ECLI:NL:RBMNE:2021:4327

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
7 september 2021
Publicatiedatum
7 september 2021
Zaaknummer
16/254684-20
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van poging tot moord met vuurwapen en diefstal van bedrijfsauto

Op 9 oktober 2020 hebben de verdachten, [verdachte] en [medeverdachte], in Veenendaal geprobeerd het leven van [slachtoffer 1] te beroven door met een vuurwapen op hem te schieten. De verdachten waren de avond voor het incident al in de buurt van de woning van het slachtoffer en hebben hem opgewacht. Tijdens het schieten is het slachtoffer in zijn bovenbeen geraakt, maar hij heeft het leven gered door op een verhoging te stappen. De rechtbank oordeelt dat er sprake is van voorbedachten rade, omdat de verdachten zich gedurende enige tijd hebben kunnen beraden op hun handelen. De rechtbank acht het medeplegen van poging tot moord bewezen, evenals de betrokkenheid van de verdachten bij de diefstal van een Volkswagen Caddy, die zij gebruikten om te vluchten. De rechtbank spreekt de verdachten vrij van de diefstal, omdat niet bewezen kon worden dat zij de auto daadwerkelijk hadden gestolen. De officier van justitie had een gevangenisstraf van acht jaar geëist, en de rechtbank volgt deze eis, rekening houdend met de ernst van het feit en de impact op het slachtoffer.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16/254684-20
Vonnis van de meervoudige kamer van 7 september 2021
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [2000] te [geboorteplaats] ,
wonende aan de [straatnaam 7] [nummeraanduiding 3] , [postcode] te [woonplaats] ,
thans verblijvende te [verblijfplaats] .

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 18 januari 2021, 7 april 2021, 31 mei 2021 en 24 augustus 2021. Het onderzoek ter terechtzitting is op 24 augustus 2021 gesloten.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. A.M. Lobregt en van hetgeen verdachte en zijn raadsvrouw, mr. H.S.K. Jap A Joe, advocaat te Utrecht, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Feit 1 primair
op 9 oktober 2020 te Veenendaal tezamen en in vereniging, opzettelijk en met voorbedachten rade, heeft geprobeerd [slachtoffer 1] van het leven te beroven, door met een vuurwapen kogel(s) op hem af te vuren, waardoor die [slachtoffer 1] in zijn (boven)been is geraakt;
Feit 1 subsidiair
op 9 oktober 2020 te Veenendaal tezamen en in vereniging, opzettelijk en met voorbedachten rade, [slachtoffer 1] zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht, door met een vuurwapen kogel(s) op hem af te vuren, waardoor die [slachtoffer 1] in zijn (boven)been is geraakt;
Feit 1 meer subsidiair
op 9 oktober 2020 te Veenendaal tezamen en in vereniging, opzettelijk en met voorbedachten rade, heeft geprobeerd [slachtoffer 1] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, door met een vuurwapen kogel(s) op hem af te vuren, waardoor die [slachtoffer 1] in zijn (boven)been is geraakt;
Feit 2 primair
in de periode van 5 oktober 2020 tot en met 8 oktober 2020 te Amsterdam, tezamen en in vereniging een bedrijfsauto (Volkswagen Caddy) van [slachtoffer 2] heeft gestolen;
Feit 2 subsidiair
in de periode van 5 oktober 2020 tot en met 9 oktober 2020 te Veenendaal en/of Amsterdam een bedrijfsauto (Volkswagen Caddy) van [slachtoffer 2] heeft geheeld.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het tenlastegelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder feit 1 primair en het onder feit 2 subsidiair tenlastegelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
Ten aanzien van feit 1 primair heeft de officier van justitie hiertoe aangevoerd dat uit het dossier volgt dat het verdachten zijn geweest die op het slachtoffer hebben geschoten. Er zijn geen aanwijzingen dat een derde persoon bij dit feit betrokken is geweest. Uit het schotrestenonderzoek op de latex handschoenen, aangetroffen bij verdachte [medeverdachte] , volgt dat het aannemelijk is dat [medeverdachte] de schutter is geweest. Voor een bewezenverklaring maakt het volgens de officier van justitie evenwel niet uit wie er geschoten heeft. De officier van justitie acht sprake van voorbedachten rade, nu verdachten de dag voor het incident ook in [plaatsnaam 1] zijn geweest, uit hun telefoongegevens blijkt dat zij het slachtoffer hebben opgewacht, en dat zij na het incident samen met hoge snelheid uit [plaatsnaam 1] weg zijn gereden. Verdachten hebben derhalve voldoende gelegenheid gehad over hun handelen en de gevolgen daarvan na te denken. Het medeplegen leidt de officier van justitie af uit het feit dat verdachten samen naar [plaatsnaam 1] zijn gereden, beiden in de gestolen Volkswagen Caddy hebben gereden, op het slachtoffer hebben geschoten en het wapen uit de auto hebben gegooid, verdachte [medeverdachte] de handschoenen met daarop veel schotresten bij zich droeg, verdachte [verdachte] de GPS-tracker beheerde, verdachten samen het slachtoffer hebben opgewacht en zij samen zijn gevlucht.
