ECLI:NL:RBMNE:2021:4479

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
22 juli 2021
Publicatiedatum
15 september 2021
Zaaknummer
518075 FV RK 21-339
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schadevergoeding op grond van artikel 10:12 lid 2 Wvggz in geval van onterecht verplichte zorg

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 22 juli 2021 uitspraak gedaan over een verzoek om schadevergoeding van een betrokkene, geboren in 1963 in Egypte, die zonder geldige titel was opgenomen in een zorginstelling. De betrokkene had verzocht om schadevergoeding van € 1.650,- op grond van artikel 10:12 lid 2 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz), omdat zij van 20 januari 2021 tot en met 10 februari 2021 zonder titel was opgenomen. De rechtbank oordeelde dat, hoewel de wet niet in acht was genomen, er geen grond was voor schadevergoeding. De betrokkene was op de hoogte van haar recht om de instelling te verlaten, maar had ervoor gekozen dat niet te doen, mede vanwege haar persoonlijke omstandigheden, waaronder een echtscheiding en het ontbreken van alternatieve verblijfplekken. De rechtbank concludeerde dat er geen onrechtmatige opname was, omdat de betrokkene zich had verzet tegen de opname, maar desondanks geen schade had geleden door de opname. De rechtbank wees het verzoek om schadevergoeding af, met de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Familierecht
locatie Utrecht
Zaaknummer: C/16/518075 / FV RK 21-339
Schadevergoeding op grond van art. 10:12 Wvggz
Beschikking van 22 juli 2021, op het ingediende verzoekschrift van:
[betrokkene] ,
geboren op [geboortedatum] 1963 te [geboorteplaats] (Egypte),
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: betrokkene,
advocaat: mr. S. Makhloufi,
ter verkrijging van een beslissing over een verzoek om schadevergoeding door
[naam instelling] , locatie [naam locatie] in [plaatsnaam] ,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
hierna te noemen: [naam instelling] .

1.Procesverloop

1.1.
Het procesverloop blijkt uit:
- het verzoekschrift met bijlagen, ingekomen op 1 maart 2021,
- het aanvullende verzoekschrift.
1.2.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 23 maart 2021. Vanwege de coronamaatregelen heeft de mondelinge behandeling via Skype plaatsgevonden, conform de Algemene Regeling Zaaksbehandeling Rechtspraak. Op de zitting zijn verschenen de advocaat van [betrokkene] en de heer [A] , geneesheer-directeur van [naam instelling] . [betrokkene] is niet op de zitting verschenen. Ter zitting bleek dat [betrokkene] niet langer was opgenomen bij [naam instelling] .
1.3.
Volgens de advocaat verbleef [betrokkene] ten tijde van de zitting in Egypte. De advocaat heeft voorafgaand aan de zitting geen contact met haar kunnen krijgen. Omdat de rechtbank niet heeft kunnen vaststellen dat [betrokkene] op de hoogte is van de zitting en de rechtbank zodoende ook niet kan vaststellen of [betrokkene] op het verzoek gehoord wil worden, heeft de rechtbank het verzoek aangehouden.
1.4.
De advocaat heeft de rechtbank op 22 april 2021 bericht dat zij nog geen contact met [betrokkene] heeft kunnen krijgen. De rechtbank heeft de behandeling daarop wederom aangehouden. Op 17 mei 2021 heeft de advocaat de rechtbank bericht dat zij nog steeds geen contact met [betrokkene] heeft kunnen krijgen. De advocaat heeft verzocht de behandeling van het verzoek voort te zetten.
1.5.
De behandeling van het verzoek is voortgezet op de zitting van 17 juni 2021. Op die zitting zijn verschenen de advocaat van [betrokkene] en de heer [A] namens [naam instelling] . [betrokkene] zelf is niet verschenen.

2.Feiten

2.1.
Op 17 juli 2020 heeft de rechtbank deels op het verzoek om een zorgmachtiging ten aanzien van [betrokkene] te verlenen beslist. De rechtbank heeft een zorgmachtiging verleend ten aanzien van [betrokkene] tot en met 24 juli 2020 waarin onder andere opname als vorm van verplichte zorg is toegewezen. De beslissing op het resterende deel van het verzoek is aangehouden.
2.2.
Bij beschikking van 23 juli 2020 is beslist op het resterende deel van het verzoek. De rechtbank heeft in die beschikking een zorgmachtiging verleend ten aanzien van [betrokkene] voor verplichte vormen van zorg die ambulant kunnen worden verleend. Een opnamemachtiging was naar het oordeel van de rechtbank niet zinvol vanwege het geplande vertrek van [betrokkene] naar Egypte. De zorgmachtiging gold tot en met 23 januari 2021.
2.3.
Op 20 januari 2021 is [betrokkene] opgenomen bij [naam instelling] .
2.4.
Op 20 januari 2021 is bij de rechtbank een verzoek om een zorgmachtiging te verlenen binnengekomen. De rechtbank heeft op 10 februari 2021 op dit verzoek beslist en een zorgmachtiging ten aanzien van [betrokkene] verleend, waarbij voor zover hier relevant opname in een accommodatie als vorm van verplichte zorg is toegewezen. De zorgmachtiging gold tot en met 10 juni 2021.

