ECLI:NL:RBMNE:2021:447

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
18 januari 2021
Publicatiedatum
9 februari 2021
Zaaknummer
UTR 20/4220
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het beroep wegens te late indiening

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 18 januari 2021 uitspraak gedaan in het beroep van eiser tegen een besluit van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, genomen op 6 oktober 2020. Eiser had zijn beroepschrift te laat ingediend, namelijk op 19 november 2020, terwijl de termijn voor indiening op 17 november 2020 eindigde. De rechtbank heeft geen zitting gehouden, omdat het niet nodig was gezien de te late indiening van het beroep.

De rechtbank overweegt dat volgens de Algemene wet bestuursrecht (Awb) een beroep binnen zes weken na bekendmaking van het besluit moet worden ingediend. Eiser stelde dat hij door persoonlijke omstandigheden, waaronder ziekte binnen de familie door het coronavirus, niet op de hoogte was van de termijn. De rechtbank heeft begrip voor de situatie van eiser, maar oordeelt dat dit geen geldige reden is voor de te late indiening. Eiser had zelf zorg moeten dragen voor tijdige indiening of hulp moeten inschakelen.

Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk op basis van artikel 8:54 van de Awb. Er is geen sprake van een vergoeding van proceskosten. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot verzet tegen deze uitspraak binnen zes weken na verzending.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 20 / 4220

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 18 januari 2021 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser,

(gemachtigde: H.J. Damkot),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen,verweerder.

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het beroep van eiser tegen het besluit van verweerder van
6 oktober 2020.

Overwegingen

1.De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig is. Eiser is namelijk te laat met het indienen van beroep, waardoor de rechtbank de zaak niet inhoudelijk kan behandelen. Hieronder legt de rechtbank dat verder uit.
2. Een beroep moet worden ingediend binnen zes weken nadat het besluit bekend is gemaakt (artikelen 6:7 en 6:8 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)). In artikel 3:41 van de Awb staat hoe dat bekendmaken gebeurt.
3. In dit geval is het besluit bekendgemaakt op 6 oktober 2020. Het beroepschrift had dus uiterlijk op 17 november 2020 door de rechtbank ontvangen moeten zijn. De rechtbank heeft het beroepschrift bij de informatiebalie ontvangen op 19 november 2020. Dat is dus te laat. De hoofdregel is dan dat de rechtbank het beroep niet inhoudelijk mag behandelen. Soms is dat anders. Dan is er een geldige reden waarom het beroepschrift te laat door de rechtbank is ontvangen. Het gaat dan om omstandigheden waar eiser niets aan kan doen.
4. Eiser zegt dat hij te laat was omdat in de periode verschillende familieleden besmet waren met het coronavirus, waardoor er veel zorgen waren om de familie in deze periode, met name om de grootmoeder van eiser (moeder van gemachtigde). Eiser geeft aan hierdoor niet scherp te zijn geweest op de termijn van 6 weken waarin beroep kon worden ingesteld. Hij dacht dat het beroepschrift nog binnen de termijn was ingediend.
5. De rechtbank heeft begrip voor de omstandigheden van eiser, dit is echter geen geldige reden voor het niet tijdig instellen van het beroep. Het is ook onder deze omstandigheden de verantwoordelijkheid van eiser om op tijd beroep in te dienen, zo nodig op nader aan te voeren gronden (pro forma). Eiser had iemand anders, bijvoorbeeld een professioneel gemachtigde, kunnen inschakelen om hem te helpen en namens hem op het termijn te letten.
6. Het beroep is kennelijk niet-ontvankelijk (artikel 8:54 van de Awb). Het beroep zal niet inhoudelijk worden behandeld.
7. van een vergoeding van de proceskosten is geen sprake.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.C. Stijnen, rechter, in aanwezigheid van
K.F.K. Hoogbruin, griffier. De beslissing is uitgesproken op 18 januari 2021 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum op de stempel die hierboven staat. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.