8.3Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf en maatregel heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
De aard en ernst van de feiten
Verdachte heeft zich binnen drie dagen schuldig gemaakt aan drie overvallen op twee verschillende pizzeria’s in Lelystad. Verdachte is - al dan niet met gezichtsbedekking -
de pizzeria’s binnen gegaan en heeft daar de slachtoffers in kwestie onder bedreiging met geweld gedwongen tot afgifte van geldbedragen uit de kassa. Verdachte heeft zijn bedreiging kracht bijgezet door (bij de overval op [pizzeria 2] op 5 november 2020) het tonen van een mes van ongeveer 30 centimeter en (bij de overval op [pizzeria 1] op 3 november 2020) door het tonen van een zilverkleurig metaalachtig voorwerp (vermoedelijk een basepijp). Het is algemeen bekend dat slachtoffers en getuigen van dergelijke overvallen – in deze zaak: veelal jonge mensen die gewoon hun werk aan het doen zijn - langdurig last kunnen hebben van gevoelens van angst en onveiligheid. Naast de angst die verdachte de slachtoffers heeft bezorgd, zorgen dergelijke ernstige feiten ook voor gevoelens van onrust en onveiligheid in de maatschappij. Dit alles heeft verdachte er niet van weerhouden om, ten koste van anderen, op deze manier snel aan geld te komen en dit rekent de rechtbank hem zwaar aan. Daarnaast heeft verdachte met zijn handelen geen enkel respect getoond voor de eigendommen van een ander en heeft hij kennelijk enkel gedacht aan zijn eigen financiële gewin om op die manier te kunnen voorzien in zijn drugsverslaving.
Daarnaast heeft verdachte zich tijdens zijn aanhouding schuldig gemaakt aan bedreiging van een politieagent door te zeggen "ik ga schieten, ik ga schieten" en daarbij met zijn hand naar de binnenkant van zijn jas te grijpen. Uit de aangifte blijkt dat de betreffende politieagent erg is geschrokken van de bedreiging, te meer nu zij ervan op de hoogte was dat verdachte op dat moment werd verdacht van meerdere overvallen waarbij hij had gedreigd te gaan schieten. Verdachte heeft met zijn handelen op geen enkele manier rekening gehouden met het effect dat zijn woorden op het slachtoffer zou hebben.
De rechtbank heeft kennis genomen van de navolgende stukken:
- een uittreksel uit de Justitiële Documentatie betreffende verdachte van 4 mei 2020;
- een Pro Justitia psychiatrisch onderzoek van 19 juli 2021, opgesteld door D.J. Vinkers, psychiater;
- een Pro Justitia psychologisch onderzoek van 22 juli 2021, opgemaakt door M.G.H. van Willigenburg, klinisch psycholoog;
- een reclasseringsadvies van GGZ Reclassering Fivoor 5 augustus 2021, opgesteld door D. van Scheers, reclasseringswerker en H. de Jong, unitmanager;
- een (aanvullend) reclasseringsadvies van GGZ Reclassering Fivoor 28 augustus 2021, opgesteld door L. van Steenbergen, reclasseringswerker en H. de Jong, unitmanager;
De Pro Justitia rapportage
De psychiater komt in het rapport van 19 juli 2021 tot de conclusie dat bij verdachte sprake is van ADHD (Attention Deficit Hyperactivity Disorder), zwakbegaafdheid, een persoonlijkheidsstoornis met antisociale trekken en een ernstige stoornis in het gebruik van cocaïne en cannabis. De psycholoog komt in het rapport van 22 juli 2021 eveneens tot de conclusie dat er bij verdachte sprake is van ADHD, een persoonlijkheidsstoornis met antisociale trekken, een stoornis (mate ernstig) in het gebruik van cocaïne en een stoornis (mate matig) in het gebruik van cannabis, in vroege volledige remissie. De psycholoog concludeert verder dat zwakbegaafdheid geen psychische stoornis in engere zin is, maar dat het verdachte - in samenhang met de overige problematiek - wel kwetsbaarder maakt.