Ten aanzien van feit 2 subsidiair is aangevoerd dat verdachten in een gestolen auto reden en dat op deze auto gestolen kentekenplaten zaten. De echte kentekenplaten lagen achterin. De officier van justitie acht in elk geval bewezen dat verdachten redelijkerwijs moesten vermoeden dat de auto van diefstal afkomstig was, gelet op hetgeen hen wordt verweten. Derhalve is sprake van (schuld)heling.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit van de ten laste gelegde feiten.
Ten aanzien van feit 1 heeft zij aangevoerd dat uit het dossier volgt dat niet verdachte, maar medeverdachte [medeverdachte] de schutter is. Gelet op de wijze van schieten (met twee handen, stabiel, gericht op het been/de grond en niet op vitale delen) en het feit dat er slechts twee kogels zijn afgevuurd, kan niet worden gesteld dat sprake is van opzet, ook niet in voorwaardelijke zin, op levensberoving van aangever. Als aangever echt van het leven beroofd had moeten worden, was hij immers wel doorzeefd met kogels. Van voorbedachten rade of het voornemen om aangever te doden, is ook niet gebleken. Tevens is slechts sprake van een schotwond van 2x2 centimeter in het bovenbeen en dat is geen zwaar lichamelijk letsel zoals bedoeld in artikel 82 van het Wetboek van Strafrecht, waardoor ook vrijspraak voor het subsidiair tenlastegelegde dient te volgen. Voorts bestaat geen overtuiging voor het meer subsidiair tenlastegelegde, nu niet kan worden uitgesloten dat het de bedoeling van verdachten was om aangever te bedreigen door in zijn buurt te schieten. Tot slot is bij geen van de ten laste gelegde feiten sprake van medeplegen, aldus de raadsvrouw.
Ten aanzien van feit 2 is aangevoerd dat uit niets is gebleken dat verdachte de Volkswagen Caddy heeft gestolen. Evenmin is gebleken dat de auto is geheeld. Nu aan de auto geen braakschade te zien was en de bestuurder beschikte over een sleutel, hoefde verdachte niet te vermoeden dat de auto door misdrijf was verkregen, aldus de raadsvrouw.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Vrijspraak feit 2
De rechtbank acht, evenals de raadsvrouw, het onder feit 2 primair en subsidiair tenlastegelegde niet bewezen en overweegt daartoe als volgt.
Uit het dossier is gebleken dat de Volkswagen Caddy in de periode 5 tot en met 8 oktober 2020 in Amsterdam is gestolen. Verdachten zijn in deze Volkswagen Caddy aangehouden op 9 oktober 2020, met daarop de kentekenplaten [kenteken 2] . De originele kentekenplaten ( [kenteken 1] ) bevonden zich achter in de laadruimte van de Volkswagen Caddy. Uit het dossier volgt niet dat verdachte (al dan niet samen met zijn medeverdachte) de Caddy heeft gestolen, zodat zij van het onder feit 2 primair tenlastegelegde zullen worden vrijgesproken. Voorts acht de rechtbank niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte (al dan niet samen met zijn medeverdachte) wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat de Caddy gestolen was, nu niet vaststaat dat zij in de laadruimte waar de originele kentekenplaten lagen zijn geweest en ook niet is gebleken dat het contactslot van de Caddy was opengebroken. Er is immers een sleutel aangetroffen die op de Caddy past, en waarmee de Caddy kon worden geopend en gestart. Dat bij strafbare feiten zoals tenlastegelegd onder feit 1 vaak gestolen auto’s worden gebruikt, maakt dit oordeel niet anders. Gelet op het voorgaande zullen verdachten tevens worden vrijgesproken van het subsidiair onder feit 2 tenlastegelegde.
Bewijsmiddelen [1]
Aangever [slachtoffer 1] heeft onder meer het volgende verklaard:
Op vrijdag 9 oktober 2020 had ik een vrije dag.
Ik kwam omstreeks 21 :30 uur thuis aan.
Ik parkeerde mijn auto in een parkeervak iets voorbij mijn woning aan het [straatnaam 2] [nummeraanduiding 1] in [plaatsnaam 1] , aan de achterzijde van mijn woning. […] Om vanaf de straat naar de achterkant van mijn woning te komen, moet je op een verhoogd gedeelte gaan staan waar ook begroeiing op geplant is. Net voor het moment dat ik tussen een aantal auto's was doorgelopen en het verhoogde gedeelte wilde opstappen, hoorde ik een deur van een auto in mijn directe omgeving open gaan. Ik keek achterom en op dat moment zag ik dat de deur aan de bestuurderskant open stond en dat er een jongeman met een vuurwapen in zijn rechterhand stond en op mij richtte. Kort hierop sloot hij zijn andere hand hierbij aan. […] Er is niets tegen mij gezegd kort voor, tijdens of na het schieten door de dader. De afstand tussen mij en hem tijdens het schieten was ongeveer 5 à 6 meter. Op het moment dat ik het verhoogde gedeelte ter hoogte van de achterkant van mijn woning opstapte, werd ik 2 maal beschoten. [2]
Ik vluchtte vooruit in de richting van mijn tuin en was doodsbang.
