8.3Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf/maatregel heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan verkrachting van zijn buurvrouw door bij haar op klaarlichte dag aan te bellen, haar naar binnen te duwen en haar vervolgens onder bedreiging van een mes te verkrachten (binnendringen met zijn penis in haar vagina) in haar eigen woning op haar eigen bed. Verdachte heeft hierbij bedreigende woorden gezegd, waaronder dat hij haar zou doodsteken als zij niet mee zou werken. Door aldus te handelen heeft verdachte een ernstige inbreuk op de lichamelijke en geestelijke integriteit van het slachtoffer gemaakt. In het algemeen wordt door slachtoffers van zedendelicten een dergelijke ervaring als zeer ingrijpend ervaren en brengt dat nadelige psychische gevolgen van lange duur met zich mee. Ook in deze zaak is sprake van een grote impact van het feit op aangeefster. Dit blijkt ook uit de ter terechtzitting voorgelezen slachtofferverklaring. Aangeefster ondervindt nog dagelijks angstgevoelens en is in haar vertrouwen geschaad doordat een buurman haar heeft verkracht, maar ook omdat zij als gevolg van deze verkrachting is ontmaagd, terwijl zij gelet op haar geloofsovertuiging het verliezen van haar maagdelijkheid wilde bewaren voor het huwelijk. Haar leven is door deze ervaring veranderd. Niet alleen door de verkrachting zelf, maar ook door de gevolgen en beslissingen die zij kort daarna als gevolg van de verkrachting heeft moeten nemen, zoals het slikken van zware medicatie tegen eventuele geslachtsziekten en het nemen van de morning after pil. Verdachte heeft de belangen van aangeefster volledig veronachtzaamd en slechts oog gehad voor zijn eigen (seksuele) behoeften.
De persoon van verdachte
Wat betreft de persoon van verdachte heeft de rechtbank acht geslagen op een verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie van 29 oktober 2020 waaruit blijkt dat verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten, maar niet voor een soortgelijk feit. Wel heeft verdachte eerder geweldsdelicten gepleegd. De rechtbank houdt hiermee in strafverzwarende zin rekening.
De rechtbank heeft acht geslagen op de Pro Justitia rapportage (NIFPP, locatie [locatie] ) van 4 juni 2021, opgemaakt door I.W.J. ten Post, GZ-psycholoog en P.K.J. Ronhaar, psychiater. De rapporteurs beschrijven dat verdachte heeft meegewerkt aan het onderzoek, maar dat de indruk bestaat dat hij niet het achterste van zijn tong heeft laten zien. In het onderzoek is gebleken dat verdachte - als hij de ruimte krijgt en zich veilig voelt - zich kan presenteren als een vriendelijke en soms wat onzekere, eventueel angstige jongeman die ook compassie kan oproepen als hij vertelt wat hij in zijn jeugd heeft meegemaakt. Als verdachte zich echter aangevallen of bekritiseerd voelt, neigt hij naar ontkennen, bagatelliseren en externaliseren, terwijl dan ook meer dwingende, krenkbare, achterdochtige en (passief-)agressieve kanten zichtbaar kunnen worden. Hij komt daardoor snel in conflicten met anderen. Onder druk en bij tegenslagen geeft hij snel blijk van een beperkte emotie-, impuls- en agressieregulatie en heeft hij weinig oog voor wat hij bij anderen teweeg brengt; zijn empathische vermogens zijn beperkt. Het voorgaande wijst op een ernstige persoonlijkheidsstoornis met - in willekeurige volgorde - antisociale, borderline en narcistische kenmerken. Naast de persoonlijkheidsstoornis is ook sprake van een matig ernstige stoornis in het gebruik van cannabis, welke stoornis momenteel - door de gereguleerde omstandigheden - in remissie is. Vanwege de nadrukkelijke doorwerking van de persoonlijkheidsstoornis in het ten laste gelegde adviseren de deskundigen dit in verminderde mate aan verdachte toe te rekenen. Zijn stoornis is van een zodanig aard en omvang dat er geen aanleiding is om daarvan geen of slechts een minimale invloed te veronderstellen: verdachte kan zich er niet aan onttrekken als hij wordt geconfronteerd met voor hem ongewenste en/of stressvolle omstandigheden en hij zelf tot passende oplossingen moet komen. Omgekeerd zijn er bij het ten laste gelegde geen aanwijzingen voor vertekening van de realiteit of van psychotische symptomen, zodat ook een sterkere mate van vermindering, of eventueel het niet toerekenen niet wordt geadviseerd.
