ECLI:NL:RBMNE:2021:4416

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
10 september 2021
Publicatiedatum
13 september 2021
Zaaknummer
9357593 UV EXPL 21-135 MvdH/40201
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontruiming van huurwoning wegens ernstige overlast door huurder met psychische aandoening

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 10 september 2021 uitspraak gedaan in een kort geding tussen Stichting Mitros en een huurder, aangeduid als [gedaagde]. De eisende partij, Mitros, vorderde ontruiming van de woning van [gedaagde] vanwege ernstige overlast die hij zou veroorzaken voor omwonenden. De overlast bestond uit verbaal en fysiek intimiderend gedrag, schreeuwen, en het doen van zijn behoefte op openbare plekken. De huurder, die lijdt aan een schizo-affectieve stoornis, betwistte de overlast niet, maar zijn advocaat pleitte voor zijn situatie en de gevolgen van ontruiming voor hem.

De kantonrechter oordeelde dat Mitros een spoedeisend belang had om op te treden tegen het overlastgevende gedrag van [gedaagde]. De rechter concludeerde dat het zeer waarschijnlijk was dat in een bodemprocedure de huurovereenkomst zou worden ontbonden, gezien de ernst van de overlast en de impact op de andere huurders. De rechter benadrukte dat de veiligheid van de omwonenden voorop staat en dat het belang van [gedaagde] om in de woning te blijven, moest wijken voor de belangen van de gemeenschap.

Uiteindelijk werd de vordering van Mitros toegewezen, en werd [gedaagde] veroordeeld om binnen veertien dagen de woning te ontruimen en de proceskosten te betalen. De rechter verklaarde de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad, wat betekent dat Mitros direct kon overgaan tot uitvoering van het vonnis, ongeacht een eventuele hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
kantonrechter
locatie Utrecht
zaaknummer: 9357593 UV EXPL 21-135 MvdH/40201
Kort geding vonnis van 10 september 2021
inzake
de stichting
Stichting Mitros,
gevestigd in Utrecht,
die verder Mitros zal worden genoemd,
eisende partij,
gemachtigde: mr. M.H. Andreae,
tegen:
[gedaagde],
wonend in [woonplaats] ,
die verder [gedaagde] zal worden genoemd,
gedaagde partij,
gemachtigde: mr. J. Wolfrat.

1.De procedure

1.1.
Hoe deze procedure is verlopen blijkt uit het volgende:
  • de dagvaarding is op 10 augustus 2021 bij [gedaagde] bezorgd;
  • op 27 augustus 2021 is de zaak op een zitting met de rechter besproken. De advocaat van [gedaagde] heeft een pleitnota voorgedragen en overhandigd. Van de zitting heeft de griffier aantekeningen gemaakt.
1.2.
De rechter heeft besloten dat de uitspraak vandaag is.