Volgens de psychiater en de psycholoog waren deze stoornissen ten tijde van de ten laste gelegde feiten aanwezig.
De psychiater beschrijft dat verdachte - mede door zijn ADHD, zwakbegaafdheid en persoonlijkheidsstoornis met antisociale trekken - een ernstige verslaving heeft ontwikkeld aan (met name) cocaïne en cannabis. Hij is hierdoor niet goed in staat om zijn leven op de rails te krijgen. Hij was dakloos en probeerde geld te verwerven om drugs te kunnen gebruiken. Verdachte stelde zich agressief op (hoewel hij ontkende dat hij daadwerkelijk geweld zou gaan gebruiken bij de overvallen en de politieagent). Hij was bovendien ten tijde van de ten laste gelegde feiten onder invloed van (met name) cocaïne en cannabis, maar mogelijk ook van amfetamines.
De psycholoog beschrijft dat verdachte - in de periode van de tenlastegelegde feiten - onder invloed van een forse cocaïneverslaving stond. Deze verslaving kan niet los gezien worden van de ontwikkelingsproblematiek, zoals de zwakbegaafdheid en de ADHD. Verdachte
beschikt in aanleg over een slechte concentratie, een slecht plannend en organiserend vermogen, een verhoogde impulsiviteit en hij is meer dan gemiddeld beïnvloedbaar. Daarnaast is er sprake van zwakke gewetensfuncties; hij weet wel wat goed en kwaad is, maar stelt het eigenbelang voorop, ook als hij daarvoor regels moet overtreden. Het cocaïnegebruik kan gezien worden als onderdeel van zijn vermijdende copingstrategie; door te gebruiken hoeft hij de realiteit van zijn leven niet onder ogen te zien. Inmiddels is de verslaving een ernstig op zichzelf staand probleem geworden, die samengaat met een sterk verzwakte impulscontrole, egoïsme en manipulatief gedrag. Het verzet ten tijde van zijn aanhouding kan eveneens niet losgezien worden van de vastgestelde problematiek, de maatschappelijke teloorgang en de gedragsverloedering die daardoor optrad.
Gelet op hun bevindingen adviseren de deskundigen om de ten laste gelegde feiten in verminderde mate aan verdachte toe te rekenen.
De psychiater concludeert dat het recidive risico bij verdachte (vrij) hoog is, vooral als verdachte opnieuw terugvalt in het gebruik van drugs. Verdachte is nu echter gemotiveerd om abstinent te blijven en zich onder behandeling en toezicht te plaatsen. De psychiater adviseert om verdachte de maatregel TBS met voorwaarden op te leggen, zodat hij kan worden geplaatst in een verslavingskliniek of FPK. Na deze klinische opname zou verdachte ambulant verder kunnen worden begeleid, bijvoorbeeld door plaatsing in
een RIBW.
Ook de psycholoog schat - gezien het hoge recidiverisico en de noodzaak tot een langere behandeling - de kans op recidive van verdachte als hoog in. De ernstige verslavingsproblematiek gaat hand in hand met verwervingscriminaliteit. Er zijn weinig beschermende factoren aanwezig. De psycholoog adviseert eveneens om verdachte de maatregel TBS met voorwaarden op te leggen. Verdachte heeft een langdurige opname nodig in een kliniek waar de verslavingsproblematiek als eerste aandacht krijgt maar tegelijk integraal wordt behandeld met de ADHD, zwakbegaafdheid en antisociale persoonlijkheidstrekken. Een klinische opname kan het beste plaatsvinden in een forensische verslavingskliniek die gespecialiseerd is in dubbele diagnoseproblematiek, zoals de
Piet Roorda kliniek of Basalt in Almere. Bij voorkeur wordt er vanuit de kliniek ook een
nazorgtraject en woonbegeleiding georganiseerd. Mocht verdachte zich aan de voorwaarden onttrekken, kan terugplaatsing in de kliniek worden overwogen van waaruit opnieuw toegewerkt kan worden naar resocialisatie. Indien verdachte langere tijd abstinent is, kan worden toegewerkt naar resocialisatie waarbij begeleid of beschermd wonen geïndiceerd is.
