ECLI:NL:RBMNE:2021:4399
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om medenaturalisatie van minderjarige wegens verblijfsgat
In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 30 juli 2021 uitspraak gedaan in een beroep tegen de afwijzing van een verzoek om medenaturalisatie van een minderjarig kind. De eiser, die het verzoek indiende voor zijn zoon, had eerder het Nederlanderschap verkregen, maar het verzoek voor zijn zoon werd afgewezen omdat deze niet voldeed aan de vereisten voor onafgebroken verblijf. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had in zijn besluit van 5 januari 2021 en het bestreden besluit van 19 mei 2021 gesteld dat er een verblijfsgat was van 6 augustus 2020 tot 19 oktober 2020, wat leidde tot de afwijzing van het verzoek. Eiser was het niet eens met deze beslissing en stelde dat de vertraging in de aanvraag voor verlenging van de verblijfsvergunning verschoonbaar was, omdat hij niet goed was geïnformeerd door de gemeente en verweerder. De rechtbank oordeelde echter dat de staatssecretaris terecht had geoordeeld dat er geen uitzondering kon worden gemaakt op de vereisten voor medenaturalisatie, zoals vastgelegd in de Rijkswet op het Nederlanderschap. De rechtbank concludeerde dat het besluit van de staatssecretaris geen motiveringsgebrek vertoonde en dat het beroep ongegrond was. Eiser kan in de toekomst opnieuw een verzoek om naturalisatie indienen voor zijn zoon, maar de huidige afwijzing blijft staan.