Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw is primair van mening dat verdachte van de gehele tenlastelegging moet worden vrijgesproken.
Ten aanzien van het onder 1 primair, 1 subsidiair, 1 meer subsidiair en 1 meest subsidiair tenlastegelegde heeft de raadsvrouw aangevoerd dat de verklaring van de aangever inconsistent, onbetrouwbaar en ongeloofwaardig is en daarom niet als bewijsmiddel kan worden gebruikt.
Ook de verklaring van [A] kan volgens de raadsvrouw niet als bewijsmiddel worden gebruikt. [A] heeft niet uit eigen waarneming verklaard en bovendien hebben hij en [B] ‘ [medeverdachte 1 (bijnaam)] ’ onder druk gezet.
De verklaring van de anoniem gebleven getuige kan volgens de raadsvrouw ook niet als bewijsmiddel worden gebruikt, aangezien de verdediging aan deze getuige niet alle vragen heeft kunnen stellen die zij wilde stellen en de verklaring niet in belangrijke mate steun vindt in andersoortig bewijsmateriaal.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat er is onvoldoende bewijs voorhanden is om vast te kunnen stellen wie de aangever gestoken heeft. Niet kan worden uitgesloten dat een ander dan verdachte heeft gestoken.
Als de rechtbank wel voldoende bewijs aanwezig acht dat het verdachte was die de aangever met een mes heeft gestoken, levert deze geweldshandeling geen poging tot doodslag op. Niet kan gesteld worden dat verdachte het opzet had aangever te doden, ook niet in voorwaardelijke zin. Er zijn immers geen vitale delen geraakt, waaruit kan worden afgeleid dat er met onvoldoende kracht is gestoken om dodelijk letsel te veroorzaken. Daarnaast kan uit de uiterlijke verschijningsvorm geen voorwaardelijk opzet op de dood van het slachtoffer worden afgeleid. Het letsel dat de aangever heeft opgelopen kan niet worden aangemerkt als zwaar lichamelijk letsel en verdachte had niet het (voorwaardelijk) opzet aangever zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, zodat het feit ook geen zware mishandeling oplevert.
Ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde is de raadsvrouw van mening dat verdachte niet betrokken is geweest bij een vechtpartij, zodat verdachte van dit feit moet worden vrijgesproken.
4.2.1Het oordeel van de rechtbank
Gebruik verklaringen [slachtoffer] (aangever) en [A]
Door de raadsvrouw is aangevoerd dat de verklaringen van aangever [slachtoffer] zouden moeten worden uitgesloten van het bewijs, omdat deze verklaringen niet betrouwbaar zouden zijn. De onderbouwing van dit standpunt komt er -kort gezegd- op neer dat [slachtoffer] niet consistent heeft verklaard over of hij gezien heeft wie hem gestoken heeft en of hij gezien heeft waarmee hij gestoken is.
De rechtbank leest de verklaringen van [slachtoffer] zo dat [slachtoffer] , door antwoord te geven op de verschillende vragen die hem door de politie dan wel de rechter-commissaris worden gesteld, uitlegt dat er één persoon achter hem stond op het moment dat hij iets voelde in zijn rug, dat hij meteen omkeek en deze persoon weg zag rennen én dat hij op dat moment zag dat de persoon iets in zijn tas stopte. De rechtbank ziet hierin niet dat [slachtoffer] inconsistent heeft verklaard. Bovendien worden deze verklaringen ondersteund door andere bewijsmiddelen. Juist het feit dat [slachtoffer] verduidelijkt dat hij het steken zelf niet heeft gezien, maar heeft omgekeken toen hij wat in zijn rug voelde en toen maar één persoon zag, draagt bij aan de geloofwaardigheid. Hij belast verdachte niet meer dan met hetgeen hij daadwerkelijk zelf heeft waargenomen. De door verdediging naar voren gebrachte inconsistenties raken niet de kern van de verklaring.
