In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 10 september 2021 uitspraak gedaan in een kort geding tussen Stichting Mitros en een huurder, aangeduid als [gedaagde]. De eisende partij, Mitros, vorderde ontruiming van de woning van [gedaagde] vanwege ernstige overlast die hij zou veroorzaken voor omwonenden. De overlast bestond uit verbaal en fysiek intimiderend gedrag, schreeuwen, en het doen van zijn behoefte op openbare plekken. De huurder, die lijdt aan een schizo-affectieve stoornis, betwistte de overlast niet, maar zijn advocaat pleitte voor zijn situatie en de gevolgen van ontruiming voor hem.
De kantonrechter oordeelde dat Mitros een spoedeisend belang had om op te treden tegen het overlastgevende gedrag van [gedaagde]. De rechter concludeerde dat het zeer waarschijnlijk was dat in een bodemprocedure de huurovereenkomst zou worden ontbonden, gezien de ernst van de overlast en de impact op de andere huurders. De rechter benadrukte dat de veiligheid van de omwonenden voorop staat en dat het belang van [gedaagde] om in de woning te blijven, moest wijken voor de belangen van de gemeenschap.
Uiteindelijk werd de vordering van Mitros toegewezen, en werd [gedaagde] veroordeeld om binnen veertien dagen de woning te ontruimen en de proceskosten te betalen. De rechter verklaarde de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad, wat betekent dat Mitros direct kon overgaan tot uitvoering van het vonnis, ongeacht een eventuele hoger beroep.