ECLI:NL:RBMNE:2021:4433

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
23 april 2021
Publicatiedatum
14 september 2021
Zaaknummer
520658
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel in het kader van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg

In deze beschikking van de Rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, is op 23 april 2021 uitspraak gedaan over de voortzetting van een crisismaatregel voor een betrokkene, geboren in 1960 in Nederlands Nieuw-Guinea. De officier van justitie had verzocht om de voortzetting van de op 20 april 2021 opgelegde crisismaatregel, die onder andere het toedienen van vocht, voeding en medicatie omvatte, evenals het verrichten van medische controles. De mondelinge behandeling vond plaats via Skype vanwege coronamaatregelen, waarbij de arts-assistent en de advocaat van de betrokkene aanwezig waren. De betrokkene zelf was niet aanwezig, omdat hij onderweg was naar de operatiekamer.

De rechtbank heeft vastgesteld dat er sprake was van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel voor de betrokkene, veroorzaakt door een psychische stoornis. De arts heeft verklaard dat de betrokkene niet wil meewerken aan de benodigde zorg, wat de noodzaak voor gedwongen zorg onderstreept. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verzochte vormen van verplichte zorg noodzakelijk zijn om het gevaar voor de betrokkene af te wenden, met uitzondering van een specifieke zorgvorm die niet noodzakelijk werd geacht. De machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel is verleend voor een periode van drie weken, tot en met 14 mei 2021.

De beschikking is mondeling gegeven door rechter E.A.A. van Kalveen en is openbaar uitgesproken, met de mogelijkheid voor de betrokkene om cassatie aan te tekenen tegen deze beschikking.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Familierecht
Locatie Utrecht
Zaaknummer: C/16/520658 / FV RK 21-819
Externe referentie: [externe referentie]
Machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel
Beschikking van 23 april 2021naar aanleiding van het door de officier van justitie ingediende verzoek tot voortzetting van een crisismaatregel, als bedoeld in artikel 7:7 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz), ten aanzien van:
[betrokkene],
geboren op [geboortedatum] 1960 in [geboorteplaats] , Nederlands Nieuw-Guinea,
wonende te [adres] , [woonplaats] ,
verblijvende te [verblijfplaats] in [plaatsnaam] ,
hierna te noemen: betrokkene,
advocaat: mr. R.G.J. Booij.

1.Procesverloop

1.1.
Bij verzoekschrift, ingekomen bij de griffie op 21 april 2021, heeft de officier van justitie verzocht om voortzetting van de op 20 april 2021 opgelegde crisismaatregel.
Bij het verzoekschrift zijn onder andere de volgende bijlagen gevoegd:
  • een afschrift van de beslissing tot het nemen van de crisismaatregel van 20 april 2021;
  • de medische verklaring van 20 april 2021;
  • de gegevens over eerder afgegeven machtigingen ingevolge de Wvggz en strafvorderlijke en justitiegegevens.
1.2.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 23 april 2021. Vanwege de coronamaatregelen heeft de mondelinge behandeling via Skype plaatsgevonden, conform de Algemene Regeling Zaaksbehandeling Rechtspraak. Daarbij zijn gehoord:
  • mevrouw [A] , arts-assistent (hierna: arts);
  • de advocaat.
1.3.
De arts had enkel een geluidsverbinding, omdat het haar niet lukte om ook een beeldverbinding tot stand te brengen. Een ieder verbleef in een aparte ruimte. De rechter en de griffier waren in het gerechtsgebouw van de rechtbank Midden-Nederland te Utrecht.
1.4.
De rechtbank heeft betrokkene niet gehoord. Voorafgaand aan de mondelinge behandeling heeft de arts verklaard dat betrokkene op dat moment onderweg was naar de operatiekamer, omdat hij zijn sonde eruit had getrokken. Deze moest onder anesthesie worden ingebracht. De arts en de advocaat hebben beiden aangegeven dat het vrijwel onmogelijk is met betrokkene te communiceren. De rechtbank heeft daarom besloten om de mondelinge behandeling te laten plaatsvinden buiten aanwezigheid van betrokkene.
1.5.
De officier van justitie heeft van tevoren laten weten dat hij niet voornemens is bij de mondelinge behandeling te verschijnen.
1.6.
De rechtbank heeft na de mondelinge behandeling direct uitspraak gedaan, met uitzondering van het discussiepunt of de zorgvorm onder e wel of niet toegewezen zal worden. De beslissing daarop is in de kennisgeving mondelinge uitspraak verwerkt. Deze kennisgeving is per mail aan de advocaat van betrokkene, de vertegenwoordiger van de zorgaanbieder en de officier van justitie toegestuurd.