2.Het geschil en de beoordeling daarvan

2.1.
In een kort geding procedure wordt aan de rechter gevraagd om een (spoed)maatregel te nemen. De wet gaat ervan uit dat er na de kort geding procedure ook een gewone rechtszaak zal komen. In een kort geding procedure beoordeelt de rechter of het waarschijnlijk is dat in de gewone rechtszaak een beslissing zal worden genomen die in het voordeel van de eisende partij zal zijn (dat is Mitros). Als dat voldoende waarschijnlijk is en als er haast bij is, kan de maatregel die daarop vooruit loopt, in een kort geding procedure worden toegewezen. In deze zaak moet de rechter dus beoordelen of Mitros een spoedeisend belang heeft en of het voldoende waarschijnlijk is dat de rechter in de gewone rechtszaak zal vinden dat [gedaagde] zijn woning uit moet.
Waar gaat het om in deze zaak?
2.2.
[gedaagde] huurt sinds 27 juli 2010 een woning van Mitros aan de [adres] in [woonplaats] . Aanvankelijk had [gedaagde] een huurovereenkomst met verplichte woonbegeleiding vanuit Back Up. Inmiddels is er sprake van een reguliere huurovereenkomst. Volgens Mitros veroorzaakt [gedaagde] al jaren in meer of mindere mate overlast, waarbij het in de zomer van 2020 en vanaf eind mei 2021 ernstig was. De ernstige overlast bestaat onder meer uit verbaal en fysiek intimiderend gedrag naar omwonenden, schreeuwen, bonken op deuren en ramen, gooien met spullen vanaf zijn balkon en het doen van zijn behoefte op de stoep of in de tuinen van omwonenden.
2.3.
Mitros vordert ontruiming van de woning die [gedaagde] van haar huurt, binnen 14 dagen na betekening van het vonnis. Verder vordert Mitros proceskosten en de kosten die zij eventueel zal moeten maken om de beslissing te laten uitvoeren als [gedaagde] hier niet uit zichzelf aan voldoet.
Wat moet de rechter als eerste beoordelen?
2.4.
Bij de beoordeling van de vraag of [gedaagde] zijn woning moet verlaten, geldt als uitgangspunt dat een huurder verplicht is om zich als goed huurder te gedragen. Dat houdt in dat een huurder zich aan de afspraken in de huurovereenkomst moet houden en geen overlast voor omwonenden mag veroorzaken. Als een huurder in strijd hiermee handelt dan komt hij zijn verplichting om zich als goed huurder te gedragen, niet na. De verhuurder kan in dat geval de kantonrechter vragen om op korte termijn een einde te maken aan de bewoning. Zo’n verzoek is erg ingrijpend, want een huurder zal bij toewijzing op zoek moeten gaan naar nieuwe woonruimte.
2.5.
Daar komt bij dat het hier gaat om een kort geding procedure. Dat is een procedure waarin een beslissing wordt genomen op basis van de uit de stukken en op de zitting verkregen informatie van partijen. Anders dan in een bodemprocedure worden in deze procedure in beginsel geen getuigen gehoord en wordt niet aan partijen opgedragen om meer bewijs te leveren van een standpunt. Voor toewijzing in dit kort geding is daarom alleen plaats wanneer er voldoende zekerheid is dat in de bodemprocedure zal worden geoordeeld dat [gedaagde] zich zodanig heeft gedragen dat de huurovereenkomst om die reden meteen moet eindigen.
Moet [gedaagde] zijn woning nu uit? Ja.
2.6.
Uit de meldingen van omwonenden, het sfeerverslag van de politie en de brandbrief van omwonenden blijkt dat [gedaagde] in de zomer van 2020 en in de periode van 28 mei 2021 tot 9 juni 2021 veel overlast heeft veroorzaakt bij zijn omwonenden. Uit de overgelegde stukken blijkt onder meer dat [gedaagde] regelmatig omwonenden uitscheldt, bedreigingen uit als ‘ik maak je dood als je de politie belt’, zijn behoefte doet op de stoep of in de tuinen van omwonenden en een gastank van zijn balkon naar beneden heeft gegooid. In de brandbrief van 14 juni 2021 schrijven 21 omwonenden dat de door [gedaagde] gehuurde woning niet geschikt voor hem is en dat hun veiligheid en gezondheid niet is gewaarborgd zolang [gedaagde] daar woont.
2.7.
