ECLI:NL:RBMNE:2021:446

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
14 januari 2021
Publicatiedatum
9 februari 2021
Zaaknummer
UTR 20/3902
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het beroep wegens te late indiening

In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, gedateerd 14 januari 2021, wordt het beroep van eiser tegen een besluit van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen behandeld. Eiser had beroep ingesteld tegen een besluit dat op 17 augustus 2020 bekend was gemaakt. De rechtbank stelt vast dat het beroepschrift pas op 27 oktober 2020 is ontvangen, wat na de wettelijke termijn van zes weken is. Hierdoor kan de rechtbank de zaak niet inhoudelijk behandelen.

De rechtbank legt uit dat volgens de Algemene wet bestuursrecht (Awb) een beroep binnen zes weken na bekendmaking van het besluit moet worden ingediend. Eiser heeft aangevoerd dat hij te laat was omdat zijn gemachtigde pas op 15 oktober 2020 op de hoogte kon worden gesteld van de beslissing op bezwaar. Eiser heeft ook aangegeven dat hij door zware psychische problemen moeilijk aanspreekbaar was, wat de communicatie met zijn gemachtigde bemoeilijkte.

Ondanks het begrip van de rechtbank voor de situatie van eiser, wordt geconcludeerd dat deze omstandigheden geen geldige reden vormen voor de te late indiening van het beroep. De rechtbank benadrukt dat het risico van een te late indiening bij eiser ligt en dat de termijn voor het indienen van een beroepschrift een fatale termijn van openbare orde is. Daarom verklaart de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk, zonder dat er recht is op een vergoeding van proceskosten. De uitspraak wordt openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 20 / 3902

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 14 januari 2021 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser,

(gemachtigde: mr. E.D. van Tellingen),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen,verweerder.

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het beroep van eiser tegen het besluit van verweerder van
17 augustus 2020.

Overwegingen

1.De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig is. Eiser is namelijk te laat met het indienen van beroep, waardoor de rechtbank de zaak niet inhoudelijk kan behandelen. Hieronder legt de rechtbank dat verder uit.
2. Een beroep moet worden ingediend binnen zes weken nadat het besluit bekend is gemaakt (artikelen 6:7 en 6:8 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)). In artikel 3:41 van de Awb staat hoe dat bekendmaken gebeurt.
3. In dit geval is het besluit bekendgemaakt op 17 augustus 2020. Het beroepschrift had dus uiterlijk op 28 september 2020 door de rechtbank ontvangen moeten zijn. De rechtbank heeft het beroepschrift ontvangen op 27 oktober 2020. Dat is dus te laat. De hoofdregel is dan dat de rechtbank het beroep niet inhoudelijk mag behandelen. Soms is dat anders. Dan is er een geldige reden waarom het beroepschrift te laat door de rechtbank is ontvangen. Het gaat dan om omstandigheden waar eiser niets aan kan doen.
4. Eiser zegt in zijn beroepschrift dat hij te laat was omdat de gemachtigde pas op
15 oktober 2020 eiser in kennis heeft kunnen stellen van de beslissing op bezwaar. Toen heeft pas overleg kunnen plaatsvinden waarbij de mogelijkheid om in beroep te gaan besproken werd. Eiser stelt dat door zware psychische problemen hij zeer moeilijk aanspreekbaar en benaderbaar is waardoor het gemachtigde niet eerder gelukt is in contact te komen met eiser.
5. Hoewel de rechtbank begrip heeft voor de situatie van eiser, vind de rechtbank dat deze omstandigheden geen geldige reden vormen voor het niet tijdig instellen van het beroep. Dat het de gemachtigde niet eerder is gelukt om eiser op de hoogte te stellen van het bestreden besluit en de mogelijkheid om beroep in te stellen is een omstandigheid die voor risico komt voor eiser. De stelling dat dit komt door de psychische gezondheid van eiser wordt niet nader onderbouwd. Het had wellicht op de weg van de gemachtigde van eiser gelegen om namens eiser – al dan niet pro forma, tot behoud van de beroepsmogelijkheid – beroep in te stellen. Verder overweegt de rechtbank dat de termijn voor het indienen van een beroepschrift een fatale termijn van openbare orde is. Dit betekent dat de duur van die termijn niet kan worden gewijzigd en het beroep zonder geldige redenen, zoals in dit geval, niet-ontvankelijk moet worden verklaard.
5. Het beroep is kennelijk niet-ontvankelijk (artikel 8:54 Awb). Het beroep zal daarom niet inhoudelijk worden behandeld.
6. Van een vergoeding van de proceskosten is geen sprake.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.C. Stijnen, rechter, in aanwezigheid van
K.F.K. Hoogbruin, griffier. De beslissing is uitgesproken op 14 januari 2021 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum op de stempel die hierboven staat. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.