2.Beoordeling

2.1.
In de crisismaatregel waarvan de officier van justitie voortzetting vraagt, zijn de volgende vormen van verplichte zorg, als bedoeld in artikel 3:2 Wvggz, opgenomen:
toedienen van vocht, voeding en medicatie, alsmede het verrichten van medische controles of andere medische handelingen en therapeutische maatregelen, ter behandeling van een psychische stoornis, dan wel vanwege die stoornis, ter behandeling van een somatische aandoening;
beperken van de bewegingsvrijheid;
uitoefenen van toezicht op betrokkene;
onderzoek aan kleding of lichaam;
opnemen in een accommodatie.
2.2.
Voor de advocaat is het lastig om een standpunt in te nemen, omdat het onduidelijk is of betrokkene zich verzet tegen de machtiging. Er is in ieder geval voldaan aan de wettelijke vereisten om een machtiging te verlenen. Ten aanzien van de verplichte vormen van zorg verzoekt de advocaat om de zorgvorm genoemd onder
eaf te wijzen, omdat deze vorm niet noodzakelijk is. Het monitoren en onderzoeken van de lichamelijke conditie van betrokkene is mogelijk door middel van de zorgvorm die onder a is genoemd. Verder heeft de advocaat zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
2.3.
De arts vindt de machtiging met de verzochte zorgvormen noodzakelijk. Bij betrokkene is een katatoon beeld te zien. Het protocol voor katatonie wordt door de instelling doorlopen, maar heeft tot op heden niet het gewenste effect. Verder wordt zo veel mogelijk geprobeerd om de lichamelijke toestand van betrokkene op peil te houden. In dat kader is het nodig veelvuldig de lichamelijke toestand te controleren. Daarbij kan verzet worden getoond en moet deze zorg verplicht worden toegepast. De arts is gewend dergelijk handelen te scharen onder zorg als bedoeld onder e. Een gedwongen opname is noodzakelijk om het ernstig nadeel af te wenden, nu betrokkene regelmatig laat merken dat hij niet wil meewerken aan de benodigde zorg. Hij wil dan bijvoorbeeld geen voeding innemen.
2.4.
Uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling is gebleken dat er ten aanzien van betrokkene sprake is van onmiddellijk dreigend ernstig nadeel, met name gelegen in levensgevaar. Er wordt vermoed dat dit nadeel wordt veroorzaakt door gedrag dat voortvloeit uit een psychische stoornis, in de vorm van een bipolaire-stemmingsstoornis. De crisissituatie is zo ernstig dat de procedure voor een zorgmachtiging niet kan worden afgewacht.
2.5.
De rechtbank is van oordeel dat bij de voortzetting van de crisismaatregel de verzochte vormen van verplichte zorg noodzakelijk zijn om het nadeel af te wenden, met uitzondering van de zorg genoemd onder
e. De rechtbank stelt voorop dat als vorm van gedwongen zorg uitgebreid lichamelijk onderzoek mogelijk moet zijn, ook indien er sprake zou zijn van verzet. De vraag is onder welke wettelijke vorm van verplichte zorg dit handelen valt. De rechtbank constateert dat uit het informatieboekje “Registratie van vormen van toegepaste verplichte zorg” [1] van GGZ Nederland blijkt dat onderzoek aan kleding of lichaam noodzakelijk kan zijn om gevaarlijke of verboden voorwerpen of middelen aan betrokkene te ontnemen. Dat is bij betrokkene niet het geval. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de arts verklaard dat het enkel noodzakelijk is om het lichaam van betrokkene te onderzoeken om zijn fysieke conditie in de gaten te houden. De rechtbank is het daarom met de advocaat eens dat hiervoor de onder a genoemde zorgvorm voldoende is.
2.6.
Deze vormen van verplichte zorg zijn evenredig en naar verwachting effectief. Uit de stukken blijkt dat rekening is gehouden met de voorwaarden die noodzakelijk zijn om deelname van betrokkene aan het maatschappelijk leven te bevorderen, alsmede met de veiligheid van betrokkene.
2.7.
Gelet op het voorgaande verleent de rechtbank een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel, welke machtiging een geldigheidsduur heeft van drie weken na heden. Dat is tot en met 14 mei 2021.

3.Beslissing

De rechtbank:
3.1.
verleent een machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel ten aanzien van
[betrokkene], geboren op [geboortedatum] 1960 in [geboorteplaats] , Nederlands Nieuw-Guinea, met voor de duur van de machtiging de volgende vormen van verplichte zorg:
toedienen van vocht, voeding en medicatie, alsmede het verrichten van medische controles of andere medische handelingen en therapeutische maatregelen, ter behandeling van een psychische stoornis, dan wel vanwege die stoornis, ter behandeling van een somatische aandoening;
beperken van de bewegingsvrijheid;
uitoefenen van toezicht op betrokkene;
opnemen in een accommodatie;
3.2.
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met 14 mei 2021;
3.3.
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is op 23 april 2021 mondeling gegeven door mr. E.A.A. van Kalveen, rechter, en in het openbaar uitgesproken bijgestaan door H.W. de Ruiter als griffier, en schriftelijk uitgewerkt en ondertekend op 12 mei 2021.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.

Voetnoten

1.https://www.denederlandseggz.nl/getmedia/8af2fa41-a2c0-4b43-bd13-3774a862273c/deNederlandseggz_Registratievormenvantoegepasteverplichtezorg_september2020.pdf?ext=.pdfin