ECLI:NL:RBMNE:2021:445

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
14 januari 2021
Publicatiedatum
9 februari 2021
Zaaknummer
UTR 20/1719
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het beroep wegens te late indiening

In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, enkelvoudige kamer, wordt het beroep van eiser tegen een besluit van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen behandeld. Het besluit waartegen het beroep is ingesteld, dateert van 17 maart 2020. De rechtbank heeft vastgesteld dat het beroepschrift te laat is ingediend, namelijk op 1 mei 2020, terwijl dit uiterlijk op 28 april 2020 had moeten zijn ontvangen. De rechtbank heeft geen zitting gehouden, omdat het niet nodig was gezien de te late indiening van het beroep.

De rechtbank overweegt dat een beroep binnen zes weken na bekendmaking van het besluit moet worden ingediend, zoals vastgelegd in de artikelen 6:7 en 6:8 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Eiser heeft aangevoerd dat hij door gezondheidsproblemen, waaronder ernstige oogklachten, niet in staat was om tijdig beroep in te dienen. Daarnaast heeft hij gesteld dat de coronamaatregelen hem belemmerden in het verkrijgen van hulp bij het indienen van het beroepschrift en dat er mogelijk postvertraging was.

De rechtbank heeft begrip voor de situatie van eiser, maar oordeelt dat de aangevoerde omstandigheden geen geldige reden vormen voor de te late indiening. De verantwoordelijkheid om tijdig beroep in te dienen ligt bij eiser, en hij had op andere manieren hulp kunnen vragen. De rechtbank concludeert dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is, zoals bepaald in artikel 8:54 Awb, en zal het beroep niet inhoudelijk behandelen. Er is geen sprake van een vergoeding van proceskosten. De uitspraak is gedaan door mr. R.C. Stijnen en is openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 20 / 1719

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 14 januari 2021 in de zaak tussen

[eiser] , [woonplaats] , eiser,

en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen,verweerder.

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het beroep van eiser tegen het besluit van verweerder van
17 maart 2020.

Overwegingen

1.De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig is. Eiser is namelijk te laat met het indienen van beroep, waardoor de rechtbank de zaak niet inhoudelijk kan behandelen. Hieronder legt de rechtbank dat verder uit.
2. Een beroep moet worden ingediend binnen zes weken nadat het besluit bekend is gemaakt (artikelen 6:7 en 6:8 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)). In artikel 3:41 van de Awb staat hoe dat bekendmaken gebeurt.
3. In dit geval is het besluit bekendgemaakt op 17 maart 2020. Het beroepschrift had dus uiterlijk op 28 april 2020 door de rechtbank ontvangen moeten zijn. De rechtbank heeft het beroepschrift ontvangen op 1 mei 2020. Dat is dus te laat. De hoofdregel is dan dat de rechtbank het beroep niet inhoudelijk mag behandelen. Soms is dat anders. Dan is er een geldige reden waarom het beroepschrift te laat door de rechtbank is ontvangen. Het gaat dan om omstandigheden waar eiser niets aan kan doen.
4. Eiser zegt dat hij te laat was omdat hij vanwege gezondheidsproblemen niet goed kan lezen en schrijven. Dit veroorzaakt namelijk ernstige oogklachten. Vanwege het coronavirus had eiser angst voor sociaal contact waardoor het lastig was om hulp te vragen bij het schrijven van het beroepschrift. Eiser stelt daarnaast dat het ook kan komen dat de post ernstig vertraagd was vanwege de coronacrisis en dat het daarom niet binnen het termijn is aangekomen.
5. Hoewel de rechtbank begrip heeft voor de situatie van eiser, vind de rechtbank dat deze omstandigheden geen geldige reden vormen voor het niet tijdig instellen van het beroep. Het is ook onder deze omstandigheden de verantwoordelijkheid van eiser om op tijd beroep in te dienen, of dat voor hem te laten doen, zo nodig op nader aan te voeren gronden (pro forma). Dat eiser vanwege het coronavirus bang was voor sociaal contact en daardoor geen hulp kon krijgen wordt niet nader onderbouwd. Eiser had ook op andere manieren om hulp kunnen vragen, bijvoorbeeld telefonisch of digitaal. Het argument dat de post wellicht vertraagd was gaat in dit geval niet op, omdat het beroepschrift digitaal is ingediend door middel van
Digi-D.
5. Het beroep is kennelijk niet-ontvankelijk (artikel 8:54 Awb). Het beroep zal daarom niet inhoudelijk worden behandeld.
6. van een vergoeding van de proceskosten is geen sprake.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.C. Stijnen, rechter, in aanwezigheid van
K.F.K. Hoogbruin, griffier. De beslissing is uitgesproken op 14 januari 2021 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum op de stempel die hierboven staat. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.