In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, gedateerd 14 januari 2021, wordt het beroep van eiser tegen een besluit van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen behandeld. Eiser had beroep ingesteld tegen een besluit dat op 17 augustus 2020 bekend was gemaakt. De rechtbank stelt vast dat het beroepschrift pas op 27 oktober 2020 is ontvangen, wat na de wettelijke termijn van zes weken is. Hierdoor kan de rechtbank de zaak niet inhoudelijk behandelen.
De rechtbank legt uit dat volgens de Algemene wet bestuursrecht (Awb) een beroep binnen zes weken na bekendmaking van het besluit moet worden ingediend. Eiser heeft aangevoerd dat hij te laat was omdat zijn gemachtigde pas op 15 oktober 2020 op de hoogte kon worden gesteld van de beslissing op bezwaar. Eiser heeft ook aangegeven dat hij door zware psychische problemen moeilijk aanspreekbaar was, wat de communicatie met zijn gemachtigde bemoeilijkte.
Ondanks het begrip van de rechtbank voor de situatie van eiser, wordt geconcludeerd dat deze omstandigheden geen geldige reden vormen voor de te late indiening van het beroep. De rechtbank benadrukt dat het risico van een te late indiening bij eiser ligt en dat de termijn voor het indienen van een beroepschrift een fatale termijn van openbare orde is. Daarom verklaart de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk, zonder dat er recht is op een vergoeding van proceskosten. De uitspraak wordt openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.