ECLI:NL:RBMNE:2021:4341

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
26 augustus 2021
Publicatiedatum
7 september 2021
Zaaknummer
21 / 2846
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig beslissen op bezwaar door bestuursorgaan

In deze zaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 26 augustus 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, vertegenwoordigd door mr. J. Zwiers, en het college van burgemeesters en wethouders van de gemeente IJsselstein. Eiser heeft beroep ingesteld omdat verweerder niet tijdig heeft beslist op zijn bezwaar tegen een omgevingsvergunning die op 5 november 2020 was verleend. Eiser heeft op 4 februari 2021 bezwaar gemaakt, maar verweerder heeft verzuimd om binnen de wettelijke termijn van twaalf weken een beslissing te nemen. Eiser heeft vervolgens op 11 juni 2021 een ingebrekestelling gestuurd, maar verweerder stelde dat alleen de aanvrager van de vergunning een ingebrekestelling kan indienen. De rechtbank heeft geoordeeld dat eiser, als belanghebbende, wel degelijk beroep kan instellen tegen het niet tijdig beslissen, mits hij verweerder in gebreke heeft gesteld en de termijn van twee weken is verstreken. De rechtbank heeft vastgesteld dat dit het geval is en heeft het beroep gegrond verklaard. Verweerder is opgedragen om binnen vier weken na de uitspraak alsnog een besluit te nemen en is verplicht om een dwangsom van € 100,- per dag te betalen voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-. Daarnaast moet verweerder de proceskosten van eiser vergoeden, vastgesteld op € 374,-.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 21 / 2846

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 26 augustus 2021 in de zaak tussen

[eiser] , te [plaats] , eiser

(gemachtigde: mr. J. Zwiers)
en
het college van burgemeesters en wethouders van de gemeente IJsselstein, verweerder.

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het beroep van eiser omdat verweerder niet op tijd heeft beslist op zijn bezwaar.

Overwegingen

1. De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig is. Hieronder legt de rechtbank dat verder uit.
2. Als een bestuursorgaan niet op tijd beslist op een aanvraag of bezwaarschrift kan de betrokkene daartegen in beroep gaan. Wel moet de betrokkene dan eerst een ‘ingebrekestelling’ aan het bestuursorgaan sturen. Dat wil zeggen dat de betrokkene per brief aan het bestuursorgaan moet laten weten dat er binnen twee weken alsnog beslist moet worden op zijn aanvraag of bezwaar. Dit staat (onder andere) in de artikelen 6:2, 6:12 en 7:1 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
3. Op 5 november 2020 heeft verweerder aan eiser een omgevingsvergunning verleend voor het vernieuwen en vergoten van de schutting op het adres [adres] te [plaats] . Op 4 februari 2021 heeft [A] (bezwaarmaker) hiertegen een bezwaarschrift ingediend. Op 11 juni 2021 heeft eiser een ingebrekestelling gestuurd voor het uitblijven van een beslissing op het bezwaar van bezwaarmaker. In zijn brief van 26 juli 2021 heeft verweerder eiser meegedeeld dat alleen de aanvrager op grond van artikel 4:17 van de Awb, een ingebrekestelling kan versturen. Verweerder verwijst daarbij naar een uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) 27 juli 2016. [1] Volgens verweerder kan eiser daarom ook geen beroep tegen het niet tijdig nemen van een beslissing instellen op grond van artikel 6:2 van de Awb.
4. De rechtbank is het niet eens met verweerder, dat eiser geen beroep kan instellen. Uit de door verweerder genoemde uitspraak van de Afdeling van 27 juli 2016 volgt juist dat als belanghebbende bij het niet tijdig nemen van een besluit op een aanvraag voor een vergunning in beginsel degenen worden aangemerkt die belanghebbende zouden zijn bij het reële besluit. Dit geldt naar het oordeel van de rechtbank ook ingeval van het niet tijdig nemen van een beslissing op bezwaar tegen de beslissing op zo’n aanvraag. Dat betekent dat als er een beslissing op bezwaar zou worden genomen die gegrond verklaard zou zijn, eiser in deze procedure daarbij de directe gevolgen kan ondervinden en in zijn belangen kan worden geraakt. Gezien het voorgaande is eiser daarom ook belanghebbende bij de beslissing op bezwaar en kan hij daarom ook een beroep tegen het niet tijdig beslissen indienen, mits hij verweerder in gebreke heeft gesteld en sindsdien twee weken zijn verstreken.
5. De rechtbank is het wel eens met verweerder wat betreft een eventuele verbeurde bestuurlijke dwangsom. In artikel 4:17 van de Awb staat dat indien een beschikking op aanvraag niet tijdig wordt gegeven, het bestuursorgaan aan de aanvrager een dwangsom is verschuldigd voor iedere dag dat het in gebreke blijft. Aangezien eiser niet de bezwaarmaker is kan verweerder aan hem geen dwangsom verschuldigd zijn.
6. Wat betreft het onderhavige beroep oordeelt de rechtbank als volgt. Het bezwaarschrift is op 4 februari 2021 ingediend. Uit de stukken blijkt dat verweerder ten behoeve van de beslissing op bezwaar een adviescommissie heeft ingesteld. Verweerder moest daarom binnen twaalf weken beslissen, gerekend vanaf het moment waarop de bezwaartermijn is verstreken
.Dat staat in artikel 7:10 en 7:13 van de Awb. Dat betekent dat de bezwaartermijn is verstreken op 29 april 2021. De ingebrekestelling dateert van 11 juni 2021. Sindsdien zijn twee weken verstreken.
7. Het beroep is kennelijk gegrond.
8. Omdat verweerder nog geen besluit heeft genomen bepaalt de rechtbank dat verweerder dit alsnog moet doen. Verweerder moet dit doen binnen vier weken na het verzenden van deze uitspraak (artikel 8:55d, lid 1, Awb).
9. De rechtbank bepaalt dat verweerder een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee de beslistermijn nu nog wordt overschreden door verweerder. Daarbij geldt wel een maximum van € 15.000,-.
10. Het beroep is kennelijk gegrond (artikel 8:54 van de Awb). Dat betekent ook dat eiser een vergoeding krijgt voor de proceskosten die hij heeft gemaakt. Verweerder moet dit betalen. Volgens het Besluit proceskosten bestuursrecht is dit een vast bedrag omdat eiser een professionele (juridische) hulpverlener heeft ingeschakeld om voor hem een beroepschrift in te dienen. Omdat de zaak alleen gaat over de vraag of de beslistermijn is overschreden wordt een lager bedrag toegekend (wegingsfactor 0,5). Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden. Toegekend wordt € 374,-.
11. Omdat het beroep gegrond is moet verweerder het griffierecht aan eiser betalen.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
-vernietigt het, met een besluit gelijk te stellen, niet tijdig nemen van een besluit;
- draagt verweerder op binnen vier weken na de dag van verzending van deze uitspraak alsnog een besluit bekend te maken;
- bepaalt dat verweerder aan eiser een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-;
- bepaalt dat verweerder het griffierecht dat eiser heeft betaald moet betalen;
- veroordeelt verweerder tot betaling van € 374,- aan proceskosten. Verweerder moet
dit bedrag betalen aan eiser.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.C. Stijnen rechter, in aanwezigheid van M. Bos griffier
.De beslissing is in het uitgesproken op 26 augustus 2021 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl
de griffier de rechter
Afschrift verzonden of digitaal ter beschikking gesteld aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum op de stempel die hierboven staat. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.