Het reclasseringsadvies
In het rapport van 23 augustus 2021 heeft GGZ Reclassering Fivoor positief geadviseerd over tbs met voorwaarden. Uit het rapport volgt dat verdachte zich gemotiveerd uit met betrekking tot correcte naleving van de geformuleerde voorwaarden. Een zorgmachtiging of bijzondere voorwaarden in het kader van een voorwaardelijke veroordeling, biedt volgens de reclassering onvoldoende waarborg voor het geïndiceerde behandel- en resocialisatietraject. De reclassering heeft op 5 augustus 2021 een klinische indicatie - in het kader van een eventuele maatregel tbs met voorwaarden - aangevraagd bij Indicatiestelling Forensische Zorg (IFZ). Het recidiverisico wordt als hoog ingeschat.
Volgens de reclassering dienen de volgende voorwaarden aan de tbs met voorwaarden te worden verbonden: 1) geen strafbaar feit plegen, 2) meewerken aan reclasseringstoezicht, 3) opname in een zorginstelling, 4) meewerken aan time-out, 5) begeleid wonen of maatschappelijke opvang, 6) ambulante behandeling, 7) middelenverbod en meewerken aan middelencontrole, 8) dagbesteding, 9) meewerken aan beschermingsbewind, 10) reisverbod en 11) locatieverbod. De reclassering adviseert dadelijke uitvoerbaarheid van de gestelde voorwaarden en het uit te oefenen toezicht te bevelen.
De straf en maatregel
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld welke straf en/of maatregel aan verdachte moet worden opgelegd.
Oplegging van de tbs-maatregel
Gelet op de adviezen van de deskundigen en de reclassering zal de rechtbank in het navolgende toetsen of aan de voorwaarden is voldaan om tbs met voorwaarden op te leggen en onderzoeken of de oplegging van deze maatregel in het onderhavige geval passend is.
Voor het kunnen opleggen van tbs met voorwaarden moet aan een aantal vereisten zijn voldaan, te weten:
I. er dient sprake te zijn van een tbs-waardig delict: een misdrijf bedreigd met ten minste vier jaar gevangenisstraf of dat is genoemd in artikel 37a, eerste lid onder 1, van het Wetboek van Strafrecht;
II. er dient sprake te zijn van een verdachte bij wie ten tijde van het delict sprake was van een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens;
III. de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen vereist het opleggen van de maatregel (gevaarscriterium);
IV. verdachte dient zich bereid te hebben verklaard tot naleving van de voorwaarden;
V. er is een recente multidisciplinaire gedragsrapportage opgemaakt.
De rechtbank stelt vast dat de onder 1, 2, 3 en 4 bewezen verklaarde feiten misdrijven zijn waarvoor op grond van artikel 37a, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, oplegging van de tbs-maatregel mogelijk is.
De rechtbank volgt de psychiater en de psycholoog in hun hierboven genoemde conclusie dat bij verdachte ten tijde van de bewezenverklaarde feiten sprake was van een ziekelijke stoornis van de geestvermogens en legt die ten grondslag aan haar oordeel.
De rechtbank concludeert daarom ook dat verdachte de hem ten laste gelegde en bewezen verklaarde strafbare feiten in verminderde mate kunnen worden toegerekend en zal hier rekening mee houden bij het bepalen van de straf.
Vervolgens ligt de vraag ter beantwoording voor of - ter bescherming van de maatschappij - tbs met voorwaarden aangewezen is. De rechtbank beantwoordt die vraag bevestigend. Zij licht dat als volgt toe.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een viertal strafbare feiten en zowel de deskundigen als de reclassering hebben het recidiverisico van verdachte, indien hij onbehandeld blijft, ingeschat als hoog.
