Op 14 september 2021 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van de voorbereiding van een plofkraak. De zaak kwam voor de rechtbank na een politieachtervolging op 21 januari 2021, waarbij de verdachte en zijn medeverdachten met hoge snelheid in een Audi RS6 reden. Tijdens de achtervolging werden ze betrapt op het overschrijden van de snelheidslimiet en crashte het voertuig uiteindelijk. In de auto werden verschillende verdachte voorwerpen aangetroffen, waaronder jerrycans met benzine, bivakmutsen en een nieuwe mobiele telefoon.
De rechtbank heeft vastgesteld dat, hoewel de verdachte in het bezit was van voorwerpen die op het eerste gezicht bestemd leken voor een plofkraak, er onvoldoende bewijs was om te concluderen dat hij ook daadwerkelijk de intentie had om een plofkraak te plegen. De officier van justitie en de verdediging pleitten beiden voor vrijspraak, en de rechtbank volgde dit standpunt. De rechtbank oordeelde dat de enkele aanwezigheid van de verdachte in de auto, samen met de aangetroffen voorwerpen, niet voldoende was om opzet op het plegen van een plofkraak vast te stellen.
Daarom sprak de rechtbank de verdachte vrij van het ten laste gelegde feit en verklaarde de in beslag genomen voorwerpen verbeurd, met uitzondering van enkele goederen die aan de verdachte werden teruggegeven. De vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde straf werd afgewezen. Deze uitspraak benadrukt het belang van voldoende bewijs voor de vaststelling van opzet in strafzaken.