ECLI:NL:RBMNE:2021:4492

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
18 augustus 2021
Publicatiedatum
16 september 2021
Zaaknummer
C/16/513377 / HL ZA 20-353
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot nakoming van afspraken over bonus en financiering van een catalogus in het kader van een overeenkomst van opdracht tussen curator en stichting

In deze zaak heeft eiseres, als curator, een vordering ingesteld tegen gedaagde, een stichting, met betrekking tot een overeenkomst van opdracht voor het organiseren van een overzichtstentoonstelling. Eiseres vordert betaling van een bonus van € 18.000,- en € 33.865,- voor de kosten van een dissertatie. De rechtbank heeft op 18 augustus 2021 vonnis gewezen, waarin de vorderingen van eiseres zijn afgewezen. De rechtbank oordeelt dat eiseres niet voldoende heeft aangetoond dat de financiële targets, die in de opdrachtovereenkomst zijn opgenomen, zijn behaald. Eiseres heeft geen bewijs geleverd van de gerealiseerde inkomsten uit subsidies, wat essentieel was voor het recht op de bonus. Daarnaast oordeelt de rechtbank dat uit de opdrachtovereenkomst niet kan worden afgeleid dat gedaagde verplicht was om de kosten van de dissertatie te vergoeden. De afspraken over de catalogus en de dissertatie zijn niet schriftelijk vastgelegd, en de rechtbank concludeert dat gedaagde niet gehouden is om de kosten van de dissertatie te dragen. Eiseres wordt veroordeeld in de proceskosten van gedaagde, die zijn begroot op € 4.270,-.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
handelskamer
locatie Lelystad
zaaknummer / rolnummer: C/16/513377 / HL ZA 20-353
Vonnis van 18 augustus 2021
in de zaak van
[eiseres],
wonende te [woonplaats] ,
eiseres,
advocaat mr. P.J. de Booij te Almere,
tegen
de stichting
[gedaagde],
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
gedaagde,
advocaat mr. F.W. Huizinga te Haarlem.
Partijen zullen hierna [eiseres] en [gedaagde] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 3 februari 2021,
  • de aanvullende producties van [eiseres] , ontvangen door de rechtbank op 16 en 25 juni 2021,
  • het proces-verbaal van mondelinge behandeling van 2 juli 2021.
1.2.
Ten slotte heeft de rechtbank bepaald dat vonnis zal worden gewezen.

2.Waar gaat het over?

