ECLI:NL:RBMNE:2021:4423
Rechtbank Midden-Nederland
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in bestuursrechtelijke zaak betreffende verwerking van persoonsgegevens
In de uitspraak van 8 september 2021 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Midden-Nederland, mr. J.J. Catsburg, geoordeeld over een verzoek om een voorlopige voorziening in een bestuursrechtelijke zaak. Verzoeker had bezwaar gemaakt tegen een besluit van verweerder, dat op 10 juni 2021 was genomen, waarin het verzoek van verzoeker om te stoppen met het gebruik van een persoonsgegeven werd afgewezen. Dit persoonsgegeven betrof de aanduiding van verzoekers functie, die volgens verweerder onder het organisatieonderdeel 'Functional Materials' viel. Verzoeker stelde dat het gebruik van dit persoonsgegeven leidde tot reputatieschade en dat hij spoedeisend belang had bij zijn verzoek om een voorlopige voorziening.
De voorzieningenrechter oordeelde dat verzoeker onvoldoende had aangetoond dat er sprake was van spoedeisend belang. De enkele stelling dat het gebruik van het persoonsgegeven moest worden gestaakt omdat dit leidde tot reputatieschade, was niet voldoende. Bovendien werd gesteld dat de door verzoeker gevraagde voorlopige voorziening alleen kon worden getroffen als het besluit van verweerder evident onrechtmatig was. De voorzieningenrechter concludeerde dat dit niet het geval was, aangezien de aanduiding van het organisatieonderdeel correct was volgens onherroepelijke rechtspraak.
Daarom werd het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen. De uitspraak werd gedaan in aanwezigheid van griffier mr. A.M. Slierendrecht en is openbaar gemaakt op rechtspraak.nl. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.