ECLI:NL:RBMNE:2021:4451

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
19 februari 2021
Publicatiedatum
14 september 2021
Zaaknummer
1615012020
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Jeugdzaak inzake seksueel misbruik van minderjarige onder de 12 jaar

In deze jeugdzaak, behandeld door de Rechtbank Midden-Nederland op 19 februari 2021, staat de verdachte, geboren in 2001, terecht voor het seksueel misbruik van een minderjarige, geboren in 2006. De zaak betreft ontucht gepleegd tussen 18 december 2013 en 18 december 2015 in [plaatsnaam]. De verdachte was op het moment van de feiten zelf tussen de 12 en 14 jaar oud. Tijdens de zitting op 5 februari 2021 waren de verdachte, zijn ouders, zijn advocaat mr. M.J. Schimmel en de officier van justitie mr. T. Tanghe aanwezig. De officier van justitie beschuldigde de verdachte van meerdere strafbare feiten, waaronder ontucht en poging tot penetratie. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat er geen redenen waren om de vervolging uit te stellen. De rechtbank heeft de verklaringen van de verdachte en het slachtoffer, alsook de bewijsstukken, zorgvuldig gewogen. De rechtbank sprak de verdachte vrij van het tweede ten laste gelegde feit, omdat er onvoldoende bewijs was dat de verdachte daadwerkelijk heeft geprobeerd het slachtoffer te penetreren. Echter, het eerste feit, dat de verdachte ontucht heeft gepleegd met het slachtoffer, werd wettig en overtuigend bewezen. De rechtbank legde de verdachte een werkstraf van 60 uren op, rekening houdend met zijn jonge leeftijd, de ernst van de feiten en zijn spijtbetuiging. De rechtbank concludeerde dat er geen rechtvaardigingsgrond of schulduitsluitingsgrond aanwezig was, waardoor de verdachte strafbaar was voor zijn daden.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16-150120-20
Vonnis van de meervoudige kamer van 19 februari 2021
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [2001] in [geboorteplaats] ,
wonende aan het [adres] , [postcode] in [woonplaats] .

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

De rechtszaak tegen [verdachte (voornaam)] heeft in het openbaar plaatsgevonden op de zitting van 5 februari 2021. [verdachte (voornaam)] was bij de zitting aanwezig, waardoor juridisch gezien sprake is van een vonnis op tegenspraak.
De rechtbank heeft tijdens de zitting gesproken met en geluisterd naar de standpunten van verdachte en zijn ouders, zijn advocaat mr. M.J. Schimmel en de officier van justitie mr. T. Tanghe.

2.TENLASTELEGGING

De officier van justitie verdenkt verdachte ervan dat hij betrokken is geweest bij meerdere strafbare feiten. Deze verdenkingen staan beschreven in de tenlastelegging, die als bijlage is opgenomen in dit vonnis.
Kort gezegd verdenkt de officier van justitie verdachte ervan dat hij:
tussen 18 december 2013 en 18 december 2015 in [plaatsnaam] ontucht heeft gepleegd met [slachtoffer] ( [slachtoffer (voornaam)] ), geboren op [2006] , waarbij ook sprake was van seksueel binnendringen (pijpen);
in diezelfde periode heeft geprobeerd om [slachtoffer (voornaam)] (anaal) te penetreren.

