Op 1 september 2021 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke zaak tussen een eiser en de heffingsambtenaar van de gemeente Weesp. De eiser had beroep ingesteld omdat de verweerder niet tijdig had beslist op zijn bezwaar tegen de belastingaanslag voor het jaar 2019. Ondanks herhaaldelijke verzoeken om stukken, heeft de verweerder geen beslissing genomen, waardoor de rechtbank op basis van de beschikbare stukken uitspraak deed.
De rechtbank overweegt dat als een bestuursorgaan niet tijdig beslist, de betrokkene eerst een ingebrekestelling moet sturen. De eiser had zijn bezwaarschrift op 1 september 2020 ingediend, en de beslistermijn was inmiddels ruimschoots overschreden. De rechtbank stelt vast dat de eiser op 23 februari 2021 de verweerder in gebreke heeft gesteld, maar dat de verweerder niet binnen de gestelde termijn heeft gereageerd.
De rechtbank concludeert dat de verweerder in gebreke is en dat er een dwangsom moet worden opgelegd. De dwangsom wordt vastgesteld op het maximale bedrag van € 1.442,-, omdat de termijn van 42 dagen sinds de ingebrekestelling is verstreken. Daarnaast moet de verweerder binnen twee weken na de uitspraak alsnog een besluit nemen en een dwangsom van € 100,- per dag betalen voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-. De rechtbank verklaart het beroep gegrond en bepaalt dat de verweerder het griffierecht van € 49,- aan de eiser moet betalen.