Heel kort hierna hoorde ik een auto hard wegrijden. Dit moest de auto zijn waar de daders in hebben gezeten. Ik zag dat de auto linksaf reed het parkeervak uit en de straat uit reed.
Nadat ik op het achterraam van mijn woning had getikt, kwam mijn vrouw er aan en toen heb ik aan haar verteld dat ik zojuist was beschoten door de inzittende van de grijze Volkswagen Caddy. […] Later bleek mij dat ik in de hamstring van mijn linkerbovenbeen was geraakt. Er was een inschot- en een uitschotopening in mijn linkerbovenbeen. […] Ten gevolge van dit letsel is dat ik nu veel pijn in dit been heb en moeilijk loop.
Ik heb naast degene die mij beschoten heeft en dus uitgestapt was aan de bestuurderskant, niemand gezien.
Getuige [getuige] heeft onder meer het volgende verklaard:
Ik zag ineens 2 lichtflitsen en hoorde twee knallen. Ik zag dat de flitsen komen vanaf de spiegel van een geparkeerde auto, welke met de voorzijde richting de tuinen geparkeerd stond. […] Ik zag toen dat er een persoon stond tussen de auto met de spiegel waarover ik het net sprak. Dit moet de schutter geweest zijn. Er waren geen ander mensen in de buurt en de schoten/flitsen kwamen ook echt uit die richting. Direct naast die auto, ter hoogte van perceel [nummeraanduiding 2] , zag ik dat daar een VW Caddy stond geparkeerd. Deze auto stond met de voorzijde naar de weg geparkeerd. Ik zag dat die persoon als bestuurder instapte in de Caddy. Ik zag dat de Caddy naar links wegreed met piepende banden zonder brandende verlichting, in de richting de van [straatnaam 5] . De auto reed echt hard. […] Ik zag alleen dat de Caddy grijs van kleur was.
Ik heb later gezien dat de man ijs gehaald had en dit lag op de stoep, op het looppad. Ik ga er vanuit dat hij dit heeft laten vallen toen hij werd neergeschoten. Ik denk dat de afstand van het ijs en de plaats van de schutter bij de spiegel van die auto, ongeveer 2 ½ a 3 meter is. [4]
In het proces-verbaal van verbalisant [verbalisant 1] staat onder meer het volgende:
Tijdens buurtonderzoek werd ik aangesproken door een vrouw[…]. Zij verklaarde mij dat zij op vrijdag 9 oktober 2020, om 21.23 uur, 2 schoten heeft gehoord. Zij keek namelijk op haar horloge toen zij de schoten hoorde. [5]
In het proces-verbaal forensisch onderzoek plaats delict ( [straatnaam 2] [nummeraanduiding 1] [plaatsnaam 1] ) van verbalisant [verbalisant 2] staat onder meer het volgende:
De [straatnaam 2] betreft een doorgaande weg. […] Aan de rechterzijde van de weg bevinden zich parkeervakken, een heg met daarin een doorgang naar een hoger gelegen trottoir […]. Het trottoir bevindt zich op circa 50 cm hoogte gemeten vanaf het parkeervak. Het trottoir grenst aan de voortuinen van de woningen. [6]
In het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 3] staat onder meer het volgende:
Met toestemming van officier van justitie Lobregt deed ik onderzoek naar het uitleesrapport van de iPhone 8 van [medeverdachte] .
Ik zag in de device locations (locaties van het apparaat) dat in de gehele periode dat deze telefoon in gebruik is geweest, enkel op 8 oktober 2020 en 9 oktober 2020 GPS locaties zijn vastgelegd in [plaatsnaam 1] . Op beide dagen is een reisbeweging te zien van Den Haag via Amsterdam naar [7] [plaatsnaam 1] , en weer terug naar Den Haag.
Op 8 oktober 2020 is de telefoon van verdachte om 20:40 uur op het [straatnaam 2] te [plaatsnaam 1] . De GPS locatie blijft dan het zelfde tot omstreeks 23:00 uur. Omstreeks 23:03 uur geven de GPS gegevens aan dat vanaf oprit [plaatsnaam 1] vertrokken wordt in de richting van Utrecht.