3.VOORVRAGEN

Voordat de rechtbank een inhoudelijke beslissing kan nemen in de zaak tegen [verdachte (voornaam)] , moet zij eerst kijken of aan de in de wet gestelde voorvragen is voldaan. Dat is het geval: de dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd om deze zaak te beoordelen, de officier van justitie mag [verdachte (voornaam)] vervolgen en er zijn geen redenen om de vervolging uit te stellen.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie vindt dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat [verdachte (voornaam)] het eerste ten laste gelegde feit heeft gepleegd. De officier van justitie vindt dat [verdachte (voornaam)] moet worden vrijgesproken van het tweede ten laste gelegde feit. [verdachte (voornaam)] en [slachtoffer (voornaam)] hebben daar verschillend over verklaard. Volgens de officier van justitie is daarom niet precies vast te stellen wat er is gebeurd.
4.2
Het standpunt van de advocaat
De advocaat van [verdachte (voornaam)] vindt ook dat [verdachte (voornaam)] moet worden vrijgesproken van het tweede ten laste gelegde feit. Volgens de advocaat kan het eerste ten laste gelegde feit wel bewezen worden, maar moet de periode worden beperkt tot augustus 2015.
4.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
Vrijspraak feit 2
De rechtbank spreekt [verdachte (voornaam)] vrij van het tweede ten laste gelegde feit. Dat feit komt er kort gezegd op neer dat [verdachte (voornaam)] onder andere heeft geprobeerd zijn piemel tegen de anus of billen van [slachtoffer (voornaam)] te duwen. Alhoewel [verdachte (voornaam)] bij de politie heeft verklaard dat hij in de kont van [slachtoffer (voornaam)] probeerde te komen, maar dat het niet lukte omdat het te nauw was, heeft [verdachte (voornaam)] op de zitting verklaard dat hij alleen aan [slachtoffer (voornaam)] heeft gevraagd om dat te doen. Hij verklaarde ook dat hij er wel aan heeft gedacht, maar niet daadwerkelijk zijn piemel tegen de billen of anus van [slachtoffer (voornaam)] heeft geduwd. [slachtoffer (voornaam)] zelf verklaart in het verhoor bij de politie dat hij daar niets van weet. De moeder van [slachtoffer (voornaam)] heeft verklaard dat [slachtoffer (voornaam)] had verteld dat [verdachte (voornaam)] zijn piemel tussen [slachtoffer (voornaam)(-s)] billen wilde doen maar dat [slachtoffer (voornaam)] daar nee tegen heeft gezegd.
Al met al is de rechtbank van oordeel dat niet met voldoende zekerheid uit het dossier kan worden afgeleid dat [verdachte (voornaam)] zijn piemel tegen de billen of anus van [slachtoffer (voornaam)] heeft geduwd. Dat betekent dat [verdachte (voornaam)] wordt vrijgesproken van feit 2 (poging tot ontucht met [slachtoffer (voornaam)] ).
Bewezenverklaring feit 1
[verdachte (voornaam)] heeft tijdens de zitting toegegeven dat hij dit feit – voor zover bewezen verklaard door de rechtbank – heeft gepleegd. De rechtbank zal daarom niet opschrijven wat er in de bewijsstukken staat, maar alleen opsommen welke bewijsstukken zij voor de bewezenverklaring gebruikt. De rechtbank verwijst met voetnoten naar de plaats waar de bewijsstukken in het dossier te vinden zijn.
De bewijsstukken:
- het proces-verbaal van het studioverhoor met [slachtoffer] op 16 oktober 2019 [2] ;
- de verklaring van [verdachte (voornaam)] op de zitting [3] .

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1. in de periode gelegen tussen 18 december 2013 tot en met 31 augustus 2015 te [plaatsnaam] met [slachtoffer] , geboren op [2006] , die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, handelingen heeft gepleegd die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , zo heeft verdachte meermalen (telkens)
- zijn broek en de broek van die [slachtoffer] uitgedaan en
- zijn penis aan die [slachtoffer] getoond en
- die [slachtoffer] zijn penis en ballen laten/doen betasten, likken, zuigen en aftrekken en
- de penis van die [slachtoffer] in zijn mond gebracht en gehouden en
- zijn penis in de mond van die [slachtoffer] gebracht en gehouden.
[verdachte (voornaam)] wordt vrijgesproken van alles wat meer of anders ten laste is gelegd dan wat hierboven is bewezen. De rechtbank heeft taal- en spelfouten in de tenlastelegging verbeterd. Dat is niet nadelig voor [verdachte (voornaam)] .

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Gedragingen zijn volgens de wet alleen strafbaar als er geen rechtvaardigingsgrond voor die gedragingen bestaat. Als een verdachte zich kan beroepen op zo’n rechtvaardigingsgrond is zijn gedrag niet in strijd met het recht. Niet is gebleken dat er zo’n rechtvaardigingsgrond voor de door [verdachte (voornaam)] gepleegde feiten bestond. De door [verdachte (voornaam)] gepleegde feiten zijn dus strafbaar.
De wet noemt het door [verdachte (voornaam)] gepleegde feit: met iemand beneden de leeftijd van twaalf jaren handelingen plegen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, meermalen gepleegd.