2.1.
[eiseres] heeft als curator voor [gedaagde] op basis van een opdrachtovereenkomst een overzichtstentoonstelling van het werk van [naam kunstenaar] georganiseerd. Partijen hebben in de overeenkomst ook afspraken gemaakt over de kosten van de tentoonstellingscatalogus die tevens de dissertatie van [eiseres] zou vormen en over een aan [eiseres] uit te betalen bonus. [eiseres] wil dat [gedaagde] de kosten van de dissertatie betaalt en de overeengekomen bonus uitkeert. [gedaagde] vindt dat zij daartoe niet verplicht is.
Welke vorderingen heeft [eiseres] ingesteld?
2.2.
[eiseres] vordert van [gedaagde] betaling van € 18.000,- voor de bonus en € 33.865,- voor de dissertatie, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente. [eiseres] legt aan haar vorderingen samengevat het volgende ten grondslag. Partijen zijn in de opdrachtovereenkomst een bonus overeengekomen als bepaalde financiële targets zouden worden behaald. Die targets zijn behaald zodat [gedaagde] de bonus aan [eiseres] moet uitkeren. Daarnaast moet uit de opdrachtovereenkomst en het bijbehorende convenant worden afgeleid dat [gedaagde] de productiekosten van de dissertatie van [eiseres] moet dragen. Daaraan doet niet af dat ten behoeve van de tentoonstelling ook een andere (publieksvriendelijke) catalogus is geproduceerd.
Welke verweren heeft [gedaagde] gevoerd?
2.3.
[gedaagde] voert verweer en onderbouwt dat samengevat als volgt. De financiële targets zijn niet gehaald zodat [eiseres] geen recht heeft op de bonus zoals vermeld in de opdrachtovereenkomst. [gedaagde] heeft alle beschikbare informatie hierover aangeleverd. Daarnaast hebben partijen niet afgesproken dat [gedaagde] alle productiekosten van de dissertatie van [eiseres] zou dragen. [gedaagde] zou de kosten van de catalogus van de tentoonstelling op zich nemen en heeft dat ook gedaan. [gedaagde] heeft [eiseres] verder aangeboden om € 10.000,- aan haar dissertatie bij te dragen, maar dat aanbod heeft [eiseres] geweigerd. De vorderingen van [eiseres] moeten daarom worden afgewezen, aldus [gedaagde] .
Tot welk oordeel komt de rechtbank?
2.4.
De rechtbank komt tot het oordeel dat de vorderingen van [eiseres] niet toewijsbaar zijn. Ten eerste heeft [eiseres] onvoldoende duidelijk gemaakt dat de financiële targets zijn behaald, zodat zij geen recht heeft op betaling van de bonus. Daarnaast geldt voor de dissertatie dat uit de opdrachtovereenkomst niet kan worden afgeleid dat [gedaagde] , naast de kosten van een tentoonstellingscatalogus, ook alle kosten van de dissertatie van [eiseres] zou dragen. [gedaagde] hoeft daarom niet de productie- en publicatiekosten van de dissertatie van [eiseres] te vergoeden.
2.5.
De rechtbank zal het oordeel hierna motiveren. De opdrachtovereenkomst en de overige afspraken tussen partijen komen eerst aan de orde. Daarna gaat de rechtbank achtereenvolgens in op de bonus, de productiekosten van de dissertatie en de conclusies in deze procedure.

3.De motivering van het oordeel

De opdrachtovereenkomst en het project
3.1.
[eiseres] en [gedaagde] hebben op 15 november 2016 een overeenkomst van opdracht gesloten. Over de invulling van de opdracht is in art. 1 van de overeenkomst het volgende bepaald:

1. Opdrachtgever geeft Opdrachtnemer onder de in deze overeenkomst opgenomen voorwaarden, hierbij de opdracht tot het verrichten van de navolgende werkzaamheden:
• Het maken van een tentoonstellingsconcept en een projectplan inclusief een begroting en dat na acceptatie uitvoeren. Specifiek: samenstellen van de tentoonstelling uit de diverse collecties waarin werk van [naam kunstenaar] is opgenomen. Thematisch kunnen verbanden worden gelegd met andere kunstenaars uit een internationaal bereik.
• Opdrachtnemer zal zich samen met opdrachtgever tot het uiterste inspannen de in de begroting opgenomen inkomsten uit subsidies en sponsoring gedurende de loop van het project te verwerven.
• in het bijzonder zal Opdrachtnemer de contacten voeren met eigenaren van het werk in binnen- en buitenland en het van het bruikleenverkeer regelen. Daarbij beschrijft de Opdrachtnemer het werk en produceert een catalogus en verricht (nieuw) onderzoek in binnen - en buitenland in de diverse collecties. Directe kosten voor de productie van de catalogus, zoals drukkosten, vormgever en fotorechten komen voor rekening van de Opdrachtgever.
3.2.
[eiseres] had op basis van de overeenkomst recht op een vergoeding van € 6.000- exclusief btw per maand voor de uitvoering van de opdracht in de periode van 1 december 2016 tot 1 december 2019. Deze vergoeding heeft [eiseres] ontvangen, grotendeels van [gedaagde] en deels uit een subsidie die aan [eiseres] is toegekend.
3.3.
Naast de hiervoor genoemde vaste vergoeding, hebben partijen in art. 4 lid 3 van de opdrachtovereenkomst de volgende bonusregeling opgenomen:

Opdrachtnemer spant zich maximaal in om de in het projectplan opgenomen financiële targets te realiseren. Als gebleken is dat de financiële targets, die binnen het projectplan zijn opgenomen, worden gehaald, wordt op basis van een nacalculatie een aanvullende vergoeding van €500,- per maand over de hele periode betaald door Opdrachtgever.
3.4.
Na aanvang van het project (eind 2016) heeft [eiseres] als curator een projectplan voor de tentoonstelling opgesteld. In het projectplan staat onder ‘planning’ vermeld dat de tentoonstelling in juni 2019 in Amsterdam zal starten. De totale tentoonstellingsperiode zou doorlopen tot eind 2021. Verder is in het projectplan opgenomen dat de publicatie van de dissertatie in het voorjaar 2019 zou worden voltooid. Ten slotte is in het projectplan onder begroting vermeld: “
Zie bijlage”.
3.5.
Het project om de overzichtstentoonstelling te organiseren is succesvol uitgevoerd. Vanaf 19 september 2019 was de tentoonstelling (genaamd [.] ) voor publiek toegankelijk in het [naam museum] .
3.6.
Partijen waren initieel overeengekomen dat de tentoonstellingscatalogus en de dissertatie van [eiseres] als één werk zou worden geproduceerd en gepubliceerd. Het was voor partijen echter niet mogelijk om deze afspraak uit te voeren, omdat de dissertatie in 2019 nog niet was afgerond. Uiteindelijk hebben partijen medio 2019 afgesproken dat er twee boeken gemaakt zouden worden. Enerzijds kwam er een publieksvriendelijke catalogus voor de tentoonstelling die in 2019 van start zou gaan. Deze catalogus is opgesteld met medewerking van onder andere [eiseres] en de ontwerper van de tentoonstelling, de heer [A] . Anderzijds zou [eiseres] haar dissertatie afronden en afzonderlijke publiceren. Partijen hebben geen nadere schriftelijke afspraken over deze opsplitsing gemaakt.
3.7.
Op 30 september 2020 heeft [eiseres] aanspraak gemaakt op de bonus. [gedaagde] heeft deze geweigerd te betalen onder verwijzing naar de financiële targets, die volgens [gedaagde] niet waren behaald. Partijen hebben daarover in oktober en november 2020 gecorrespondeerd, maar dat heeft niet tot een oplossing geleid, waarna [eiseres] deze procedure is gestart. De rechtbank zal hierna ingaan op de stellingen van partijen over de bonus en de dissertatie.
Bonusaanspraak [eiseres]
3.8.
stelt dat zij recht heeft op de bonus zoals omschreven in art. 4 lid 3 van de opdrachtovereenkomst. De bonus bedraagt in totaal € 18.000,-, namelijk € 500 per maand over de gehele looptijd van 36 maanden. [eiseres] heeft in dit verband aangevoerd dat de financiële targets uit het projectplan zijn gerealiseerd. [gedaagde] beschikt als enige partij nog over die begroting en weigert volgens [eiseres] ten onrechte om op dit punt openheid van zaken te geven.
3.9.
[gedaagde] weerspreekt de stelling van [eiseres] en voert aan dat de vooraf vastgestelde financiële targets niet zijn gehaald, omdat verschillende projectsubsidies niet zijn toegekend. Het gaat onder meer om subsidies van het [..] , althans de afzonderlijke fondsen die daarvan onderdeel zijn, en het [...] . [gedaagde] heeft hiervoor aan een projectbegroting uit 2018 met [eiseres] gedeeld, zoals die aan een andere subsidieaanvraag was gehecht. Uit die begroting volgt dat een totaalbedrag van € 737.500,- aan inkomsten is begroot, waarvan € 581.000,- aan subsidies. Van dat begrote bedrag is uiteindelijk slechts € 368.000,- gerealiseerd, zo volgt volgens [gedaagde] uit de realisatie die zij in november 2020 met [eiseres] heeft gedeeld.
3.10.
