Op 21 januari 2021 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een verzetprocedure van een opposant tegen een eerdere uitspraak van 20 mei 2020. De opposant had beroep ingesteld tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Almere, waarin zijn bezwaar tegen een besluit van 12 juli 2019 niet-ontvankelijk werd verklaard omdat het niet tijdig was ingediend. De rechtbank had in de eerdere uitspraak het beroep ongegrond verklaard.
In het verzetschrift voerde de opposant aan dat hij ernstige gezondheidsklachten had en dat hij altijd op brieven van de gemeente reageerde. Hij stelde dat er een langer slepende situatie was tussen hem en de gemeente, en voegde verschillende stukken bij zijn verzetschrift. De rechtbank oordeelde echter dat de opposant niet had aangetoond dat de eerdere beslissing niet was ontvangen. De rechtbank wees erop dat een enkele ontkenning van de ontvangst niet voldoende was om het verzet gegrond te verklaren.
De rechtbank concludeerde dat er geen reden was om de eerdere uitspraak van 20 mei 2020 te herzien en verklaarde het verzet ongegrond. De beslissing werd genomen zonder dat er een zitting was gehouden, conform artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht, omdat er geen twijfel bestond over de uitkomst van de procedure. De rechtbank besloot dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.