Op 9 oktober 2020 is in de GPS coördinaten zichtbaar dat de telefoon van verdachte [medeverdachte] omstreeks 18:20 uur zich op het [straatnaam 6] te [plaatsnaam 2] bevindt. Hij vertrekt op dat moment richting de A4, terwijl een noordelijke vertrekrichting, richting de A12, korter is richting Amsterdam. Op de route naar de A4 rijdt hij over de [straatnaam 7] , en stopt vanaf ongeveer 18:25 uur tot en met 18:48 uur bij de kruising met de [straatnaam 8] . Enkele meters van deze kruising vandaan woont medeverdachte [verdachte] . Daarna rijdt hij door richting de A4. […] Op diezelfde dag, 9 oktober 2020, reed verdachte de wijk van het slachtoffer in [plaatsnaam 1] binnen om 20:40 uur. Na een paar minuten was verdachte weer op het [straatnaam 2] . Om 21:24 uur reed verdachte de wijk weer uit. De eerste melding van het schieten was om 21:23 uur. Uit de GPS locaties blijkt dat het toestel vervolgens over de A12 richting Den Haag rijdt, en een poos stilstaat nabij [..] . Op dat tijdstip heeft de aanhouding van verdachten plaatsgevonden en is dit toestel aangetroffen bij verdachte [medeverdachte] .
[…] op 9 oktober 2020 om 18:38 uur, heeft [medeverdachte] via Snapchat contact met ‘ [.] ’, ook aangeduid met accountnaam ‘ [accountnaam] ’. […] Het laatste contactmoment tussen deze twee heeft plaatsgevonden op 9 oktober 2020 om 18:38 uur. Op dat moment geven de locatiegegevens aan dat de telefoon van [medeverdachte] bij de woning van [verdachte] is.
Ook zag ik dat de telefoon van [medeverdachte] op 9 oktober 2020 om 14:51, 14:52 en 14:53 uur door telefoonnummer [telefoonnummer 2] is gebeld. Deze oproepen zijn echter gemist. Uit onderzoek aan de telefoons blijkt dat dit telefoonnummer is gekoppeld aan de telefoon van verdachte [verdachte] . [8]
In het proces-verbaal van verbalisant [verbalisant 3] en de bijgevoegde analyse van verbalisant [verbalisant 4] blijkt onder meer het volgende:
Tijdens de doorzoeking in de Volkswagen, type Caddy, […] werd op de passagiersstoel een zwarte mobiele telefoon merk Apple iPhone 7 aangetroffen. Deze telefoon bleek voorzien te zijn van het IMEI-nummer [IMEI-nummer] . Het Apple ID was: [Apple ID] Van dit IMEI-nummer zijn historische printgegevens opgevraagd over de periode 9 april 2020 tot en met 9 oktober 2020. Uit deze gegevens bleek dat het toestel ten tijde van het schietincident gebruikt werd in combinatie met gsm-nummer [telefoonnummer 2] . [9]
Op 8 oktober 2020 om 18:51 uur wordt de mast [straatnaam 1] in Den Haag aangestraald. [verdachte] woont in de nabijheid van deze mastlocatie. […] Van 21:17 uur tot en met 22:55 uur wordt de mast [straatnaam 3] te [plaatsnaam 1] aangestraald. Deze mastlocatie bevindt zich in de directe omgeving van de PD.
Op 9 oktober 2020 wordt om 17:10 uur de mast [straatnaam 1] in Den Haag aangestraald […]. Van 20:58 uur tot en met 21:15 uur wordt de mast [straatnaam 3] te [plaatsnaam 1] aangestraald. Deze mastlocatie bevindt zich in de directe omgeving van de PD. Dit zijn de laatste registraties voordat [verdachte] om 21:56 uur op de A12 ter hoogte van
afslag [..] wordt aangehouden.
Op 8 oktober 2020 is er tussen [telefoonnummer 2] en [telefoonnummer 1] contact om 15:59 uur (45 seconden), 16:01 uur (30 seconden) en 18:28 uur (13 seconden). Op 9 oktober 2020 is er tussen [telefoonnummer 2] en [telefoonnummer 1] contact om 14:51 uur (9 seconden), 14:52 uur (2 seconden) en 14:53 uur (2 seconden). [10]
In het proces-verbaal van verbalisant [verbalisant 5] staat onder meer het volgende:
[…] werden door mij, verbalisant, de camerabeelden vanaf de woning, gelegen aan de [adres] te [plaatsnaam 1] , uitgekeken. Dit betreffen beelden van 8 en 9 oktober met zicht op de rijbaan van de [straatnaam 4] te [plaatsnaam 1] . De [straatnaam 4] is de enige weg die toegang geeft tot de wijk waar onder andere het [straatnaam 2] te [plaatsnaam 1] is gelegen.
