In deze zaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 14 januari 2021 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure. Eiseres had beroep ingesteld tegen een uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking gemeenten en hoogheemraadschap Utrecht. De rechtbank heeft echter vastgesteld dat eiseres het griffierecht van € 354,- niet op tijd heeft betaald, wat volgens artikel 8:41, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) een vereiste is om het beroep inhoudelijk te kunnen behandelen. De rechtbank heeft partijen niet uitgenodigd voor een zitting, omdat dit in deze zaak niet nodig werd geacht. Eiseres had eerder, op 24 juli 2020, een beroep op betalingsonmacht gedaan en verzocht om uitstel van betaling, maar dit verzoek werd afgewezen omdat de onderbouwing van de financiële positie van eiseres ontbrak. Eiseres heeft vervolgens meerdere keren geprobeerd om uitstel te vragen, maar de rechtbank heeft geen geldige reden voor het niet betalen van het griffierecht ontvangen. Uiteindelijk heeft de rechtbank geconcludeerd dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is, zoals bepaald in artikel 8:54 van de Awb. De rechtbank heeft daarom besloten het beroep niet inhoudelijk te behandelen en heeft geen proceskostenvergoeding toegekend. De uitspraak is openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.