Op 14 januari 2021 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tussen een onbekende eiser(es) en de heffingsambtenaar van de gemeente Gooise Meren. De eiser(es) heeft beroep ingesteld tegen een uitspraak op bezwaar van de verweerder van 30 december 2019. De rechtbank heeft echter besloten om partijen niet uit te nodigen voor een zitting, omdat het griffierecht niet op tijd is betaald. Volgens artikel 8:41, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is het verplicht om griffierecht te betalen bij het indienen van een beroep. In dit geval bedroeg het griffierecht € 48,-. De rechtbank heeft vastgesteld dat het griffierecht niet tijdig is ontvangen en dat er geen geldige reden is gegeven voor deze betalingsachterstand.
De gemachtigde heeft in verschillende brieven, waaronder een beroep op betalingsonmacht, verzocht om uitstel van betaling van het griffierecht. De rechtbank heeft deze verzoeken afgewezen, omdat de identiteit van de onbekende eiser(es) niet is vastgesteld en er geen onderbouwing is gegeven van de financiële positie van deze persoon. De rechtbank heeft op 23 oktober 2020 een aangetekende brief gestuurd waarin werd aangegeven dat het griffierecht binnen vier weken betaald moest worden. Ondanks herhaalde verzoeken om uitstel, is het griffierecht niet ontvangen.
De rechtbank heeft geconcludeerd dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is op basis van artikel 8:54 van de Awb, omdat de identiteit van de eiser(es) niet binnen de beroepstermijn is kenbaar gemaakt. Dit verzuim kan niet worden hersteld, wat leidt tot de beslissing dat het beroep niet inhoudelijk kan worden behandeld. De rechtbank heeft geen proceskostenvergoeding toegewezen. De uitspraak is gedaan door mr. R.C. Stijnen, rechter, en is openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.