De kans op herhaling van (seksueel) gewelddadig gedrag wordt klinisch als hoog beoordeeld, waarbij het gevaar op korte termijn kan ontstaan indien betrokkene onbehandeld terugkeert naar de situatie van voor zijn aanhouding. Betrokkene heeft zijn leven nog geenszins op orde: hij heeft geen werk of vaste dagbesteding, geen huisvesting en geen sociale en maatschappelijke inbedding. Tegelijkertijd is de persoonlijkheidsstoornis nog onbehandeld.
Om het hoge recidivegevaar op ernstig agressief handelen te doen verminderen heeft betrokkene een intensieve en langdurige klinische behandeling nodig van zijn ernstige persoonlijkheidsstoornis. De deskundigen adviseren de behandeling te laten plaatsvinden in het kader van een tbs met bevel tot verpleging van overheidswege. Een behandeling middels een tbs met voorwaarden is naar mening van de deskundigen gedoemd te mislukken, omdat verdachte onvoldoende doordrongen is van de noodzaak tot behandeling en hij zich - vanwege de aard van zijn pathologie - zal gaan verzetten en ageren tegen de behandeling als hij het tijdens de behandeling moeilijk krijgt. De duur en de intensiteit van de benodigde behandeling en de zorgvuldige, goed gemonitorde resocialisatie kunnen alleen goed worden vormgegeven binnen het kader van een tbs met bevel tot verpleging van overheidswege.
Psychiater Ronhaar heeft ter zitting op vragen van de raadsman van verdachte over de doorwerking van de stoornissen in dit specifieke zedendelict het volgende meegedeeld. Uit de bij verdachte vastgestelde stoornissen volgt een bepaalde grilligheid en impulsiviteit als uiting van frustratie, woede en machteloosheid waardoor verdachte komt tot allerlei feiten die van tevoren niet steeds duidelijk zijn. Weliswaar volgt uit deze stoornissen niet automatisch dat iemand een zedendelict gaat plegen, maar in het geval van verdachte bestaat bij verhoogde stress het risico dat hij iets onvoorspelbaars gaat doen, zoals het plegen van een zedendelict. Om dit goed te kunnen begrijpen is meer inzicht nodig in de persoon van verdachte.
De rechtbank neemt deze overwegingen en conclusies over en maakt die tot de hare.
De rechtbank heeft voorts acht geslagen op het reclasseringsrapport van 25 juni 2021, opgemaakt door [A] , reclasseringswerker. Uit dit rapport volgt onder meer dat verdachte het afgelopen jaar een toezicht heeft gehad bij [naam instelling] in [plaatsnaam 3] . De samenwerking tussen verdachte en de reclassering van [naam instelling] is erg moeizaam verlopen. Er is vanuit de kant van verdachte veel agressie naar de reclassering geweest. De problemen hadden vooral betrekking op de woonsituatie van verdachte. Hij was hierin zeer dwingend en kwam dreigend over naar de reclassering. Vanwege herhaaldelijk agressief gedrag, het onbegeleidbaar opstellen en de terugkerende recidive, werd verdachte reclasseringsongeschikt geacht. De reclassering concludeert dan ook dat, ondanks dat verdachte zich thans meewerkend en positief opstelt, er, gezien de beschreven problematiek bij verdachte, ernstige twijfel is of verdachte in staat zal zijn om zich te kunnen conformeren aan behandelingen en voorwaarden in het kader van een tbs-maatregel met voorwaarden. Een kader van tbs met dwangverpleging lijkt het meest passend bij verdachte.
Voor een verkrachting noemen de LOVS-oriëntatiepunten een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden onvoorwaardelijk. In strafverzwarende zin neemt de rechtbank daarbij in aanmerking dat de verkrachting gepaard ging met bedreigingen met de dood met behulp van een mes en dat verdachte het slachtoffer heeft verkracht in haar eigen woning, de plek waar zij zich bij uitstek veilig zou moeten kunnen voelen. Ook neemt de rechtbank in strafverzwarende zin in aanmerking dat verdachte het slachtoffer heeft ontmaagd, een bijzonder schadelijk gevolg voor haar gelet op haar geloofsovertuiging. Voorts neemt de rechtbank in strafverzwarende zin in aanmerking dat verdachte geen condoom heeft gebruikt, hetgeen voor het slachtoffer tot gevolg heeft gehad dat zij inentingen heeft moeten ondergaan en zware medicijnen heeft moeten slikken, alsmede de morning after pil tegen een zwangerschap heeft moeten gebruiken, hetgeen eveneens een grote impact op haar heeft gehad vanwege haar geloofsovertuiging. Aan de andere kant houdt de rechtbank in straf verminderende zin rekening met de omstandigheid dat verdachte, zoals door de deskundigen omschreven, als verminderd toerekeningsvatbaar kan worden beschouwd.
