In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 14 januari 2021 uitspraak gedaan in het beroep van eiseres tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking gemeenten en hoogheemraadschap Utrecht. Eiseres had beroep ingesteld tegen een beslissing van verweerder, maar had het griffierecht van € 354,- niet op tijd betaald. De rechtbank heeft partijen niet uitgenodigd voor een zitting, omdat dit in deze zaak niet nodig was. De rechtbank heeft overwogen dat, volgens artikel 8:41 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), iemand die in beroep gaat griffierecht moet betalen. Indien het griffierecht niet tijdig wordt betaald, mag de rechtbank het beroep niet inhoudelijk behandelen, tenzij er een geldige reden is voor de niet-betaling.
Eiseres heeft meerdere keren een beroep op betalingsonmacht gedaan en verzocht om uitstel van betaling. De rechtbank heeft deze verzoeken echter afgewezen, omdat eiseres niet voldoende onderbouwing had gegeven voor haar financiële positie. De rechtbank heeft eiseres op 4 september 2020 een aangetekende brief gestuurd waarin zij werd verzocht het griffierecht binnen vier weken te betalen. Aangezien het griffierecht niet op tijd was ontvangen en eiseres geen geldige reden voor de vertraging had gegeven, heeft de rechtbank geoordeeld dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk was op basis van artikel 8:54 van de Awb.
De rechtbank heeft daarom besloten het beroep niet inhoudelijk te behandelen en heeft de beslissing genomen dat het beroep niet-ontvankelijk is. De uitspraak is gedaan door rechter mr. R.C. Stijnen en is openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.