7.STRAFBAARHEID VAN [verdachte (voornaam)]

Verdachten zijn volgens de wet alleen strafbaar als zij geen beroep kunnen doen op een schulduitsluitingsgrond. Als een verdachte zich kan beroepen op een schulduitsluitingsgrond is zijn gedrag niet verwijtbaar. Niet is gebleken dat [verdachte (voornaam)] een beroep kon doen op zo’n schulduitsluitingsgrond. [verdachte (voornaam)] is dus strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie vindt dat [verdachte (voornaam)] een ernstig feit heeft gepleegd. Hij vindt het goed dat [verdachte (voornaam)] bij de politie openheid van zaken heeft gegeven, direct in behandeling is gegaan, ook op de zitting open en eerlijk is geweest en oprecht berouw toont over wat hij [slachtoffer (voornaam)] heeft aangedaan. Ook houdt de officier van justitie rekening met de wens van [verdachte (voornaam)] om in de ouderenzorg te gaan werken.
Omdat de officier van justitie niet denkt dat [verdachte (voornaam)] nog een keer eenzelfde soort strafbaar feit zal plegen, vindt hij een voorwaardelijke straf niet passend. Wel vindt hij dat [verdachte (voornaam)] nog straf verdient voor wat hij heeft gedaan. Hij vordert dat [verdachte (voornaam)] wordt veroordeeld tot een werkstraf van 60 uren. Als de rechtbank die straf oplegt, zal de officier van justitie zijn best doen om ervoor te zorgen dat de werkstraf in de ouderenzorg kan worden uitgevoerd.
8.2
Het standpunt van de advocaat
De advocaat verzoekt de rechtbank rekening te houden met de houding van [verdachte (voornaam)] . [verdachte (voornaam)] is open en eerlijk geweest. [verdachte (voornaam)] heeft via een e-mail zijn excuses aan [slachtoffer (voornaam)] aangeboden en staat open voor een gesprek met [slachtoffer (voornaam)] . Ook heeft [verdachte (voornaam)] een intensieve behandeling gehad. Hij neemt zijn verantwoordelijkheid voor wat er is gebeurd. Niet moet worden vergeten dat [verdachte (voornaam)] zelf pas 12 jaar oud was toen hij het misbruik pleegde. Volgens de advocaat is is in het licht hiervan toepassing van artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht, de schuldigverklaring zonder oplegging van een straf, een passende uitkomst.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft bij het bepalen van een passende straf rekening gehouden met de ernst van het strafbare feit, de omstandigheden waaronder [verdachte (voornaam)] dat feit heeft gepleegd en de persoonlijke omstandigheden van [verdachte (voornaam)] . De rechtbank heeft ook gekeken naar straffen die in vergelijkbare zaken worden opgelegd.
De rechtbank legt aan [verdachte (voornaam)] een werkstraf van 60 uren op. Hieronder legt de rechtbank uit hoe zij deze straf heeft bepaald.
8.3.1
De ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder de feiten zijn gepleegd
[verdachte (voornaam)] , toen 12 tot 14 jaar oud, heeft zich schuldig gemaakt aan ontucht met de toen 7 tot 9jarige [slachtoffer (voornaam)] . [verdachte (voornaam)] heeft er herhaaldelijk op aangedrongen dat [slachtoffer (voornaam)] [verdachte (voornaam)] aftrok en pijpte en heeft die handelingen ook bij [slachtoffer (voornaam)] verricht. [verdachte (voornaam)] zag wel dat [slachtoffer (voornaam)] dat niet wilde, maar heeft toch (met woorden) aangedrongen om het te doen. [verdachte (voornaam)] heeft daarmee ernstig inbreuk gemaakt op de lichamelijke en geestelijke integriteit van [slachtoffer (voornaam)] en heeft niet stil gestaan bij de gevolgen van zijn gedrag voor het – gelet op zijn jonge leeftijd – kwetsbare slachtoffer.
Dit soort feiten doorkruist een normale seksuele ontwikkeling en kan voor minderjarigen ernstige gevolgen hebben, waar zij nog lange tijd last van kunnen hebben. Dat het bewezenverklaarde ook daadwerkelijk nare gevolgen heeft voor [slachtoffer (voornaam)] , blijkt uit het dossier.
Naast de gevolgen van het misbruik voor [slachtoffer (voornaam)] , heeft de rechtbank ook oog voor de gevolgen die de strafzaak voor [verdachte (voornaam)] heeft. [verdachte (voornaam)] was ten tijde van het misbruik 12 tot 14 jaar oud en dus zelf nog een kind. Hij stond aan het begin van zijn seksuele ontwikkeling. Inmiddels is [verdachte (voornaam)] 19 jaar oud en is het misbruik dus al een tijd geleden. Met dat tijdsverloop houdt de rechtbank rekening. Tot slot houdt de rechtbank rekening met het feit dat [verdachte (voornaam)] verantwoordelijkheid heeft genomen en spijt heeft betuigd. Hij heeft vlak na het misbruik een excuusmail aan (de ouders van) [slachtoffer (voornaam)] geschreven en aangeboden om het gesprek met [slachtoffer (voornaam)] en/of zijn ouders aan te gaan.
