ECLI:NL:RBMNE:2021:4342

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
26 augustus 2021
Publicatiedatum
7 september 2021
Zaaknummer
21 / 2410
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om vergoeding van proceskosten in bestuursrechtelijke procedure

Op 26 augustus 2021 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke zaak tussen verzoekster en de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking gemeenten en Hoogheemraadschap Utrecht. Verzoekster had op 5 juni 2020 een verzoek ingediend om een WOZ-beschikking, waarop verweerder niet tijdig reageerde. Na een ingebrekestelling op 24 augustus 2020, waarin verweerder aangaf geen dwangsom verschuldigd te zijn, heeft verzoekster bezwaar gemaakt. Verweerder heeft hierop niet beslist, waarna verzoekster beroep heeft ingesteld. Op 2 juli 2021 heeft verweerder alsnog een besluit genomen en het eerdere besluit ingetrokken, waardoor verzoekster haar beroep heeft ingetrokken en om vergoeding van proceskosten heeft verzocht.

De rechtbank overweegt dat op basis van artikel 8:75 en 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) een partij de proceskosten van de tegenpartij kan laten betalen. Aangezien verweerder niet heeft gereageerd op het verzoek om proceskostenvergoeding, leidt de rechtbank hieruit af dat verweerder geen bezwaar heeft tegen de vergoeding. Verzoekster heeft een professionele juridische hulpverlener ingeschakeld, maar omdat de zaak enkel over de overschrijding van de beslistermijn ging, is een lager bedrag toegekend (wegingsfactor 0,5). De rechtbank heeft verweerder veroordeeld tot betaling van € 374,- aan proceskosten.

De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid om in verzet te gaan tegen deze uitspraak binnen zes weken na verzending.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 21 / 2410

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 26 augustus 2021 in de zaak tussen

[verzoekster] , te [plaats] , verzoekster

(gemachtigde: mr. J.W. Vugts),
en
de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking gemeenten en Hoogheemraadschap Utrecht,verweerder.

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het verzoek van verzoekster om vergoeding van zijn proceskosten.
Verweerder heeft niet gereageerd op dit verzoek.

Overwegingen

1. Verzoekster heeft op 5 juni 2020 een verzoek gedaan om een WOZ-beschikking te nemen. Verweerder heeft hierop niet (op tijd) gereageerd. Vervolgens heeft verzoekster een ingebrekestelling gestuurd. Op deze ingebrekestelling is op 24 augustus 2020 afwijzend gereageerd en heeft verweerder medegedeeld dat hij van mening is geen dwangsom verschuldigd te zijn. Vervolgens heeft verzoekster hiertegen bezwaar ingediend. Verweerder heeft hier niet op beslist en vervolgens heeft verzoekster uiteindelijk een ingebrekestelling naar verweerder gestuurd. Daarna heeft verzoekster beroep ingesteld bij de rechtbank voor het niet tijdig nemen van een beslissing op bezwaar. Op 2 juli 2021 neemt verweerder alsnog een besluit waarin hij terugkomt op het besluit van 24 augustus 2020 en dit besluit intrekt. Verweerder heeft dus gedaan wat verzoekster wilde. Verzoekster heeft daarna het beroep ingetrokken en een vergoeding gevraagd voor haar proceskosten.
2. De rechtbank kan een partij de proceskosten van de tegenpartij laten betalen (artikel 8:75 en 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb)).
3. Verweerder heeft niet gereageerd op het verzoek van verzoekster. De rechtbank leidt hier uit af dat verweerder er geen bezwaar tegen heeft om de proceskosten van verzoekster te vergoeden.
4. Volgens het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) is dit een vast bedrag omdat verzoekster een professionele (juridische) hulpverlener heeft ingeschakeld om voor haar een beroepschrift in te dienen. Omdat de zaak alleen gaat over de vraag of de beslistermijn is overschreden wordt een lager bedrag toegekend (wegingsfactor 0,5). Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden. Toegekend wordt € 374,-.

Beslissing

De rechtbank veroordeelt verweerder tot betaling van € 374,- aan proceskosten. Verweerder moet
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.C. Stijnen, rechter, in aanwezigheid van M. Bos, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 26 augustus 2021.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum op de stempel die hierboven staat. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.