Met betrekking tot de beelden van 9 oktober 2020, heb ik de periode gekeken, gelegen tussen 20.30 en 21.35 uur. Daarbij zag ik
- om 20:42:06 een Volkswagen Caddy overeenkomstig voertuig over de [straatnaam 4] richting het [straatnaam 9] rijden en
- om 21:24:39 een Volkswagen Caddy overeenkomstig voertuig over de [straatnaam 4] richting de [straatnaam 10] te [plaatsnaam 1] rijden. [11]
In het proces-verbaal van aanhouding van verdachte [medeverdachte] staat onder meer het volgende:
Op vrijdag 09 oktober te 21:54 uur, hebben wij […] aangehouden:
[medeverdachte]
De verdachte was bestuurder in een personenauto van het merk Volkswagen type Caddy voorzien van het kenteken [kenteken 2] . [12]
In het proces-verbaal van aanhouding van verdachte [verdachte] staat onder meer het volgende:
Op vrijdag 09 oktober te 21:54 uur, hebben wij, […] aangehouden:
[verdachte]
De verdachte was de bijrijder in een personenauto van het merk Volkswagen type Caddy voorzien van het kenteken [kenteken 2] . [13]
In het proces-verbaal van verbalisant [verbalisant 6] staat onder meer het volgende:
Nadat de beide verdachten waren aangehouden en waren overgebracht naar een politiebureau dan wel cellencomplex heb ik aan de buitenzijde van de auto een klein onderzoek gedaan. Ik zag dat het raam van het rechterportier voor de helft was geopend. Ik heb later contact gehad met leden van het arrestatieteam en hierbij kwam ik tot de conclusie dat het raam was geopend nog voor de aanhouding. [14]
In het proces-verbaal van verbalisant [verbalisant 7] staat onder meer het volgende:
Verdachte […] [medeverdachte] [15]
Aan de handen zag ik een bijzonderheid; op de rechter hand, binnenzijde van de duim zag ik zwarte vlekken […]. In de zak zag ik een jas, een gsm met oplaadsnoer en twee wegwerphandschoenen zitten. […] De handschoenen betroffen een paar wit-kleurige
latex(-achtige) wegwerphandschoenen […]. Opvallend was dat aan een van de twee handschoenen zwarte vlekken zaten bij de duim. Dit kwam qua locatie overeen met de zwarte vlekken die ik op de handen van de verdachte had gezien. [16]
SIN AAMZ5445NL
Object Handschoen [17]
Uit het Aanvullend schotrestenonderzoek van het NFI blijkt onder meer het volgende:
Tabel 1 Overzicht te onderzoeken materiaal
SIN
Omschrijving in aanvraag
Omschrijving NFI
AAMZ5445NL
betreft paar witte latex wegwerp handschoenen met lichte vervuiling zichtbaar
één paar latex handschoenen
Vervolgens is navraag gedaan en de DSI leden hebben bij de aanhouding de verdachten gefouilleerd, maar geen handschoenen uit de jas van de verdachte [medeverdachte] gehaald. Dit betroffen een paar latex handschoenen, welke door de forensische opsporing werden veiliggesteld uit de jas, bij onderzoek aan de verdachte(n). [18]
Opvallend was dat aan de binnenzijde van de manchet van de handschoen een zwarte vlek zichtbaar was. Op één van de handen van de verdachte zat ook een zwarte stip […]. [19]
De bevindingen van het onderzoek naar de aanwezigheid van schotresten op het paar latex handschoenen [AAMZ5445NL] zijn zeer veel waarschijnlijker wanneer hypothese 1 waar is, dan wanneer hypothese 2 waar is. Waarbij:
Hypothese 1: Op de bemonsteringen van de latex handschoenen zijn schotresten aanwezig.
Hypothese 2: Op de bemonsteringen van de handschoenen zijn géén schotresten aanwezig. [20]
Verklaring van verdachte [medeverdachte] , zoals afgelegd ter terechtzitting van 24 augustus 2021:
Ik ben de hele tijd de bestuurder van de Volkswagen Caddy geweest.
[verdachte (voornaam)] [de rechtbank begrijpt: [verdachte] ] zat bij mij in de auto.
Bewijsoverwegingen
Op grond van bovenvermelde bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op 9 oktober 2020 te [plaatsnaam 1] , samen met medeverdachte [medeverdachte] , kortgezegd, willens en wetens en met voorbedachte raad, heeft geprobeerd [slachtoffer 1] van het leven te beroven door op hem te schieten.
Vol opzet
Verdachten zijn samen naar het [straatnaam 2] in [plaatsnaam 1] gereden en hebben daar het slachtoffer opgewacht. Nadat het slachtoffer uit zijn auto stapte, heeft verdachte [medeverdachte] twee maal in zijn richting geschoten. Dit volgt uit de verklaring van het slachtoffer waarin hij aangeeft dat de schutter aan de bestuurderszijde van de grijze Volkswagen Caddy moet zijn uitgestapt, de verklaring van getuige [getuige] waaruit volgt dat de schutter aan de bestuurderszijde van die auto is ingestapt en de op de latex handschoenen aangetroffen schotresten die niet van contaminatie afkomstig kunnen zijn, in combinatie met de vlek op de binnenzijde van de handschoen en hand van verdachte waaruit volgt dat hij de handschoenen tijdens het schieten, heeft gedragen. Het slachtoffer is door één kogel in zijn bovenbeen geraakt. De verklaring van verdachte [medeverdachte] dat een derde persoon heeft geschoten, acht de rechtbank niet aannemelijk nu geen van de getuigen over een derde persoon verklaard heeft het strafdossier daarvoor ook anderszins geen enkel aanknopingspunt biedt. [medeverdachte] heeft in het donker, meermalen, met twee handen om het vuurwapen, gericht (het slachtoffer is immers geraakt) op het slachtoffer geschoten. Dat het bij één schot in het been is gebleven heeft het slachtoffer mogelijk te danken aan het feit dat hij een verhoging voor zijn woning is opgestapt voordat de kogels werden gelost. Gelet op hetgeen de rechtbank hierna overweegt met betrekking tot de voorbedachten rade komt de rechtbank tot de conclusie dat verdachten naar het [straatnaam 2] zijn gereden met het vooropgezette plan om aangever om het leven te brengen. Hiermee komt de rechtbank tot het oordeel dat verdachten door te schieten de wil – en daarmee het volle opzet – hebben gehad op het doden van aangever.
