In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 2 juli 2021 een mondeling vonnis gewezen in een executiegeschil tussen [verzoekster] en [verweerster]. [Verweerster] is eigenaar van een woning die zij in 2019 heeft gesplitst en deels verhuurd aan [verzoekster]. Na een eerdere uitspraak van 28 april 2021, waarin de huurovereenkomst werd vernietigd, heeft [verweerster] [verzoekster] verzocht de woning te ontruimen. [Verzoekster] heeft echter verzocht om de executie van dit vonnis op te schorten totdat er in hoger beroep een eindarrest is gewezen. De voorzieningenrechter heeft deze vordering afgewezen, waarbij een belangenafweging is gemaakt. De voorzieningenrechter oordeelde dat de belangen van [verzoekster] niet zwaarder wegen dan die van [verweerster]. [Verzoekster] heeft niet voldoende onderbouwd dat zij een dak boven haar hoofd nodig heeft, en haar inspanningen om een andere woning te vinden zijn onvoldoende aangetoond. Aan de andere kant heeft [verweerster] aangetoond dat de situatie tussen hen problematisch is, wat leidt tot stress en overlast. De voorzieningenrechter heeft daarom geoordeeld dat [verzoekster] de woning moet verlaten en haar is veroordeeld in de proceskosten van [verweerster].