De rechtbank is – alles overwegende – van oordeel dat een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden, met aftrek van het voorarrest, passend is.
Oplegging van de tbs-maatregel
Daarnaast is de rechtbank van oordeel dat aan verdachte tbs met dwangverpleging opgelegd dient te worden.
Ingevolge artikel 37a, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht (Sr) kan, (i) indien de veiligheid van anderen of de algemene veiligheid van personen of goederen dit eist, de rechter gelasten dat een verdachte ter beschikking wordt gesteld indien hij tot het oordeel komt dat (ii) bij de verdachte tijdens het begaan van het feit gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens bestond; en (iii) het door hem begane feit een misdrijf is genoemd in lid 1 onder 2 van dat artikel.
(i): de veiligheid van anderen of de algemene veiligheid van personen of goederen
De rechtbank is van oordeel dat de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen oplegging van de tbs-maatregel eist. De rechtbank acht de problematiek van verdachte zodanig dat het vanuit veiligheidsoogpunt onverantwoord is om hem onbehandeld terug te laten keren in de maatschappij. Verdachte heeft zich immers schuldig gemaakt aan een ernstig feit en de deskundigen hebben het recidiverisico – zonder behandeling – ingeschat als hoog.
(ii): gebrekkige ontwikkeling of stoornis van de geestvermogens
De rechtbank volgt de deskundigen in hun hierboven genoemde conclusie dat bij verdachte ten tijde van het bewezen verklaarde sprake was van een gebrekkige ontwikkeling en een stoornis van de geestvermogens en legt die conclusie ten grondslag aan haar oordeel. Dat geldt ook voor de conclusie van de deskundigen dat deze stoornissen nog steeds aanwezig zijn bij verdachte, gelet op de problematiek van verdachte, die een structureel karakter heeft, en de omstandigheid dat verdachte niet eerder effectief is behandeld.
(iii): een misdrijf genoemd in artikel 37a, eerste lid, onder 1, Sr
Het door verdachte begane feit, verkrachting, is een misdrijf waarvoor op grond van artikel 37a, eerste lid, onder 1, Sr, oplegging van de tbs-maatregel mogelijk is.
Uit het voorgaande volgt dat is voldaan aan de wettelijke voorwaarden voor het opleggen van een tbs-maatregel.
Verdachte heeft een stoornis welke stoornis ook ten tijde van het delict aanwezig was en het is aannemelijk dat deze stoornis ervoor heeft gezorgd dat verdachte dit delict heeft gepleegd.
Anders dan de raadsman ziet de rechtbank geen onduidelijkheid bij de doorwerking van de stoornis in het delict. De raadsman heeft gesteld dat uit het Pro Justitia rapport naar voren komt dat de problematiek van verdachte zich vooral heeft geuit in geweldsdelicten en niet in zedendelicten, zodat de vraag is of behandeling van verdachte in het kader van een tbs-maatregel het recidiverisico zal verminderen. De rechtbank ziet echter niet de duidelijke scheidslijn tussen geweldsdelicten en het zedendelict in het onderhavige geval zoals de raadsman die ziet. Immers, verdachte heeft bij de verkrachting geweld gebruikt: hij heeft aangeefster bij de deur geduwd en zich naar binnen gedrongen en hij heeft een mes meegenomen naar aangeefster en haar met het mes in zijn handen met de dood bedreigd indien zij niet zou meewerken. De manier waarop verdachte het delict heeft gepleegd, past in zijn delictpatroon en de deskundigen hebben bovendien vastgesteld dat de kans op herhaling van (seksueel) gewelddadig gedrag klinisch als hoog wordt beoordeeld.
Voorts is de rechtbank van oordeel dat dwangverpleging noodzakelijk is, nu de psychiater expliciet heeft verwoord dat een tbs met voorwaarden gedoemd is te mislukken, omdat verdachte onvoldoende doordrongen is van de noodzaak tot behandeling en hij zich - vanwege de aard van zijn pathologie - zal gaan verzetten en ageren tegen de behandeling als hij het tijdens de behandeling moeilijk krijgt. Daarbij komt dat uit het reclasseringsrapport volgt dat toezicht in het verleden niet heeft kunnen voorkomen dat verdachte het onderhavige feit heeft gepleegd en er, gelet op zijn eerdere houding tijdens toezicht en eerdere weigering om mee te werken aan (persoonlijkheids-)onderzoek, geen aanknopingspunten zijn om te veronderstellen dat zou kunnen worden volstaan met een minder ingrijpende maatregel.
Duur
De rechtbank markeert dat de tbs-maatregel zal worden opgelegd ter zake van een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. De totale duur van de tbs met dwangverpleging kan daarom dan een periode van vier jaar te boven gaan.