De rechtbank komt gelet op vorenstaande tot de conclusie dat de verklaringen van [slachtoffer] als betrouwbaar kunnen worden aangemerkt. De rechtbank zal deze voor verdachte belastende verklaringen dan ook gebruiken voor het bewijs.
De rechtbank zal de verklaring van [A] alleen als bewijsmiddel gebruiken voor dat deel waarin hij uit eigen waarneming verklaart. De rechtbank zal voor het overige niet ingaan op de vraag of de verklaring van [A] betrouwbaar is.
Gebruik van de verklaring van de anoniem gebleven getuige
Ten aanzien van de anoniem gebleven getuige overweegt de rechtbank dat deze getuige moet worden aangemerkt als een beperkt anonieme getuige, aangezien de identiteit van deze getuige bij de politie en de rechter-commissaris bekend is. De verklaringen van beperkt anonieme getuigen werken mee voor het bewijs als ‘reguliere’ getuigenverklaring en vallen daarmee onder de bewijsminimumregel van artikel 342 lid 2 van het Wetboek van Strafvordering.
De reden dat de rechter-commissaris de getuige (beperkt) anoniem heeft gehoord, is de volgende. Uit de informatie die is verkregen van het Team Bescherming Getuigen bleek dat er een gegrond vermoeden bestond dat de getuige in verband met het afleggen van een verklaring overlast zou ondervinden of in de uitoefening van en beroep worden belemmerd. Het verhoor heeft om die reden buiten de aanwezigheid van de verdediging en de officier van justitie plaatsgevonden.
De rechtbank overweegt verder dat de toekenning van de beperkte anonimiteit geen afbreuk heeft gedaan aan het ondervragingsrecht van de verdediging. De verdediging heeft immers de mogelijkheid gehad om voorafgaand aan het verhoor schriftelijke vragen te stellen aan de getuige. Weliswaar heeft de rechter-commissaris op enig moment tijdens het verhoor besloten het verhoor van de getuige niet verder voort te zetten, maar voorafgaand aan die beslissing zijn de raadsman van verdachte en de officier van justitie gehoord, waarna de rechter-commissaris zich heeft beraden over de noodzakelijkheid van voortzetting van het verhoor. Uit deze gang van zaken blijkt niet dat het ondervragingsrecht van de verdediging is beperkt. Uit niets blijkt dat de verdediging het verzoek om de niet gestelde vragen alsnog op dat moment of een later moment, in aanwezigheid van de advocaat van de getuige, heeft willen stellen.
Ook overweegt de rechtbank dat de verklaring van de anoniem gebleven getuige in belangrijke mate steun vindt in andere bewijsmiddelen. De rechtbank vindt de verklaring van de anoniem gebleven getuige betrouwbaar, aangezien de getuige zeer kort na het incident door de politie is gehoord, en die verklaring aansluit bij de aangifte van het slachtoffer. Ook past de verklaring bij het letsel van het slachtoffer. Dat de getuige op 24 maart 2021 bij de rechter-commissaris anders heeft verklaard, is voor de rechtbank geen aanleiding de twijfelen aan de betrouwbaarheid van de verklaring die de getuige eerder bij de politie heeft afgelegd.
De rechtbank zal de verklaring van de anoniem gebleven getuige die hij bij de politie heeft afgelegd dan ook gebruiken voor het bewijs.
Bewijsmiddelen
[slachtoffer] heeft verklaard dat hij op 19 april 2020 op het [straatnaam] in [plaatsnaam 2] tijdens een ruzie twee keer is gestoken in zijn rug. [slachtoffer] heeft verklaard dat hij heeft gevochten met [medeverdachte 2 (voornaam)] , [medeverdachte 1 (bijnaam)] en een vriend van [medeverdachte 1 (bijnaam)] .[slachtoffer] werd geduwd door [medeverdachte 1 (bijnaam)] en [medeverdachte 1 (bijnaam)] wilde hem slaan.Daarbij heeft [slachtoffer] [medeverdachte 1 (bijnaam)] naar de grond gehaald, heeft [medeverdachte 2 (voornaam)] hem een paar keer getrapt en heeft hij [medeverdachte 2 (voornaam)] een stoot gegeven.[slachtoffer] heeft verklaard veel trappen te hebben gekregen en ook door [medeverdachte 2 (voornaam)] te zijn geslagen.