8.3.2
De persoonlijke omstandigheden van verdachte
Strafblad
Uit het strafblad (de ‘justitiële documentatie’) van [verdachte (voornaam)] blijkt dat hij niet eerder door de strafrechter is veroordeeld. Bovendien heeft verdachte ook na het plegen van het misbruik geen strafbare feiten meer gepleegd. Dat laatste weegt de rechtbank in het voordeel van [verdachte (voornaam)] mee bij het bepalen van de straf.
Advies van de Raad voor de Kinderbescherming
[verdachte (voornaam)] heeft een gesprek gevoerd met de heer [A] van de Raad voor de Kinderbescherming. De heer [A] heeft een rapport over [verdachte (voornaam)] geschreven. Op de zitting heeft de heer [A] het rapport ook toegelicht.
Uit de gesprekken leidt de Raad voor de Kinderbescherming af dat het feit dat [verdachte (voornaam)] in het verleden gepest is mogelijk van invloed is geweest op het plegen van het misbruik. Volgens de Raad voor de Kinderbescherming was [verdachte (voornaam)] bezig met seksueel experimenteergedrag, maar heeft hij daar op een verkeerde manier invulling aan gegeven, mogelijk om zijn gevoelens van onmacht en onrecht vanuit zijn pestverleden te compenseren. Daarnaast hebben een combinatie van zijn jonge leeftijd en ADD er hoogstwaarschijnlijk toe bijgedragen dat [verdachte (voornaam)] heeft gehandeld zonder de gevolgen ervan daadwerkelijk te begrijpen en te overzien. Omdat [verdachte (voornaam)] inmiddels behandeling heeft gevolgd, meer heeft geleerd zijn negatieve gevoelens adequaat te uiten en doordrongen is van de ernst van zijn eigen gedrag, denkt de Raad voor de Kinderbescherming dat de risicofactoren die toen aanwezig waren er nu niet meer of in beperkte mate zijn. De Raad voor de Kinderbescherming denkt dan ook dat de kans op herhaling van strafbare feiten klein is.
Een strafrechtelijke reactie in de vorm van een onvoorwaardelijke jeugddetentie of werkstraf heeft volgens de Raad voor de Kinderbescherming geen pedagogische meerwaarde (meer). [verdachte (voornaam)] heeft het uitzitten van een jeugddetentie of het uitvoeren van een werkstraf niet nodig om zich te realiseren dat zijn gedrag verregaand grensoverschrijdend was.
De Raad voor de Kinderbescherming adviseert de rechtbank [verdachte (voornaam)] een voorwaardelijke jeugddetentie op te leggen, onder de algemene voorwaarde dat hij zich voor het einde van die proeftijd niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit en onder de bijzondere voorwaarde dat hij door het strafbare feit veroorzaakte schade vergoedt.
8.3.3
Conclusie
Alles afwegend is de rechtbank van oordeel dat de door de officier van justitie geëiste straf, een werkstraf van 60 uren, een passende straf is. Vanwege de ernst van het feit vindt de rechtbank het toepassen van artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht in deze zaak niet passend. Aangezien het slachtoffer, [slachtoffer (voornaam)] , geen verzoek tot schadevergoeding heeft ingediend, ziet de rechtbank geen reden om een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met als bijzondere voorwaarde het vergoeden van schade.
De rechtbank gaat voorbij aan het verzoek van de advocaat om in dit vonnis op te nemen dat de veroordeling van [verdachte (voornaam)] in de toekomst niet in de weg moet staan aan het kunnen verkrijgen van een verklaring omtrent het gedrag (hierna: VOG). De rechtbank begrijpt dit verzoek en de rechtbank ziet net als de officier van justitie ook geen bezwaren indien [verdachte (voornaam)] in de ouderenzorg zou gaan werken, maar de beoordeling van een aanvraag van een VOG is voorbehouden aan de afdeling Justis van het Ministerie van Justitie en Veiligheid. De rechtbank kan niet in deze beoordeling treden en merkt alleen op dat bij een mogelijke toekomstige aanvraag van een VOG de overwegingen in dit vonnis onder de aandacht van Justis kunnen worden gebracht.

