. De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat eiser niet voldoet aan de voorwaarden voor urgentieverklaring. Aan de hand van de beroepsgronden van eiser zal de rechtbank hierna bespreken hoe zij tot dit oordeel is gekomen.
Zelf zoeken naar een oplossing
5. Eiser voert aan dat verweerder zich ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat eiser niet heeft aangetoond eerst zelf naar een oplossing te hebben gezocht. Eiser heeft zijn positie op WoningNet realistisch geïnventariseerd en geoordeeld dat hij, gelet op de grote groep woningzoekenden en het minieme aanbod aan woningen, weinig tot geen kans maakte op een woning. Eiser heeft vervolgens wel actie ondernomen om zijn huisvestingsproblematiek zelf op te lossen. Zo heeft hij woningruiladvertenties geplaatst, meerdere malen gereageerd op woningruiladvertenties van anderen en geflyerd. Eiser heeft niet beperkt in zijn zoektocht naar een andere woning, door noch in de woningruiladvertentie, noch in de flyer aan te geven dat de nieuwe woning traploos moet zijn.
6. Verweerder heeft naar het oordeel van de rechtbank voldoende toegelicht dat niet is gebleken dat eiser zelf voldoende inspanningen heeft verricht om een passende woning te vinden. In artikel 2.5.1, lid 2, onder e van de Huisvestingsverordening staat dat de woningzoekende eerst zelf naar een oplossing moet hebben gezocht om het probleem op te lossen. Eiser heeft niet weersproken dat hij sinds zijn inschrijving bij WoningNet op 4 december 2014 tot aan het bestreden besluit slechts één keer op het woningaanbod heeft gereageerd. De rechtbank is het met verweerder eens dat het niet reageren op woningen omdat eiser dat niet realistisch vond gelet op de wachttijd en het geringe woningaanbod, geen reden is om helemaal niet meer te reageren op het woningaanbod van WoningNet. Verweerder heeft in het verweerschrift toegelicht dat eiser twee keer in de week kan reageren en dat ook lotingwoningen worden aangeboden, waarvoor de wachttijd niet doorslaggevend is. Verweerder heeft verder op zitting aangegeven dat het er om gaat dat je kunt aantonen dat je pogingen hebt gedaan om een woning te vinden. Reacties op WoningNet zijn zichtbaar, zodat verweerder inzicht heeft op welke soort woningen eiser reageert. Dat eiser op een andere manier naar woonruimte heeft gezocht, via flyeren en woningruiladvertenties leidt niet tot een ander oordeel. Verweerder heeft kunnen vinden dat dit onvoldoende is om vast te stellen dat eiser er alles aan heeft gedaan om het probleem eerst zelf op te lossen. Verweerder heeft daarbij van belang mogen vinden dat niet blijkt hoe vaak eiser heeft geflyerd, waar hij dit heeft gedaan en wat hij precies heeft gevraagd. In de woningruiladvertentie heeft eiser gevraagd om een bepaald type woning dat schaars is. Weinig mensen zullen bovendien een grotere eengezinswoning willen ruilen voor een kleinere. Daarnaast heeft verweerder het opvallend mogen vinden dat eiser in de woningruiladvertentie aangeeft dat hij een eengezinswoning wenst, terwijl eiser eveneens aangeeft problemen te hebben met traplopen.
7. Nu eiser niet aan de algemene voorwaarden van de Huisvestingsverordening voldoet, komt hij niet voor urgentie in aanmerking. De beroepsgrond slaagt derhalve niet.
De medische problematiek
8. Eiser stelt dat hij zijn medische problematiek voldoende heeft onderbouwd met medische objectiveerbare stukken. Eiser betreurt het dat de medisch adviseur van Oreon zijn eerdere advies ook na bezwaar handhaaft en concludeert dat er geen medische redenen aanwezig zijn om een medische urgentie te verlenen.
