ECLI:NL:RBMNE:2021:4369

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
6 juli 2021
Publicatiedatum
8 september 2021
Zaaknummer
AWB - 20 _ 4435
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging van Ziektewet-uitkering na medische beoordeling en arbeidsongeschiktheidseisen

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 6 juli 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, een schoonmaakster die zich ziek had gemeld, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. Eiseres had beroep ingesteld tegen de beslissing van verweerder om haar Ziektewet-uitkering per 13 december 2020 te beëindigen. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres op 1 juli 2019 ziek was geworden door psychische klachten en dat er een Eerstejaars Ziektewetbeoordeling (EZWB) had plaatsgevonden. Verweerder had in eerdere besluiten vastgesteld dat eiseres in staat werd geacht om meer dan 65% van haar loon te verdienen, wat leidde tot de beëindiging van de uitkering.

De rechtbank heeft de argumenten van eiseres, die stelde dat haar beperkingen waren onderschat en dat zij geestelijk en lichamelijk niet in staat was om te werken, zorgvuldig overwogen. De rechtbank oordeelde dat de medische beoordeling door de verzekeringsarts bezwaar en beroep voldoende zorgvuldig was uitgevoerd en dat de rapportages geen tegenstrijdigheden vertoonden. Eiseres had geen medische informatie overgelegd die de juistheid van de beoordeling in twijfel trok. De rechtbank concludeerde dat de door verweerder aangenomen beperkingen passend waren en dat er geen aanleiding was om te twijfelen aan de geschiktheid van de geduide functies.

Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep van eiseres ongegrond verklaard, wat betekent dat de beëindiging van de Ziektewet-uitkering per 13 december 2020 terecht was. De uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldige medische beoordelingen en de rol van de eiser in het aanvoeren van bewijs voor onjuistheden in dergelijke beoordelingen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 20/4435

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 6 juli 2021 in de zaak tussen

[eiseres], te [woonplaats] , eiseres
,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, verweerder
(gemachtigde: R. van den Brink).

