In deze zaak heeft verzoekster, een inwoner van Utrecht, een verzoek ingediend om vergoeding van haar proceskosten na een bestuursrechtelijke procedure tegen het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht. Verzoekster had op 10 januari 2021 bezwaar aangetekend tegen een besluit van verweerder. Na het indienen van een ingebrekestelling op 14 april 2021, heeft verweerder op 21 juli 2021 alsnog een beslissing genomen op het bezwaarschrift. Verzoekster trok haar beroep in en vroeg om vergoeding van de proceskosten, aangezien verweerder geen bezwaar had tegen deze vergoeding.
De rechtbank heeft overwogen dat op basis van artikel 8:75 en 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) een partij de proceskosten van de tegenpartij kan laten betalen. Aangezien verzoekster een professionele juridische hulpverlener had ingeschakeld, werd een vast bedrag voor de proceskosten toegekend. Echter, omdat de zaak enkel ging over de overschrijding van de beslistermijn, werd een lager bedrag toegekend met een wegingsfactor van 0,5. Uiteindelijk is er een bedrag van € 374,- toegewezen aan verzoekster.
De rechtbank heeft verweerder veroordeeld tot betaling van dit bedrag aan proceskosten. De uitspraak is gedaan door rechter R.C. Stijnen en is openbaar uitgesproken op 26 augustus 2021. Partijen zijn geïnformeerd over hun recht om in verzet te gaan tegen deze uitspraak binnen zes weken na verzending.