Gelet op de hoeveelheid, de aard en de ernst van de feiten, de inhoud van de besproken rapporten van de psycholoog, psychiater en de reclassering acht de rechtbank de problematiek van verdachte zodanig dat het vanuit veiligheidsoogpunt hoogst onverantwoord is om hem onbehandeld terug te laten keren in de maatschappij. Naar het oordeel van de rechtbank eist de veiligheid van anderen – gelet op het recidiverisico – dat aan verdachte tbs met voorwaarden wordt opgelegd.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank dan ook van oordeel dat aan verdachte wat betreft de onder 1, 2, 3 en 4 bewezen verklaarde feiten tbs met voorwaarden opgelegd dient te worden. Voor de te formuleren voorwaarden heeft de rechtbank het reclasseringsrapport van GGZ Reclassering Fivoor van 23 augustus 2021 als uitgangspunt genomen. Ter terechtzitting van 1 september 2021 heeft verdachte verklaard zijn problematiek aan te willen pakken en bereid te zijn de op te leggen voorwaarden na te leven. De rechtbank zal na te noemen voorwaarden van de reclassering overnemen.
De rechtbank zal, anders dan door de raadsman is verzocht, geen (maximale) termijn verbinden aan de klinische opname. Gelet op de forse en complexe problematiek van verdachte is een langdurige en intensieve klinische behandeling noodzakelijk om gedragsverandering te kunnen bewerkstelligen alsmede het recidiverisico te verminderen. De kliniek dient, in kader van een optimaal behandelresultaat, de vrijheid te hebben in het vormgeven van een behandeling en daarbij niet gebonden te zijn aan een maximale termijn.
De noodzaak van een (verdere) verlenging van de tbs-maatregel (en de daarbij horende klinische opname) zal tijdens de zogenoemde verlengingszittingen getoetst worden.
De rechtbank ziet geen aanleiding om de voorwaarde met betrekking tot het middelenverbod niet op te nemen of anders te formuleren. Vanwege de verslavingsproblematiek van verdachte is een middelenverbod noodzakelijk. Hierbij merkt de rechtbank, mede gelet op de door de officier van justitie ter zitting gegeven toelichting, op dat de kliniek en de reclassering rekening zullen houden met eventuele terugval in drugsgebruik en dat een terugval niet meteen tot omzetting van de tbs met voorwaarden naar dwangverpleging hoeft te leiden.
De rechtbank ziet evenmin aanleiding om de voorwaarde met betrekking tot het reisverbod niet op te nemen of anders te formuleren, nu het noodzakelijk is dat verdachte (in Nederland) behandeling voor zijn problematiek krijgt en Nederland buiten de landsgrenzen geen rechtsmacht heeft.
Voor het geval de voorwaarden worden overtreden en alsnog dwangverpleging wordt bevolen, overweegt de rechtbank reeds nu het volgende. De rechtbank markeert dat bij de (in ieder geval) onder 1, 2 en 3 bewezen verklaarde feiten sprake is van een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. De totale duur van de maatregel kan daarom - indien de TBS met voorwaarden zou worden omgezet naar TBS met verpleging van overheidswege - een periode van vier jaar te boven gaan.
De tbs met voorwaarden kan maximaal negen jaren duren (artikel 38e, tweede lid Wetboek van Strafrecht).
Dadelijk uitvoerbaarheid tbs met voorwaarden
Gelet op de conclusies in de hiervoor genoemde rapportages en het door de deskundigen als hoog geschatte recidiverisico, dient er naar het oordeel van de rechtbank ernstig rekening mee worden gehouden dat verdachte wederom een dergelijk misdrijf zal begaan. Om die reden zal de rechtbank bevelen dat de hierna te stellen voorwaarden en het uit te oefenen toezicht dadelijk uitvoerbaar zijn.
Gevangenisstraf
Zoals hiervoor is overwogen, oordeelt de rechtbank dat de bewezen verklaarde feiten in verminderde mate aan verdachte kunnen worden toegerekend. Daar houdt de rechtbank in strafverminderende zin rekening mee, maar het betekent niet dat met oplegging van een maatregel kan worden volstaan. Uit een oogpunt van normbevestiging, vergelding en generale preventie is daarnaast oplegging van een gevangenisstraf passend en geboden. Alles afwegende zal de rechtbank verdachte veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van achttien maanden, met aftrek van de tijd die verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.