Op een gegeven moment kwam de derde jongen erbij. [slachtoffer] heeft geprobeerd de derde jongen weg te duwen. [slachtoffer] kreeg een paar stoten op zijn gezicht. Op het moment dat [slachtoffer] zijn aandacht had gericht op [medeverdachte 2 (voornaam)] , voelde hij twee keer iets in zijn rug. Hij zag dat een jongen iets in zijn Louis Vuitton tasje deed en wegrende naar zijn scooter die bij de apotheek stond.
[slachtoffer] omschrijft de jongen die gestoken heeft als een kleine jongen, ongeveer 1.65 m lang, normaal postuur, jaar of 16, zwarte krulletjes, zwarte kleding, Louis Vuitton tasje en met grijze scooter.
Bij de rechter-commissaris heeft [slachtoffer] verklaard dat de lange jongen tijdens het gevecht tegenover hem stond en [medeverdachte 1 (bijnaam)] schuin rechts voor hem. Op een gegeven moment voelde hij iets in zijn rug. [slachtoffer] keek meteen om en zag dat [verdachte (voornaam)] iets in zijn tas stopte en wegrende. Op dat moment was [verdachte (voornaam)] de enige persoon die achter hem stond.
[A] heeft een foto van [verdachte (voornaam)] (de rechtbank begrijpt: [verdachte (voornaam)] ) aan [slachtoffer] laten zien en [slachtoffer] zei daarop dat dat de jongen was die hem gestoken zou hebben.
[A] heeft vlak na het incident een gesprek gevoerd met [medeverdachte 1 (bijnaam)] (de rechtbank begrijpt: [medeverdachte 1 (voornaam)] ) via Instagram. Het gesprek houdt het volgende in:
[A (voornaam)] : Hey [medeverdachte 1 (bijnaam)] wat is er gebeurd
[medeverdachte 1 (voornaam)] : wie jij?
[A (voornaam)] : [.]
[slachtoffer (voornaam)] de neem
Want jij staat op de beelde begrijp je wil niet dat jij probleem gaat krijgen
[medeverdachte 1 (voornaam)] : Hij filmde ik vroeg gwn normaal wil je verwijderen hij zei nee ik zei [slachtoffer (voornaam)] doe gwn ik ken jou jij kent mij wil geen ruzie hij zei nee wollah me ik ga hem verwijderen toen zei ik moet ik zo nodig jou tell afpakken hij zei pak af en toen ik wou hem afpakken hij gooit mij op de grond hij geeft uit het niets stomp
[A (voornaam)] : maar jij hebt hem niet gestoken
[medeverdachte 1 (voornaam)] : ben je gek wollah ik zou nooit iemand steken
Toen ik hem zag dat hij gestoken was ik was kk bang [.] ik kreeg trauma
[A (voornaam)] : wie is die [verdachte (voornaam)]
[medeverdachte 1 (voornaam)] : [.] jonge maar [.] weet wie hij is en [.] van keiland zuid heeft hem al klappen gegeven [.] zoekt hem nu ook
[A (voornaam)] : Iedereen zegt hij heeft gestoken En paar dagen geleden Zeggen meisje ook bij hem mes
Dus hij moet het zijn
Jij bent niet zo iemand
[medeverdachte 1 (voornaam)] : Drm
Wollah ik zou nooit iemand in me leven steken
En [slachtoffer (voornaam)] weet ook dat [verdachte (voornaam)] het is
(…)
[A (voornaam)] : Die kkr [verdachte (voornaam)] kleine jonge van 15 durft te steken dus
[medeverdachte 1 (voornaam)] : Wollah handicap die jonge [.]