9.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 77a, 77g, 77m, 77n, 77gg en 244 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

10.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt verdachte vrij van het onder feit 2 ten laste gelegde;
Bewezenverklaring
  • verklaart het onder feit 1 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
  • verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
  • verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
  • verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
  • veroordeelt verdachte tot een werkstraf van 60 uren;
  • beveelt dat voor het geval verdachte de werkstraf niet of niet naar behoren verricht de werkstraf wordt vervangen door 30 dagen jeugddetentie.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.M. Leijten, voorzitter, mrs. Y.M. Vanwersch en C. van de Lustgraaf, rechters, in tegenwoordigheid van mr. F. Verkuijlen, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 19 februari 2021.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1. hij in of omstreeks de periode gelegen tussen 18 december 2013 tot en met 18 december 2015 te [plaatsnaam] , met [slachtoffer] , geboren op [2006] , die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, een of meer handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , hebbende verdachte meermalen, althans eenmaal (telkens)
- zijn broek en/of de broek van die [slachtoffer] uitgedaan en/of
- zijn penis aan die [slachtoffer] getoond en/of
- die [slachtoffer] zijn penis en/of ballen laten/doen betasten, likken, zuigen en/of aftrekken en/of
- de penis van die [slachtoffer] in zijn mond gebracht en/of gehouden en/of
- zijn penis in de mond van die [slachtoffer] gebracht en/of gehouden;
( art 244 Wetboek van Strafrecht )
2. hij in of omstreeks de periode gelegen tussen 18 december 2013 tot en met 18 december 2015 te [plaatsnaam] , ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om met iemand die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, te weten [slachtoffer] , geboren op [2006] , buiten echt ontuchtige handelingen te plegen, die bestonden uit of mede bestonden uit het meermalen, althans eenmaal (telkens) seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer]
- zijn, verdachtes, broek en/of de broek van die [slachtoffer] heeft uitgedaan en/of
- zijn, verdachtes, penis heeft getoond aan die [slachtoffer] en/of
- aan die [slachtoffer] , heeft gevraagd of hij zijn, verdachtes, penis en/of ballen wilde betasten, likken, zuigen en/of aftrekken en/of
- de penis van die [slachtoffer] in zijn, verdachts mond heeft gebracht en/of gehouden en/of
- aan die [slachtoffer] heeft gevraagd of hij zijn, verdachtes, penis in de anus/billen van die [slachtoffer] mocht brengen/doen en/of (vervolgens)
- zijn, verdachtes penis tegen/op de anus/billen van die [slachtoffer] heeft gehouden en/of geduwd,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
( art 244 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht )

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers zijn dit – tenzij anders aangegeven – pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal met nummer PL0900-2019136747 van 11 juni 2020, opgemaakt door politie Eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 62. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Proces-verbaal van bevindingen, p. 28-39.
3.Proces-verbaal van het onderzoek ter terechtzitting.