De rechtbank gaat allereerst in op de uitleg van de opdrachtovereenkomst. Partijen hebben in art. 1 van de overeenkomst afgesproken dat [eiseres] recht heeft op een bonus als de financiële targets zijn behaald. De overeenkomst zelf bevat geen nadere uitleg over wat partijen bedoelen met de term ‘financiële targets’, maar tijdens de mondelinge behandeling hebben partijen verklaard dat zij daarmee uitsluitend op inkomsten uit subsidies doelden. De rechtbank zal daar dan ook van uitgaan.
3.11.
[eiseres] stelt dat de financiële targets zijn behaald. [gedaagde] heeft dit betwist. De opdrachtovereenkomst zelf bevat geen informatie over de uitgangspunten, maar volgens [eiseres] is de begroting die in het projectplan is genoemd daarvoor leidend, maar die begroting heeft zij niet in het geding gebracht. Dit komt in beginsel voor risico van [eiseres] als eiseres, temeer omdat zij als curator het projectplan met bijbehorende begroting heeft opgesteld. Daarnaast heeft [eiseres] tijdens de mondelinge behandeling verklaard niet meer precies te weten welke fondsen in de lijst genoemd stonden. [gedaagde] heeft daarover terecht aangevoerd dat daardoor niet kan worden vastgesteld of de door [eiseres] bedoelde financiële targets zijn behaald.
3.12.
Verder is van belang dat [gedaagde] met [eiseres] een begroting heeft gedeeld die is gebruikt om de subsidie bij het [naam stichting] aan te vragen. Volgens [gedaagde] is dat de begroting waarop partijen in de opdrachtovereenkomst doelden. [gedaagde] heeft verder verklaard dat deze begroting met medewerking van [eiseres] is opgesteld. [eiseres] heeft dit niet weersproken. Evenmin heeft [eiseres] onderbouwd waarom er bij aanvang van het project meerdere begrotingen in omloop waren, en partijen voor de uitleg van art. 1 van de opdrachtovereenkomst uitsluitend van haar begroting mochten uitgaan (die niet in het geding is gebracht). De opdrachtovereenkomst of het projectplan bevatten evenmin aanknopingspunten om van die uitleg van [eiseres] uit te gaan.
3.13.
Daarnaast is van belang dat [gedaagde] een realisatie uit 2020 in het geding heeft gebracht. Uit deze realisatie volgt dat niet alle subsidie-inkomsten zijn gerealiseerd. [eiseres] heeft hierover weliswaar verklaard dat deze begroting afwijkt van de begroting die bij het projectplan hoort, maar zij heeft dit onvoldoende onderbouwd. Daar komt bij dat tussen partijen vast staat dat bepaalde subsidies die op beide begrotingen stonden, niet of niet volledig zijn ontvangen, waaronder bijvoorbeeld de subsidie van het [...] . Het lag gelet op de gemotiveerde betwisting van [gedaagde] en gelet op de verklaring tijdens de mondelinge behandeling daarom op de weg van [eiseres] om te onderbouwen waarom de financiële targets desondanks toch zijn behaald. Dit heeft zij niet gedaan. Dit betekent dat [eiseres] in het licht van het verweer dat [gedaagde] heeft gevoerd onvoldoende heeft toegelicht dat en hoe de financiële targets zijn behaald. De rechtbank zal de vordering van € 18.000,- daarom afwijzen.
De bijdrage aan de dissertatie
3.14.
[eiseres] vordert ten tweede een bedrag van € 33.865,-. [eiseres] stelt hierover dat uit art. 1 van de opdrachtovereenkomst volgt dat [gedaagde] de productie- en publicatiekosten voor haar dissertatie moet vergoeden. Partijen doelden met “de catalogus” namelijk op het boek dat door [eiseres] zou worden gemaakt. Dat partijen later hebben afgesproken dat voor de tentoonstelling een afzonderlijke catalogus zou worden geproduceerd, doet aan die verplichting voor [gedaagde] niet af, aldus [eiseres] .
