Op 1 september 2021 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke zaak tussen eiseres, vertegenwoordigd door mr. B.J.M. de Leest, en de Raad van Bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, vertegenwoordigd door mw. M. Tieman. Eiseres had op 1 juli 2021 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op haar verzoek om herbeoordeling van haar WAO-uitkering. Op 20 juli 2021 heeft het Uwv alsnog een besluit genomen, waarin werd vastgesteld dat eiseres nieuwe gezondheidsklachten had, maar dat haar WAO-uitkering niet verhoogd kon worden omdat zij niet verzekerd was voor de WAO. De rechtbank oordeelde dat het beroep van eiseres geen procesbelang meer had, omdat het Uwv inmiddels had beslist op haar verzoek. De rechtbank verklaarde het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit niet-ontvankelijk, maar verwees het beroep voor het overige naar het Uwv voor heroverweging van het besluit van 20 juli 2021, aangezien het Uwv niet geheel aan het verzoek van eiseres tegemoet was gekomen. Tevens werd bepaald dat het Uwv het griffierecht van € 49,- aan eiser vergoedt en dat het Uwv € 374,- aan proceskosten aan eiseres moet betalen. De uitspraak werd gedaan door rechter R.C. Moed, in aanwezigheid van griffier O. Asafiati.