In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, enkelvoudige kamer, wordt het beroep van eisers behandeld dat op 24 juni 2020 is ingediend. De rechtbank heeft besloten om partijen niet uit te nodigen voor een zitting, omdat eisers het griffierecht niet op tijd hebben betaald. Dit is een vereiste volgens artikel 8:41, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). In dit geval bedraagt het griffierecht € 48,-. De rechtbank heeft op 17 september 2020 een aangetekende brief gestuurd naar eisers, waarin hen werd verzocht het griffierecht binnen vier weken te betalen. Aangezien het griffierecht niet tijdig is ontvangen en eisers geen geldige reden hebben opgegeven voor deze vertraging, kan de rechtbank het beroep niet inhoudelijk behandelen. De rechtbank concludeert dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is, zoals vermeld in artikel 8:54 Awb. Er is geen sprake van een vergoeding van de proceskosten. De uitspraak is gedaan door rechter R.C. Stijnen en is openbaar gemaakt op 1 februari 2021. Partijen zijn geïnformeerd over hun recht om een verzetschrift in te dienen als zij het niet eens zijn met deze uitspraak.