3.Verzoek en verweer

3.1.
[betrokkene] verzoekt [naam instelling] te veroordelen om aan haar een schadevergoeding te betalen van € 1.650,-. [betrokkene] legt aan haar verzoek ten grondslag dat zij van 20 januari 2021 tot en met 10 februari 2021 zonder titel is opgenomen geweest. [betrokkene] wilde niet opgenomen zijn en de gedwongen opname zorgde voor grote spanningen. [betrokkene] verzoekt daarom op grond van artikel 10:12 lid 2 Wvggz schadevergoeding ten laste van [naam instelling] van € 75,- per dag dat zij zonder titel is opgenomen geweest.
3.2.
[naam instelling] heeft verweer gevoerd. De (verlenging van de) zorgmachtiging is te laat aangevraagd. [naam instelling] had daarom een crisismaatregel moeten aanvragen in plaats van een zorgmachtiging. Daardoor is [betrokkene] procedureel benadeeld. Dat rechtvaardigt een schadevergoeding. [naam instelling] verzet zich echter tegen de hoogte van de schadevergoeding. [betrokkene] was op het moment van opname verwikkeld in een echtscheiding. Vanwege haar psychose veroorzaakte ze overlast met de buren. Als [betrokkene] naar huis was gegaan, omdat een titel voor opname ontbrak, waren de problemen voor [betrokkene] nog groter geworden. [betrokkene] heeft daardoor door de opname, hoewel een geldige titel ontbrak, geen schade geleden. Een lagere schadevergoeding is daarom passend.

4.Beoordeling

4.1.
Artikel 10:12 lid 2 Wvggz bepaalt dat als de wet niet in acht is genomen door de geneesheer-directeur of de zorgverantwoordelijke, een betrokkene of de vertegenwoordiger de rechter kan verzoeken tot schadevergoeding door de zorgaanbieder of de zorgverantwoordelijke. De rechter kent in naar billijkheid vast te stellen schadevergoeding toe.
4.2.
De rechtbank heeft in de beschikking van 23 juli 2020 een zorgmachtiging verleend ten aanzien van [betrokkene] tot en met 23 januari 2021. In deze zorgmachtiging is opname niet opgenomen als vorm van verplichte zorg. [betrokkene] is op 20 januari 2021 opgenomen bij [naam instelling] . De rechtbank heeft op 10 februari 2021 een zorgmachtiging verleend, waarbij opname wel als vorm van verplichte zorg is verleend. Dit betekent dat [betrokkene] in de periode van 20 januari 2021 tot 10 februari 2021 zonder zorgmachtiging of andere titel opgenomen is geweest bij [naam instelling] .
4.3.
Anders dan [betrokkene] stelt, is een opname zonder titel niet zonder meer onrechtmatig of in strijd met de wet en daarmee grond voor schadevergoeding. Verplichte zorg op grond van artikel 3:1 lid 1 onder a Wvggz is zorg die ondanks verzet als bedoeld in artikel 1:4 kan worden verleend op grond van een zorgmachtiging. Hieruit volgt dat het voor de vraag of er in dit geval onterecht verplichte zorg is verleend van belang is dat er op dat moment sprake was van verzet. Was er immers geen sprake van verzet, dan is er ook geen sprake van verplichte zorg en dan is ook een zorgmachtiging niet nodig.
4.4.
De rechtbank is van oordeel dat er in bovengenoemde periode sprake is geweest van verzet. [betrokkene] heeft bij de verpleging aangegeven naar huis te willen, maar zij is tegengehouden door de verpleging. Ook heeft de geneesheer-directeur op de zitting verklaard dat [naam instelling] in plaats van een zorgmachtiging bij de opname op 20 januari 2021 een crisismaatregel had moeten aanvragen. Dat [naam instelling] meende dat in ieder geval een machtiging nodig was voor de opname, impliceert dat [betrokkene] het met de opname niet eens was en zich daartegen verzet heeft. Omdat er sprake was van verzet en een geldige titel voor opname ontbrak, is de wet niet in acht genomen. Aan het eerste vereiste van artikel 10:12 lid 2 Wvggz is dus voldaan.
4.5.
De rechtbank is echter van oordeel dat er in dit geval geen grond is voor schadevergoeding. De rechtbank zal uitleggen waarom zij dit vindt. De advocaat heeft op de zitting verklaard dat zij [betrokkene] op de hoogte heeft gesteld dat er geen geldige titel voor opname was en dat zij [betrokkene] heeft laten weten dat [betrokkene] de instelling in principe mocht verlaten. [betrokkene] wist dus dat er geen titel was voor opname in de instelling en was op de hoogte van haar rechten in dezen. Zij heeft de instelling echter niet verlaten. Dat kwam doordat [betrokkene] op dat moment verwikkeld was in een echtscheiding. In dat kader was aan de echtgenoot van [betrokkene] het voorlopig gebruik van de echtelijke woning toegewezen. [betrokkene] kon dus niet terugkeren naar haar woning. De advocaat heeft vervolgens met [betrokkene] de opties verkend voor alternatieve verblijfplekken, maar die waren niet (direct) voorhanden. Kennelijk heeft [betrokkene] er toen voor gekozen om de instelling niet te verlaten, omdat zij daardoor zonder onderdak zou komen. De rechtbank is van oordeel dat onder deze omstandigheden er geen grond is voor schadevergoeding. De rechtbank zal daarom het verzoek van [betrokkene] om schadevergoeding vast te stellen afwijzen.

5.Beslissing

De rechtbank wijst het verzoek af.
Deze beschikking is gegevens door mr. T. Dopheide, rechter, in aanwezigheid van
de griffier, en in het openbaar uitgesproken op 22 juli 2021.
..
Tegen deze beslissing staat hoger beroep open op grond van artikel 358 lid 1 Rv.