ECLI:NL:RBMNE:2021:4386

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
1 september 2021
Publicatiedatum
9 september 2021
Zaaknummer
21/2572
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig beslissen op bezwaar tegen belastingaanslag

Op 1 september 2021 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke zaak tussen een eiser en de heffingsambtenaar van de gemeente Weesp. De eiser had beroep ingesteld omdat de verweerder niet tijdig had beslist op zijn bezwaar tegen de belastingaanslag voor het jaar 2019. Ondanks herhaaldelijke verzoeken om stukken, heeft de verweerder geen beslissing genomen, waardoor de rechtbank op basis van de beschikbare stukken uitspraak deed.

De rechtbank overweegt dat als een bestuursorgaan niet tijdig beslist, de betrokkene eerst een ingebrekestelling moet sturen. De eiser had zijn bezwaarschrift op 1 september 2020 ingediend, en de beslistermijn was inmiddels ruimschoots overschreden. De rechtbank stelt vast dat de eiser op 23 februari 2021 de verweerder in gebreke heeft gesteld, maar dat de verweerder niet binnen de gestelde termijn heeft gereageerd.

De rechtbank concludeert dat de verweerder in gebreke is en dat er een dwangsom moet worden opgelegd. De dwangsom wordt vastgesteld op het maximale bedrag van € 1.442,-, omdat de termijn van 42 dagen sinds de ingebrekestelling is verstreken. Daarnaast moet de verweerder binnen twee weken na de uitspraak alsnog een besluit nemen en een dwangsom van € 100,- per dag betalen voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-. De rechtbank verklaart het beroep gegrond en bepaalt dat de verweerder het griffierecht van € 49,- aan de eiser moet betalen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 21/2572

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 1 september 2021 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser,

(gemachtigde: mr. J.W. Vugts),
en

de heffingsambtenaar van de gemeente Weesp, verweerder.

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het beroep dat eiser heeft ingesteld omdat verweerder niet op tijd heeft beslist op zijn bezwaar tegen de aanslag over het belastingjaar 2019. Omdat verweerder na herhaaldelijke schriftelijke en telefonische verzoeken geen stukken heeft aangeleverd, doet de rechtbank nu uitspraak op grond van de aanwezige stukken die eiser heeft aangeleverd.

Overwegingen

1. De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig is. Hieronder legt de rechtbank dat verder uit.
2. Als een bestuursorgaan niet op tijd beslist op een aanvraag of bezwaarschrift kan de betrokkene daartegen in beroep gaan. Wel moet de betrokkene dan eerst een ‘ingebrekestelling’ aan het bestuursorgaan sturen. Dat wil zeggen dat de betrokkene per brief aan het bestuursorgaan moet laten weten dat er binnen twee weken alsnog beslist moet worden op zijn aanvraag of bezwaar. Dit staat (onder andere) in de artikelen 6:2, 6:12 en 7:1 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
3. Eiser heeft zijn bezwaarschrift ingediend op 1 september 2020. Verweerder moet binnen zes weken beslissen, gerekend vanaf het moment waarop de bezwaartermijn is verstreken
.Dat staat in artikel 7:10 en 7:13 van de Awb.
4. Uit het dossier volgt dat verweerder nog steeds niet heeft beslist. De beslistermijn is dus (ruim) overschreden. De rechtbank stelt verder vast dat eiser verweerder op 23 februari 2021 in gebreke heeft gesteld. Vanaf 23 feburari 2021 had verweerder twee weken om alsnog te beslissen. Die termijn is inmiddels verstreken. Verweerder is dus in gebreke.
5. In artikel 4:17 van de Awb staat dat als een bestuursorgaan niet op tijd een besluit neemt, het bestuursorgaan een dwangsom moet betalen voor elke dag dat het in gebreke is, voor maximaal 42 dagen. De dwangsom bedraagt de eerste veertien dagen € 23,- per dag, de daaropvolgende veertien dagen € 35,- per dag en de overige dagen € 45,- per dag. Het bestuursorgaan stelt de dwangsom vast binnen twee weken na de laatste dag waarover de dwangsom betaald moet worden (artikel 4:18, lid 1, Awb). Verweerder heeft dit voor zover bekend niet gedaan.
6. Omdat er inmiddels al 42 dagen zijn verstreken sinds verweerder in gebreke is, stelt de rechtbank de dwangsom vast op het maximale bedrag, € 1.442,-.
7. Omdat verweerder nog geen (nieuw) besluit heeft genomen bepaalt de rechtbank dat verweerder dit alsnog moet doen. Verweerder moet dit doen binnen twee weken na het verzenden van deze uitspraak (artikel 8:55d, lid 1, Awb).
8. De rechtbank bepaalt dat verweerder een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee de beslistermijn nu nog wordt overschreden door verweerder. Daarbij geldt wel een maximum van € 15.000,-.
9. Het beroep is kennelijk gegrond (artikel 8:54 van de Awb).
10. Er zijn door eiser geen proceskosten gemaakt die vergoed moeten worden.
11. Omdat het beroep gegrond is moet verweerder het griffierecht van € 49,- aan eiser betalen.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
-vernietigt het, met een besluit gelijk te stellen, niet tijdig nemen van een besluit;
- stelt de door verweerder te betalen dwangsom vast op € 1.442,-;
- draagt verweerder op binnen twee weken na de dag van verzending van deze uitspraak alsnog een besluit bekend te maken;
- bepaalt dat verweerder aan eiser een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-;
- bepaalt dat verweerder het griffierecht van € 49,- aan eiser moet betalen;
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.C. Moed rechter, in aanwezigheid van O. Asafiati, griffier
.De beslissing is uitgesproken op 1 september 2021 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
de griffier de rechter
Afschrift verzonden of digitaal ter beschikking gesteld aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum op de stempel die hierboven staat. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.