Voorbedachten rade
De rechtbank stelt voorop dat voor een bewezenverklaring van het bestanddeel 'voorbedachten rade' moet komen vast te staan, dat verdachten zich gedurende enige tijd hebben kunnen beraden op het te nemen of het genomen besluit en niet hebben gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling, zodat zij de gelegenheid hebben gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van hun voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven. Bij de vraag of sprake is van voorbedachten raad gaat het bij uitstek om een weging en waardering van de omstandigheden van het concrete geval, waarbij de rechter het gewicht moet bepalen van de aanwijzingen die voor of tegen het bewezen verklaren van voorbedachte raad pleiten. De vaststelling dat de verdachten voldoende tijd hadden om zich te beraden op het te nemen of het genomen besluit vormt weliswaar een belangrijke objectieve aanwijzing, maar behoeft de rechter niet ervan te weerhouden aan contra-indicaties een zwaarder gewicht toe te kennen.
Uit de telefoongegevens van verdachten blijkt dat zij de avond voor het incident, op 8 oktober 2020, al uren in de buurt van de woning van het slachtoffer zijn geweest. Kennelijk hebben zij hem toen niet aangetroffen en zijn zij een dag later terug gekeerd. Op 9 oktober 2020 om 20:42 uur zijn verdachten de wijk waar het slachtoffer woont, in gereden. Hier hebben zij ruim 40 minuten gewacht tot het slachtoffer thuiskwam. Om 21:23 uur zijn door diverse getuigen twee schoten gehoord en om 21:24 uur zijn verdachten (op hoge snelheid) de wijk weer uit gereden. Hieruit maakt de rechtbank op dat er zowel de dag voor het incident, als op 9 oktober 2020, voor verdachten voldoende tijd is geweest om over hun handelen en de gevolgen hiervan na te denken. Dat zij een dag later zijn teruggekeerd, wijst erop dat zij daadwerkelijk uitvoering aan hun plannen wilde geven. Daarbij hadden verdachten een vuurwapen bij zich, wat eveneens duidt op een vooropgezet plan. Uit de wijze van parkeren van de Volkswagen Caddy waarin verdachten zaten, met zijn neus naar de weg geparkeerd, maakt de rechtbank op dat verdachten snel wilden en konden vluchten. Tot slot weegt de rechtbank mee dat uit niets blijkt dat verdachten iets anders van plan waren dan het slachtoffer op dat moment dodelijk te raken. Immers is [medeverdachte] direct na aankomst van het slachtoffer uit de auto gestapt en heeft hij zonder iets te zeggen op korte afstand van het slachtoffer in het donker de schoten gelost. Dat de schoten zouden zijn gelost om aangever te bedreigen of te waarschuwen kan onder die omstandigheden naar oordeel van de rechtbank dan ook geen sprake zijn. Ook zijn er in het geheel geen aanwijzingen dat er geschoten is in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling hetgeen een contra-indicatie zou kunnen zijn voor voorbedachte raad. De rechtbank acht gelet op het voorgaande dat sprake is van voorbedachten rade.
Medeplegen
Betrokkenheid aan een strafbaar feit als medepleger, kan bewezen worden verklaard indien vast is komen te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking. Ook indien het tenlastegelegde medeplegen in de kern niet bestaat uit een gezamenlijke uitvoering tijdens het begaan van het strafbare feit, kan sprake zijn van medeplegen. De materiele en/of intellectuele bijdragen van verdachten aan het strafbare feit moeten van voldoende gewicht zijn.
Vastgesteld kan worden dat verdachten de avond vóór het incident - op 8 oktober 2020 - samen vanuit Den Haag, via Amsterdam, naar [plaatsnaam 1] zijn gereisd. Daar hebben verdachten zich geruime tijd in de buurt van de woning van het slachtoffer opgehouden. Verdachten zijn vervolgens samen teruggekeerd, om een dag later, op 9 oktober 2020, via dezelfde route en rond hetzelfde tijdstip terug te keren. Verdachten hebben het slachtoffer die avond samen opgewacht, waarna verdachte [medeverdachte] op het slachtoffer heeft geschoten. Vervolgens zijn verdachten samen in de Volkswagen Caddy gevlucht, en werden zij kort daarna samen in die auto aangehouden. Verdachten hebben op 8 en 9 oktober 2020 meermaals telefonisch contact met elkaar gehad.