9. De rechtbank stelt vast dat de medisch adviseur van Oreon op 11 augustus 2020 en in zijn aanvullend advies van 22 december 2020 heeft geoordeeld dat er geen onhoudbare medische problematiek is gerelateerd aan de huidige woning, die verhuizing naar een andere woning op korte termijn noodzakelijk maakt. Een advies van Oreon is aan te merken als een deskundigenadvies. Als verweerder een advies van Oreon aan zijn besluitvorming ten grondslag legt, moet hij zich ingevolge artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) ervan vergewissen dat dit advies naar wijze van totstandkoming zorgvuldig is en naar inhoud inzichtelijk en concludent is. Als verweerder heeft voldaan aan deze op hem rustende vergewisplicht, mag hij in beginsel uitgaan van de juistheid van het advies. Eventueel kan een belanghebbende de uitkomst van een medisch advies bestrijden door overlegging van een contra-expertise.
10. De rechtbank is van oordeel dat het advies en de aanvullende rapportage van Oreon zorgvuldig tot stand zijn gekomen. Eiser heeft ook geen contra-expertise overgelegd of andere concrete aanknopingspunten voor twijfel aangevoerd en dit betekent dat verweerder mocht uitgaan van het advies. Verweerder heeft op basis hiervan dus kunnen concluderen dat er geen sprake is van medisch onhoudbare problematiek, die tot een medische urgentie zou moeten leiden.
11. Ter zitting is ter sprake gekomen dat als eiser in aanmerking wil komen voor een nultreden woning, het op zijn weg ligt om daarvoor een indicatie aan te vragen. Dergelijke woningen worden met voorrang aan die doelgroep toegewezen. Dit gaat buiten het urgentietraject om. Daarvoor moet eiser zich aanmelden bij Het Vierde Huis.
Ruimtegebrek
12. Eiser heeft aangevoerd dat de woning te krap wordt met vier kinderen, waaronder een tweeling, een baby op komst en de twee kinderen uit eisers eerdere relatie die om het weekend komen logeren. De woning heeft slechts drie slaapkamers, waardoor er gebrek aan privacy is. Bovendien heeft eiser problemen met traplopen.
13. De rechtbank volgt verweerder zijn standpunt dat ruimtegebrek geen grond voor urgentie oplevert. Verweerder heeft toegelicht dat veel situaties die vroeger tot urgentie leidden, in de huidige Huisvestingsverordening niet meer als noodsituatie gelden. Problemen bij gebrek aan woonruimte, zoals kamertekort na gezinsuitbreiding, leiden niet meer tot urgentie [3] . Dergelijke omstandigheden staan ook niet vermeld in de Huisvestingsverordening bij bijvoorbeeld de sociale of maatschappelijke gronden voor urgentie [4] .
Hardheidsclausule
14. Verweerder heeft toegelicht dat, gelet op het beperkte woningaanbod in de regio Utrecht, de hardheidsclausule slechts wordt toegepast in zeer incidentele gevallen, zoals een levensbedreigende of daarmee vergelijkbare situatie. Dat komt omdat de hardheidsclausule een ‘uitzondering op de uitzondering is’. Urgentieregels maken al een uitzondering op de normale verdeling van beschikbare woonruimte in de regio, en de hardheidsclausule is daarop weer een uitzondering.
15. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder in redelijkheid geen aanleiding hoeven zien om eiser met toepassing van de hardheidsclausule een urgentieverklaring te verlenen. Uit de stukken en uit wat eiser naar voren heeft gebracht blijkt niet dat er sprake is van een levensbedreigende of daarmee vergelijkbare schrijnende situatie, die is ontstaan door de woonsituatie.
16. Het beroep is ongegrond.
17. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.C. Verra, rechter, in aanwezigheid van mr. M.M. van Luijk-Salomons, griffier. De uitspraak is uitgesproken op 16 september 2021 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
griffier
De rechter is verhinderd
de uitspraak te ondertekenen
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.neergelegd in artikel 2.5.1, tweede lid, onder e, van de Huisvestingsverordening
2.artikel 2.5, eerste lid, onder b, van de Huisvestingsverordening
3.Artikel 2.5.1 van de Huisvestingsverordening en de toelichting hier op.
4.Artikel 2.5.1a en 2.5.1e van de Huisvestingsverordening