ECLI:NL:RBMNE:2021:4347
Rechtbank Midden-Nederland
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om proceskostenvergoeding in bestuursrechtelijke procedure met betrekking tot parkeervergunning
Op 7 september 2021 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een zaak tussen een verzoeker en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht. De zaak betreft een verzoek om voorlopige voorziening na de intrekking van een parkeervergunning door de gemeente. De intrekking vond plaats op 15 juli 2021, waarna de verzoeker bezwaar maakte en een voorlopige voorziening aanvroeg. Op 16 augustus 2021 verleende de gemeente de parkeervergunning opnieuw, maar de verzoeker trok zijn verzoek om voorlopige voorziening in en vroeg om een proceskostenvergoeding.
De voorzieningenrechter heeft de gemeente in de gelegenheid gesteld te reageren op het verzoek om proceskostenvergoeding. De gemeente stelde dat er geen kosten waren gemaakt voor rechtsbijstand en dat er geen andere proceskosten waren die voor vergoeding in aanmerking kwamen. De voorzieningenrechter heeft vervolgens op basis van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zonder zitting uitspraak gedaan.
De voorzieningenrechter concludeerde dat, hoewel de gemeente tegemoet was gekomen aan het verzoek van de verzoeker, er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. Het verzoek om voorlopige voorziening was niet ingediend door een derde die beroepsmatig rechtsbijstand verleent, en er waren geen andere proceskosten aangetoond. Wel werd bepaald dat de gemeente het door de verzoeker betaalde griffierecht van € 49,- moest vergoeden. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en er stond geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.