Bij de aanhouding van verdachten is het vuurwapen niet aangetroffen. Wel stond het autoraam aan de zijde waar verdachte [verdachte] zat half open, wat erop duidt dat het vuurwapen door hem tijdens de vlucht uit het raam is gegooid. In de directe omgeving van de plaats delict is immers geen vuurwapen aangetroffen. Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte [medeverdachte] en verdachte [verdachte] , zowel in de handelingen verricht tijdens de vlucht – het wegmaken van het wapen – maar met name in de voorbereiding. Daar komt nog bij dat verdachte [verdachte] in het geheel geen verklaring voor zijn aanwezigheid op de plaats delict heeft afgelegd, terwijl verdachte [medeverdachte] voor voornoemde, voor het bewijs van het tenlastegelegde redengevende feiten en omstandigheden, geen redelijke, die redengevendheid ontzenuwende verklaring heeft gegeven.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
Feit 1 primair
op 9 oktober 2020 te [plaatsnaam 1] , ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk en met voorbedachten rade een persoon genaamd [slachtoffer 1] van het leven te beroven, tezamen en in vereniging met een ander, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, meermalen, met een vuurwapen kogels heeft afgevuurd op die [slachtoffer 1] , waardoor die [slachtoffer 1] in zijn bovenbeen, is geraakt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
medeplegen van poging moord.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van acht jaren, met aftrek van het voorarrest.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft de rechtbank verzocht, in het geval van een bewezenverklaring, de strafeis van de officier van justitie te matigen, gelet op de jonge leeftijd van verdachte en het feit dat hij geen relevante documentatie heeft. Ook heeft zij verzocht een deels voorwaardelijke straf op te leggen zodat verdachte op weg kan worden geholpen met bijvoorbeeld het vinden van een baan en zelfstandig wonen.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van het feit
Verdachte en zijn medeverdachte zijn op 9 oktober 2020 naar [plaatsnaam 1] gereden om aangever van het leven te beroven. Zij hebben de auto waarin zij reden, een grijze Volkswagen Caddy, geparkeerd voor de woning van het slachtoffer en hebben het slachtoffer hier opgewacht. Op het moment dat het slachtoffer thuis kwam en uit zijn auto stapte, is direct twee maal, van korte afstand, op het slachtoffer geschoten. Het slachtoffer is door één kogel in zijn bovenbeen geraakt. Dat hij niet dodelijk is geraakt, is geenszins aan verdachten te danken. Het slachtoffer stapte immers een verhoging van 50 centimeter op, op het moment dat het eerste schot gelost werd en kon daarna zijn woning in vluchten. Als het slachtoffer niet op die verhoging was gestapt, is de kans erg groot dat het schot het slachtoffer ook 50 centimeter hoger had geraakt. Het feit heeft diepe impact gehad op het slachtoffer en zijn gezin.
Moord is een levensdelict en daarmee een zeer ernstig misdrijf. Verdachten hebben zich koelbloedig getoond door met een vuurwapen op weg te gaan naar het slachtoffer, hem op te wachten en recht op hun doel af te gaan door direct nadat zij hem in het vizier hadden, meermalen van dichtbij te beschieten. Daar het incident zich heeft afgespeeld in een woonwijk en omwonenden de schoten hebben gehoord of eerste hulp aan het gewonde slachtoffer hebben verleend, is het incident niet alleen schokkend voor de samenleving als geheel maar vooral ook voor de direct betrokkenen.
Persoon verdachte
Uit een de verdachte betreffend uittreksel van de justitiële documentatie van 1 maart 2021 blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten. De rechtbank weegt dit in het voordeel, noch in het nadeel van verdachte mee.
De rechtbank heeft daarnaast kennis genomen van de rapportage Pro Justitia van 7 respectievelijk 10 december 2020, opgemaakt door J.S.H. Stolk, GZ-psycholoog respectievelijk G.C.G.M. Broekman, kinder- en jeugdpsychiater. Hieruit is gebleken dat bij betrokkene geen sprake is van een psychische stoornis of een gebrekkige ontwikkeling van de geestesvermogens. In geval van een bewezenverklaring kan het feit volledig aan verdachte worden toegerekend. Wel bepalen verdachtes beperkte cognitieve vermogens, zijn egocentrische houding, beperkte empathische vermogens en externaliserende houding zijn persoonlijkheidsontwikkeling in ongunstige en antisociale zin. Ook is uit onderzoek gebleken dat verdachte cognitief gezien op zwakbegaafd niveau leert. Het recidivegevaar wordt ingeschat als matig-hoog en er bestaan weinig beschermende factoren. Er wordt geadviseerd aan verdachte een onvoorwaardelijke straf op te leggen.
Het reclasseringsadvies sluit hier bij aan en meldt voorts dat het verdachte al langere tijd ontbreekt aan structurele dagbesteding en inkomen. Verdachte beschikt niet over een toekomstperspectief en lijkt al langere tijd omringd te zijn met mensen die politie- en justitiecontacten hebben en zich bezighouden met crimineel gedrag. Verdachte lijkt vooral gericht op zijn korte termijn-behoeften. Ook de reclassering adviseert een straf zonder bijzondere voorwaarden.
