Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 15 juli 2021 in de zaak tussen
[eiser] , te [plaats] , eiser
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Almere, verweerder
Procesverloop
Overwegingen
zeer korte termijn, terwijl uit de Huisvestingsverordening volgt dat iemand in aanmerking komt voor een medische urgentie wanneer die persoon binnen een
korte termijnis aangewezen op een woning (en sprake is van een langdurig medisch probleem). In de Huisvestingsverordening is bepaald dat een korte termijn maximaal 3 tot 4 maanden is. Nu niet duidelijk was hoeveel maanden de Argonaut-arts in gedachten had bij een
zeer korte termijn, kon verweerder niet concluderen dat eiser niet in aanmerking komt voor een urgentieverklaring. De rechtbank heeft verweerder in de gelegenheid gesteld dit gebrek te herstellen, bijvoorbeeld door dit na te vragen bij de Argonaut-arts. Verweerder heeft dit gedaan en op 16 juni 2021 heeft de arts van Argonaut schriftelijk verklaard dat hij met een zeer korte termijn ‘een termijn van 3 à 4 maanden’ heeft bedoeld. Met deze aanvullende motivering heeft verweerder op 23 juni 2021 geconcludeerd dat het bestreden besluit in stand kan blijven. Eiser heeft in zijn zienswijze van 1 juli 2021 het tegenovergestelde betoogt. Volgens eiser betekent de aanvullende motivering van de Argonaut-arts juist toe dat hij wel recht heeft op urgentie.
nietbinnen drie tot vier maanden hoeft, oftewel niet binnen de korte termijn zoals neergelegd in de Huisvestingsverordening. Dit betekent dat eiser niet voldoet aan de voorwaarden voor een medische urgentie.
Conclusie