Grootste mogol die ik ken
Maar [slachtoffer (voornaam)] heeft nu aangifte gedaan op mij en die jongens
(…)
Een getuige die anoniem wilde blijven, maar waarvan de gegevens bij de politie wel bekend zijn, heeft verklaard dat [slachtoffer] met drie jongens aan het vechten was, dat een van de jongens [medeverdachte 1 (voornaam)] heet en dat de jongen die gestoken heeft [verdachte (voornaam)] heet. Alle drie de jongens hebben [slachtoffer (voornaam)] geschopt en geslagen. De jongens sloegen met hun vuisten. Vervolgens zag hij [verdachte (voornaam)] twee keer een onderhandse steekbeweging maken bij [slachtoffer (voornaam)] . [verdachte (voornaam)] stond achter [slachtoffer (voornaam)] en stak hem in de rug. De andere twee jongens stonden voor [slachtoffer (voornaam)] . [verdachte (voornaam)] en de andere twee jongens renden naar de scooter en reden weg.De getuige zag dat [verdachte (voornaam)] het mes, een zakmes, dichtklapte en in zijn tas stopte op het moment dat hij wegrende.
De tas was van het merk Louis Vuitton en was grijs met zwart.De scooters stonden bij de apotheek.
[slachtoffer] heeft twee steekwonden in zijn rug opgelopen. Er was sprake van uitwendig bloedverlies en letsel aan de linker nier. Ook is de 9e rib rechts beschadigd.
Verdachte heeft ter zitting van 18 mei 2021 verklaard dat hij op het [straatnaam] aanwezig was op het moment dat het gevecht plaatsvond.
De hiervoor weergegeven bewijsmiddelen worden steeds gebruikt tot het bewijs van het feit of de feiten, waarop zij blijkens hun inhoud uitdrukkelijk betrekking hebben. Sommige onderdelen van de bewijsmiddelen hebben niet betrekking op alle feiten, maar op één of meerdere feiten.
Bewijsoverwegingen
Uit de hiervoor genoemde bewijsmiddelen in onderlinge samenhang bezien, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte samen met anderen geweld heeft gepleegd tegen aangever [slachtoffer] , en dat verdachte twee keer met een met (zak)mes in de rug van aangever [slachtoffer] heeft gestoken. Daarbij is een nier geraakt en is de 9e rib rechts beschadigd.
De rechtbank dient vervolgens de vraag te beantwoorden of verdachte het opzet op de dood van aangever heeft gehad. Omdat verdachte ontkent dat hij degene is geweest die aangever heeft gestoken, is onduidelijk wat zijn intentie is geweest. De volgende vraag is dan of sprake is van voorwaardelijk opzet, waarbij dient te worden vastgesteld of verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat aangever door zijn handelen zou kunnen komen te overlijden. Hierbij moet de gedraging van verdachte naar zijn uiterlijke verschijningsvorm gericht zijn op het intreden van de dood.
De rechtbank overweegt allereerst dat de rug een kwetsbaar deel is van het lichaam. Het is een feit van algemene bekendheid dat het steken met een mes in de rug levensbedreigende gevolgen kan hebben, aangezien er een reële kans bestaat dat hierdoor vitale organen worden geraakt. Verdachte heeft met een zodanige kracht gestoken dat meer dan uitsluitend oppervlakkig letsel is ontstaan. Bij één steek is door de huid heen één van de nieren geraakt. De tweede steek was ter hoogte van de borstkas, waar zich de vitale organen bevinden en daarbij is één van de ribben beschadigd. Door te handelen zoals verdachte heeft gedaan, is dus de aanmerkelijke kans op dodelijk letsel van aangever ontstaan. De rechtbank is daarnaast van oordeel dat de door verdachte verrichte handelingen – te weten het tot tweemaal toe steken in de rug van aangever – naar hun uiterlijke verschijningsvorm kunnen worden aangemerkt als zozeer te zijn gericht op de dood van aangever, dat het niet anders kan dan dat verdachte die kans heeft aanvaard. Van bijzondere omstandigheden die tot een ander oordeel zouden moeten leiden, is niet gebleken.