[gedaagde] betwist de diverse overlastmeldingen niet en vindt het vervelend dat er zoveel klachten over hem zijn. Zijn advocaat heeft op de zitting uitgelegd dat [gedaagde] geen kwaadwillende man is, maar lijdt aan een psychische aandoening. [gedaagde] heeft een schizo-affectieve stoornis. Bij deze stoornis horen volgens zijn psychiater episodes van psychotische decompensatie die ook kunnen voorkomen bij zorgvuldig medicijngebruik. [gedaagde] heeft op de zitting verteld dat het inmiddels beter met hem gaat. Hij is nu stabiel en de verwachting is dat hij binnenkort de forensisch psychiatrische afdeling, waar hij sinds medio juni 2021 verplicht is opgenomen, zal mogen verlaten. Na zijn ontslag uit de kliniek zal [gedaagde] onder behandeling blijven staan van Inforsa. Inforsa kan snel worden ingeschakeld als het opnieuw niet goed zou gaan met [gedaagde] in de wijk. De advocaat van [gedaagde] heeft er op de zitting op gewezen dat als de ontruiming zal worden toegewezen [gedaagde] dakloos zal raken en dat het dan snel mis met hem zal gaan omdat de rust en de structuur van een eigen woning dan weg valt.
2.8.
De kantonrechter is van oordeel dat Mitros een spoedeisend belang heeft om tegen het overlastgevende gedrag van [gedaagde] op te treden, ook in het belang van haar andere huurders. Gelet op de ernst van het overlastgevende gedrag van [gedaagde] is naar voorlopig oordeel van de kantonrechter hoogst waarschijnlijk dat de bodemrechter zal oordelen dat de huurovereenkomst moet worden ontbonden omdat [gedaagde] zich niet als goed huurder heeft gedragen en dat [gedaagde] de woning moet ontruimen. Met name het agressieve gedrag van [gedaagde] en het gevoel van onveiligheid dat hierdoor bij omwonenden is ontstaan, is zo ernstig dat Mitros de uitkomst van een bodemprocedure niet kan afwachten. Mitros is ten opzichte van haar overige huurders namelijk verantwoordelijk voor een veilige woonomgeving. Het belang van [gedaagde] om de woning nog langer te kunnen blijven gebruiken, moet daarvoor wijken. [gedaagde] is nu weliswaar stabiel en zal ook in de toekomst de nodige begeleiding van Inforsa blijven krijgen, maar dit is geen garantie dat het niet opnieuw mis kan gaan. Dit geldt temeer omdat de begeleiding van Inforsa ter zitting heeft aangegeven dat [gedaagde] meer begeleiding nodig heeft dan in een reguliere huurwoning kan worden geboden en in aanmerking komt voor beschermd wonen. Daarvoor bestaat een wachtlijst van een jaar. De angst van omwonenden en van Mitros dat het opnieuw mis kan gaan met [gedaagde] is reëel vanwege de aard van zijn stoornis en het is bovendien al eerder voorgekomen dat er na een periode van relatieve rust opnieuw ernstige overlast is ontstaan. Dit brengt vanzelfsprekend risico’s voor de veiligheid van omwonenden met zich. Van Mitros kan, ook als sociale verhuurder, niet gevergd worden dat zij de huurovereenkomst met [gedaagde] nog langer voortzet.
2.9.
Hoewel ontruiming tot de onwenselijke situatie leidt dat [gedaagde] niet langer de beschikking heeft over (eigen) woonruimte, is de door [gedaagde] veroorzaakte overlast zodanig (zoals hiervoor is uitgelegd) dat [gedaagde] de woning moet ontruimen en verlaten. De vordering van Mitros zal dus worden toegewezen.
Welke kosten moet [gedaagde] nu nog betalen?
2.10.
Mitros heeft in deze procedure gelijk gekregen, daarom moet [gedaagde] de proceskosten van Mitros betalen. De kosten van Mitros worden begroot op:
- dagvaarding € 119,21
- griffierecht € 126,00
- salaris gemachtigde € 498,00
Totaal € 743,21
2.11.
De kosten die Mitros na deze procedure misschien nog zal moeten maken (waarvan zij ook betaling vordert) zullen op de hieronder (punt 3.3) weergegeven manier worden begroot.

3.De beslissing

De kantonrechter:
geeft de volgende onmiddellijke voorziening:
3.1.
veroordeelt [gedaagde] de woning gelegen aan de [adres] in [woonplaats] binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis te ontruimen en te verlaten met alle daarin aanwezige personen en zaken, voor zover die aan hem toebehoren en niet aan Mitros, en om de woning met afgifte van de sleutels geheel ter vrije beschikking van Mitros te stellen;
3.2.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de proceskosten van Mitros, tot de uitspraak van dit vonnis begroot op € 743,21;
3.3.
veroordeelt [gedaagde] , als hij niet binnen veertien dagen na aanschrijving door Mitros volledig aan dit vonnis voldoet, om de na dit vonnis ontstane kosten te betalen, begroot op:
- € 124,-- aan salaris gemachtigde;
- te vermeerderen, als het vonnis door de deurwaarder is betekend, met de explootkosten die hiervoor in rekening zijn gebracht;
3.4.
verklaart deze veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
3.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. V. van Dam, kantonrechter, en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 10 september 2021.