Procesverloop

Bij besluit van 9 juli 2020 (het primaire besluit) heeft verweerder bepaald dat de uitkering van eiseres op grond van de Ziektewet (ZW) vanaf 10 augustus 2020 wordt beëindigd.
Bij besluit van 30 november 2019 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres gegrond verklaard. De ZW-uitkering van eiseres wordt pas met ingang van 13 december 2020 stopgezet.
Eiseres heeft vervolgens beroep ingesteld. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden via Skype op 25 mei 2021. Eiseres is verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Feiten en omstandigheden
1. De rechtbank gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden. Eiseres was werkzaam bij [werkgever] als schoonmaakster voor 32 uur per week. Op 1 juli 2019 heeft zij zich ziekgemeld in verband met psychische klachten. Er heeft een Eerstejaars Ziektewetbeoordeling (EZWB) plaatsgevonden. Vervolgens heeft verweerder de besluiten genomen zoals vermeld onder ‘Procesverloop’.
Grondslag van het bestreden besluit
2. Verweerder heeft bepaald dat de ZW-uitkering van eiseres wordt beëindigd met ingang van 13 december 2020, omdat eiseres in staat wordt geacht om meer dan 65% van het loon dat zij verdiende voordat zij ziek werd te verdienen.
Beoordelingskader
3. De rechtbank overweegt dat verweerder besluiten over iemands arbeidsongeschiktheid mag baseren op rapportages van verzekeringsartsen, wanneer deze op een zorgvuldige manier tot stand zijn gekomen, geen tegenstrijdigheden bevatten en voldoende begrijpelijk zijn. De rapporten en de daarop gebaseerde besluiten zijn in beroep wel aanvechtbaar. Het is echter aan de eisende partij om aan te voeren (en zo nodig aannemelijk te maken) dat de rapportages niet aan de genoemde eisen voldoen of dat de medische beoordeling onjuist is. Dit kunnen ook niet medisch geschoolden doen, maar voor het aannemelijk maken dat een medische beoordeling onjuist is, is in beginsel een rapport van een arts noodzakelijk. De door een uitkeringsgerechtigde ervaren klachten zijn in beginsel geen reden om aan te nemen dat de medische beoordeling van verweerder onjuist is.
Zorgvuldigheid van het medisch onderzoek
4. Naar het oordeel van de rechtbank is het onderzoek door de verzekeringsarts bezwaar en beroep voldoende zorgvuldig uitgevoerd. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft dossieronderzoek verricht en heeft alle beschikbare medische informatie meegewogen bij haar oordeel. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in de rapporten van 30 september 2020 en 25 november 2020 ook eenduidig, inzichtelijk en zonder tegenstrijdigheden uitgelegd hoe zij tot haar oordeel is gekomen.
Medische beoordeling
5. Eiseres voert aan dat de medische beoordeling onjuist is, omdat haar beperkingen zijn onderschat. Zij voert aan dat zij geestelijk en lichamelijk niet in staat is om te werken. Haar echtscheiding is nog niet afgerond en er moet nog veel gebeuren. Eiseres voert verder aan dat zij zich niet kan concentreren, geen eetlust heeft en veel is afgevallen.
6. De rechtbank ziet in wat eiseres heeft aangevoerd geen aanleiding om aan te nemen dat de medische beoordeling onjuist is vastgesteld. Eiseres is beperkt geacht ten aanzien van het persoonlijk functioneren, het sociaal functioneren, fysieke omgevingseisen, dynamische handelingen en werktijden. Anders dan eiseres stelt, ziet de rechtbank geen aanleiding om te concluderen dat verweerder onvoldoende rekening heeft gehouden met de beperkingen van eiseres.
7. In de rapporten van 30 september 2020 en 25 november 2020 concludeert de verzekeringsarts bezwaar en beroep dat er geen sprake is van een situatie van ‘geen benutbare mogelijkheden’ (GBM). Eiseres is namelijk niet opgenomen in een erkende instelling, ondergaat geen tijdsintensieve behandeling en er is geen sprake van een zeer slechte levensprognose op korte termijn. Eiseres kan voldoende functioneren op micro-, meso- en macroniveau.
8. De verzekeringsarts bezwaar en beroep kan zich vinden in de door de primaire verzekeringsarts aangenomen beperkingen ten aanzien van de psychische en fysieke belastbaarheid. Er is rekening gehouden met een afgenomen mentale flexibiliteit door beperkingen te stellen ten aanzien van het zich flexibel aanpassen aan sterk wisselende mogelijkheden en omstandigheden, werken met veelvuldige storingen en onderbrekingen, frequente deadlines en productiepieken, werken met een hoog handelingstempo, bijzondere concentratie, werken met frequente klantcontacten of hulpbehoevenden en leidinggeven. Ten aanzien van de fysieke belastbaarheid is rekening gehouden met de rugklachten van eiseres door beperkingen ten aanzien van frequent buigen, zwaar tillen en dragen aan te nemen.
9. De verzekeringsarts bezwaar en beroep verklaart dat de door de primaire verzekeringsarts aangenomen beperkingen passend zijn, maar neemt vanwege het ondergewicht van eiseres extra beperkingen aan ten aanzien van de fysieke belastbaarheid. Eiseres is beperkt geacht ten aanzien van duurbelasting in lopen en zwaar duwen en trekken. Zij is verdergaand beperkt geacht ten aanzien van tillen en dragen. Ook is eiseres beperkt geacht voor duurbelasting ten aanzien van koude, omdat dit voor verdergaande gewichtsafname kan zorgen. Vanwege het ondergewicht en de psychische klachten is eiseres energetisch beperkt en hiervoor is er een urenbeperking van 6 uur per dag en 30 uur per week aangenomen. Ook is eiseres beperkt geacht ten aanzien van nachtwerk.
10. De rechtbank kan de bevindingen en conclusies van de verzekeringsarts bezwaar en beroep goed volgen. Bovendien heeft eiseres in beroep geen medische informatie overgelegd, die aanleiding geeft tot twijfel aan de juistheid van de medische beoordeling door verweerder. Aan de manier waarop eiseres zelf haar klachten ervaart, hoe begrijpelijk ook, kan in de systematiek van de arbeidsongeschiktheidsbeoordeling geen doorslaggevende betekenis toekomen. De beroepsgrond slaagt niet.
Arbeidskundige beoordeling
11. Tegen de arbeidskundige beoordeling heeft eiseres verder geen specifieke beroepsgronden naar voren gebracht, anders dan dat zij de functies om medische redenen niet kan verrichten. Nu de medische gronden niet slagen en de rechtbank de medische beoordeling als uitgangspunt neemt, bestaat er geen aanleiding om te twijfelen aan de geschiktheid van de geduide functies. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep in zijn rapport van 10 november 2020 per functie heeft gemotiveerd waarom de belastbaarheid van eiseres niet wordt overschreden.
Conclusie
12. Gelet op het voorgaande heeft verweerder terecht bepaald dat eiseres met ingang van 13 december 2020 geen recht meer heeft op een ZW-uitkering.
13. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.M. van der Linde, rechter, in aanwezigheid van mr. A. Belhadi, griffier. De beslissing is uitgesproken op 6 juli 2021 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.