In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, gedateerd 14 januari 2021, wordt het beroep van eiser tegen de uitspraak op bezwaar van verweerder, de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking gemeenten en hoogheemraadschap Utrecht, behandeld. Eiser had beroep ingesteld tegen een beslissing van verweerder, maar had het griffierecht van € 48,- niet op tijd betaald. De rechtbank oordeelt dat het niet tijdig betalen van het griffierecht leidt tot niet-ontvankelijkheid van het beroep, zoals vastgelegd in artikel 8:41 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De rechtbank heeft partijen niet uitgenodigd voor een zitting, omdat dit in deze zaak niet nodig werd geacht. Eiser had eerder, op 7 augustus 2020, een beroep op betalingsonmacht gedaan en verzocht om uitstel van betaling van het griffierecht. De rechtbank heeft dit verzoek afgewezen, omdat eiser geen voldoende onderbouwing had gegeven voor zijn financiële positie. Eiser heeft in de daaropvolgende maanden meerdere keren om uitstel gevraagd, maar de rechtbank bleef bij haar standpunt dat het griffierecht niet tijdig was ontvangen.
Uiteindelijk concludeert de rechtbank dat het beroep van eiser kennelijk niet-ontvankelijk is, omdat er geen geldige reden is gegeven voor het niet tijdig betalen van het griffierecht. De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk en er is geen sprake van een vergoeding van proceskosten. Deze uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid om in verzet te gaan tegen deze beslissing.