3.15.
[gedaagde] betwist de uitleg die [eiseres] aan de gemaakte afspraken geeft. Volgens [gedaagde] is gekozen voor een afzonderlijke catalogus omdat de dissertatie van [eiseres] medio 2019 nog niet gereed was. [gedaagde] heeft daarna een bijdrage van € 10.000,- aan de productiekosten voor de dissertatie toegezegd, maar partijen zijn niet overeengekomen dat [gedaagde] alle productie- en publicatiekosten zou dragen. Verder is volgens [gedaagde] van belang dat [eiseres] nog geen kosten heeft gemaakt en haar vordering slechts onderbouwt met offertes. Op die basis kan de vordering niet worden toegewezen.
3.16.
De rechtbank stelt voorop dat partijen initieel hadden afgesproken dat de dissertatie van [eiseres] en de tentoonstellingscatalogus als één werk geproduceerd zouden worden. Dit is niet gelukt en om die reden hebben partijen afgesproken de werken afzonderlijk te produceren en publiceren. Partijen hebben deze nieuwe afspraak medio 2019 niet op schrift gezet, en dus niet geconcretiseerd wat dit voor de dissertatie van [eiseres] zou betekenen. Het komt dan aan op de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan de gemaakte afspraken mochten toekennen en op hetgeen zij in dat verband redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten.
3.17.
De rechtbank is van oordeel dat [eiseres] niet kon of mocht verwachten dat [gedaagde] ook alle productiekosten voor de dissertatie voor haar rekening zou nemen. Dit uitgangspunt gold in eerste instantie wel voor de gecombineerde tentoonstellingscatalogus en dissertatie, maar daarvoor is gelet op de tekst van de opdrachtovereenkomst doorslaggevend dat [gedaagde] als opdrachtgever van de tentoonstelling een belang bij productie van een bijbehorende catalogus had. [gedaagde] had daarbij bijvoorbeeld ook inspraak over de kosten en de te selecteren vormgever en drukker. Toen partijen medio 2019 afspraken de catalogus afzonderlijk van de dissertatie te produceren, verviel daarmee ook het rechtstreeks belang van [gedaagde] bij de productie en publicatie van de dissertatie. [gedaagde] heeft zich toen wel bereid verklaard een bijdrage van € 10.000,- te leveren, maar heeft zich niet gecommitteerd om óók alle productiekosten van de dissertatie voor haar rekening te nemen. Dit was gelet op de afspraken in de opdrachtovereenkomst ook niet logisch, omdat [eiseres] door [gedaagde] was ingeschakeld om de tentoonstelling te organiseren. De dissertatie was een persoonlijk project van [eiseres] . Daar komt nog bij dat [eiseres] medio 2019 niet heeft aangedrongen op een nieuwe afspraak over de kosten van de dissertatie, wat wel in de rede had gelegen als zij toen vond dat [gedaagde] ook die kosten moest dragen.
3.18.
Al het voorgaande leidt tot de conclusie dat [gedaagde] op basis van een redelijke uitleg van de opdrachtovereenkomst niet gehouden is de kosten van de dissertatie te dragen. De rechtbank zal daarom ook de tweede vordering van [eiseres] afwijzen.
Conclusie en proceskosten
3.19.
Beide vorderingen van [eiseres] zullen worden afgewezen. [eiseres] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [gedaagde] worden begroot op:
- griffierecht € 2.042,00
- salaris gemachtigde €
2.228,00(2 punten x tarief € 1.114,00)
Totaal € 4.270,00

4.De beslissing

De rechtbank
4.1.
wijst de vorderingen af,
4.2.
veroordeelt [eiseres] in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde] tot op heden begroot op € 4.270,-.
Dit vonnis is gewezen door mr. G. Konings en in het openbaar uitgesproken op 18 augustus 2021.