Straf
De rechtbank is van oordeel dat niet kan worden volstaan met een straf die geen vrijheidsbeneming met zich brengt. Gelet op de ernst van het bewezen verklaarde feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan, acht de rechtbank oplegging van een langdurige gevangenisstraf gerechtvaardigd. De rechtbank heeft bij het opleggen van de straf rekening gehouden met de jeugdige leeftijd van verdachte, maar weegt strafverzwarend mee dat het om een zeer ernstig feit gaat, gepleegd in een woonwijk. In haar oordeel heeft de rechtbank straffen die in soortgelijke gevallen worden opgelegd, betrokken. Alles overwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van acht jaren, passend en geboden. De rechtbank zal geen voorwaardelijk strafdeel opleggen, nu de meerwaarde en noodzaak daarvan niet zijn gebleken. Gelet op de duur van de gevangenisstraf kan te zijner tijd in het kader van detentiefasering worden bekeken waar verdachte hulp en begeleiding bij nodig heeft.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

9.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 45, 47 en 289 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

10.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het onder feit 2 tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Bewezenverklaring
- verklaart het onder feit 1 primair tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het onder feit 1 primair bewezenverklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvan
8 jaren;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.J. van Rijssen, voorzitter, mrs. J.W.B. Snijders Blok en A. Maas, rechters, in tegenwoordigheid van mr. R.H. Lagerweij, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 7 september 2021.
De jongste rechter en griffier zijn buiten staat dit vonnis te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1
hij, op of omstreeks 9 oktober 2020, te Veenendaal, althans in het arrondissement Midden-Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en met voorbedachten rade een persoon genaamd [slachtoffer 1] van het leven te beroven, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, meermalen, althans eenmaal, met een vuurwapen een of meer kogel(s) heeft afgevuurd op, althans in de richting van, die [slachtoffer 1] , waardoor die [slachtoffer 1] in zijn (boven)been, althans het lichaam, is geraakt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is
voltooid;
( art 287 Wetboek van Strafrecht, art 289 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht )
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij, op of omstreeks 9 oktober 2020, te Veenendaal, althans in het arrondissement Midden-Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, aan [slachtoffer 1] opzettelijk en met voorbedachten rade zwaar lichamelijk letsel, te weten een schotwond in zijn (boven)been, heeft toegebracht, door opzettelijk, na kalm beraad en rustig overleg, althans opzettelijk meermalen, althans eenmaal, met een vuurwapen een of meer kogel(s) af te vuren op, althans in de richting van, die [slachtoffer 1] ;
( art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 303 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht )
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij, op of omstreeks 9 oktober 2020, te Veenendaal, althans in het arrondissement Midden-Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 1] opzettelijk en met voorbedachten rade zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, meermalen, althans eenmaal, met een vuurwapen een of meer kogel(s) heeft afgevuurd op, althans in de richting van, die [slachtoffer 1] , waardoor die [slachtoffer 1] in zijn (boven)been, althans het lichaam, is geraakt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
( art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 303 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht )
2
hij, in of omstreeks de periode van 5 oktober 2020 tot en met 8 oktober 2020, te Amsterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een bedrijfauto (merk: Volkswagen, type Caddy), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan
[slachtoffer 2] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht )
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij, in of omstreeks de periode van 5 oktober 2020 tot en met 9 oktober 2020, te Veenendaal en/of Amsterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een goed, te weten een bedrijfsauto (merk: Volkswagen, type Caddy) heeft verworven, voorhanden gehad en/of overgedragen, terwijl hij en zijn mededader(s) ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
( art 416 lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht, art 417bis lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht )

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 15 juli 2021, genummerd 20201010.1055.10514 (onderzoek [....] ), opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 679. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Een proces-verbaal van verhoor van aangever [slachtoffer 1] , pagina 62.
3.Een proces-verbaal van verhoor van aangever [slachtoffer 1] , pagina 63.
4.Een proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige] , pagina 74.
5.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 184.
6.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 84.
7.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 246.
8.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 247.
9.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 453.
10.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 454.
11.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 310.
12.Een proces-verbaal van aanhouding van verdachte [medeverdachte] , pagina 12.
13.Een proces-verbaal van aanhouding van verdachte [verdachte] , pagina 27.
14.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 48.
15.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 593.
16.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 594.
17.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 595.
18.Een schriftelijk bescheid zoals bedoeld in artikel 344, eerste lid, onder 4 Wetboek van Strafvordering, inhoudende het Aanvullend schotrestenonderzoek naar aanleiding van een schietincident in [plaatsnaam 1] op 9 oktober 2020, opgemaakt door ing. [A] , rapporteur bij het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) d.d. 16 april 2021, pagina 3.
19.Aanvullend schotrestenonderzoek NFI van 16 april 2021, pagina 4.
20.Aanvullend schotrestenonderzoek NFI van 16 april 2021, pagina 9.