ECLI:NL:RBMNE:2021:4412

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
18 augustus 2021
Publicatiedatum
13 september 2021
Zaaknummer
C/16/21/7 S
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om hernieuwde afkoelingsperiode in surseance van betaling

Op 31 mei 2021 heeft de Rechtbank Midden-Nederland aan de besloten vennootschap [schuldenaar] B.V. een voorlopige surseance van betaling verleend, waarbij mr. M.J. Guit als bewindvoerder is aangesteld en mr. C.P. Lunter als rechter-commissaris fungeert. In deze beschikking is tevens een afkoelingsperiode van maximaal twee maanden verleend, ingaande op 31 mei 2021. De bewindvoerder heeft op 13 augustus 2021 een verzoek ingediend om een nieuwe afkoelingsperiode te gelasten, of de bestaande afkoelingsperiode te verlengen, omdat hij vreesde dat schuldeisers beslag zouden leggen op de activa van [schuldenaar].

De rechtbank heeft het verzoek van de bewindvoerder beoordeeld en vastgesteld dat de afkoelingsperiode bedoeld is om de bewindvoerder de gelegenheid te geven om de boedel te evalueren en beslissingen te nemen zonder dat schuldeisers direct hun rechten kunnen uitoefenen. De wet, specifiek artikel 241a van de Faillissementswet, biedt echter geen mogelijkheid voor het verlenen van een tweede afkoelingsperiode of een verlenging van een reeds verstreken afkoelingsperiode. De rechtbank benadrukt dat de wetgever niet heeft gekozen voor een langdurige ontzegging van verhaalsrechten aan schuldeisers, en dat rechtszekerheid voorop staat.

Uiteindelijk heeft de rechtbank geconcludeerd dat de bewindvoerder niet ontvankelijk is in zijn verzoek om een tweede of verlengde afkoelingsperiode. De beschikking is gegeven door mr. P.J. Neijt op 18 augustus 2021.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Toezicht
Locatie Lelystad
zaaknummer: C/16/21/7 S
Beschikking op grond van artikel 241a Fw (afkoelingsperiode) d.d. 18 augustus 2021
in de zaak van
de besloten vennootschap
[schuldenaar] B.V.,
statutair gevestigd te [vestigingsplaats] ,
kantoorhoudende te ( [postcode] ) [plaatsnaam]
aan de [adres] ,
hierna: [schuldenaar] .

1.De procedure

1.1.
Bij beschikking van deze rechtbank van 31 mei 2021 is aan [schuldenaar] een voorlopige surseance van betaling verleend. Bewindvoerder is mr. M.J. Guit. Rechter-commissaris is mr. C.P. Lunter.
1.2.
In voormelde beschikking is tevens een afkoelingsperiode gegeven als bedoeld in artikel 241a Faillissementswet voor de duur van ten hoogste twee maanden ingaand 31 mei 2021.
1.3.
De bewindvoerder heeft op 13 augustus 2021 een verzoek ingediend om nogmaals en afkoelingsperiode te gelasten, althans de afkoelingsperiode te verlengen.

2.De beoordeling

2.1.
De bewindvoerder voert voor zijn verzoek aan dat na het verstrijken van de op 31 mei 2021 verleende afkoelingsperiode zeer waarschijnlijk opnieuw een schuldeiser (executoriaal) beslag zal leggen op aan [schuldenaar] toebehorende zaken. Met een hernieuwde afkoeling heeft [schuldenaar] de gelegenheid om schuldeisers te overtuigen om mee te werken aan een akkoord.
2.2.
De afkoelingsperiode heeft tot strekking om de bewindvoerder in de hectische periode van het begin van en insolventieprocedure zich een beeld te laten vormen van de boedel en weloverwogen beslissingen te nemen over welke zaken hij voor de boedel wenst te behouden, zonder dat individuele schuldeisers direct hun (verhaals)rechten doen gelden op deze zaken. Een afkoelingsperiode kan worden gegeven voor de duur van maximaal twee maanden en aansluitend nog eens met maximaal twee maanden worden verlengd.
2.3.
Bij het verlenen van de surseance op 31 mei 2021 heeft de rechtbank een afkoelingsperiode bevolen van twee maanden, derhalve tot 31 juli 2021. Op 13 augustus 2021 heeft de bewindvoerder wederom om een afkoelingsperiode gevraagd.
2.4.
Artikel 241a Faillissementswet geeft geen mogelijkheid om een tweede afkoelingsperiode te gelasten. De wetgever heeft er niet voor gekozen om een bewindvoerder de gelegenheid te geven om schuldeisers voor wie de insolventie niet werkt gedurende lange tijd de bevoegdheid tot het nemen van verhaal te ontzeggen. De afkoelingsperiode dient van korte duur te zijn, in verband met de verstrekkende gevolgen daarvan. Het is evenmin mogelijk een verlening van de afkoelingsperiode af te kondigen op basis van een na het verstrijken van de eerste afkoelingsperiode gedaan verzoek. De rechtszekerheid staat hieraan in de weg. Een schuldeiser die de verleende afkoelingsperiode heeft afgewacht, behoeft geen rekening te houden met een herlevende afkoelingsperiode als de bewindvoerder niet tijdig om een verlening heeft verzocht.
2.5.
Het vorenstaande leidt ertoe dat de bewindvoerder niet ontvankelijk is in zijn verzoek om een tweede of verlengde afkoelingsperiode.

3.De beslissing

De rechterbank:
3.1.
verklaart de bewindvoerder niet ontvankelijk in zijn verzoek.
Deze beschikking is gegeven door mr. P.J. Neijt op 18 augustus 2021.