8.3Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan mishandeling van drie tieners (13 en 14 jaar) in het centrum van de stad. Hij heeft op drie verschillende momenten de slachtoffers heel bewust aangevallen. Verdachte heeft door zo te handelen inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van de slachtoffers. Dit soort feiten veroorzaken gevoelens van angst en onveiligheid bij de slachtoffers, maar ook in de samenleving in het algemeen.
Hoewel het ogenschijnlijk gaat om driemaal een (eenvoudige) mishandeling maken de omstandigheden waaronder dit is gebeurd naar het oordeel van de rechtbank de feiten ernstiger. Eén van de jongens heeft hij geprobeerd in zijn hoofd te bijten en tegen het meisje heeft hij bedreigende woorden geschreeuwd. Daarbij komt dat uit het dossier volgt dat hij het meisje eerder heeft lastig gevallen (proberen haar aan te raken en haar achtervolgen). Verdachte is, nadat hij één van de jongens en vervolgens het meisje had geslagen, achter de slachtoffers aangegaan en heeft toen de tweede jongen geslagen. Hij heeft hen erg bang gemaakt. Daarbij heeft hij geen inzicht getoond in het effect dat zijn handelen had op de slachtoffers. Iedereen, waaronder ook kinderen, moet zich veilig voelen op straat. De rechtbank neemt dit allemaal in strafverzwarende zin mee.
Wat betreft de persoon van verdachte heeft de rechtbank acht geslagen op een verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie (strafblad) van 19 april 2021, waaruit blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld voor mishandeling.
De rechtbank heeft verder acht geslagen op het Pro Justitia rapport, bestaande uit het psychiatrisch onderzoek van 26 mei 2021, opgemaakt door [A] , psychiater in opleiding, onder supervisie van L.P.J. Rost, psychiater en supervisor NIFP, en het psychologisch onderzoek van 21 mei 2021, opgemaakt door R. Bout, GZ-psycholoog. Verdachte heeft meegewerkt aan het onderzoek, maar heeft zich wisselend gedragen in de contacten en heeft weinig concrete gedetailleerde antwoorden op vragen gegeven. Uit het rapport volgt dat er zorgen zijn over verdachte op verschillende levensgebieden: het ontbreken van een dagbesteding, schulden, omgang met een negatief sociaal netwerk, cannabisgebruik en geen aansluiting vinden in de maatschappij. Er zijn verschillende instanties betrokken (geweest) bij verdachte (Vluchtelingenwerk, Buurtteam [plaatsnaam] , [instelling 1] , [instelling 2] , [instelling 3] , [instelling 4] , [instelling 5] ). Verdachte heeft een verblijfsstatus tot januari 2021 en wacht thans op een uitspraak van de IND. De inburgering heeft hij niet voltooid. Verdachte heeft opvolgend in een AZC, een woonproject voor studenten en een sociale huurwoning gewoond, maar is daar allemaal uitgezet, waardoor hij op dit moment in feite dakloos is. De deskundigen hebben geconstateerd dat bij verdachte sprake is van een stoornis in cannabisgebruik en een psychotische stoornis (mogelijk veroorzaakt door gebruik van cannabis). De psychiater stelt dat er daarnaast vermoedens zijn voor de aanwezigheid van een autismespectrumstoornis, terwijl de psycholoog vermoedt dat er tevens sprake is van een stoornis in het gebruik van cocaïne.
Verdachte maakt een onthechte en kwetsbare indruk. Hij is teleurgesteld en gefrustreerd over hoe zijn leven is gelopen en hij mist perspectief. Het valt op dat hij over dezelfde zaken wisselende uitspraken doet tijdens de verschillende gesprekken, echter imponeert dit niet als kwaadwillend maar meer als een beperking van verdachte. Zijn handelen lijkt vooral gericht op de korte termijn waarbij hij lange termijn gevolgen weinig lijkt te overzien. Alles overziend adviseert de psychiater om verdachte verminderd toerekeningsvatbaar te achten voor alle ten laste gelegde feiten. De psycholoog heeft zich met betrekking tot deze vraag onthouden van een conclusie.
Zoals hierboven vermeld, heeft de raadsvrouw van verdachte zich op het standpunt gesteld dat verdachte als volledig ontoerekeningsvatbaar moet worden beschouwd. Zij heeft daartoe aangevoerd dat de grens tussen verminderd en volledig ontoerekeningsvatbaar vaag is en het gezien de omstandigheden waaronder verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, niet ondenkbaar is dat verdachte op dat moment psychotisch was.
De rechtbank gaat hier niet in mee. Uit het rapport volgt dat sprake is van een psychotische kwetsbaarheid bij verdachte. Ten tijde van het onderzoek werden echter geen psychotische symptomen waargenomen zoals wanen en hallucinaties, terwijl betrokkene op dat moment geen anti-psychotische medicatie kreeg. Hetgeen is waargenomen kan ook voortkomen uit culturele verschillen, de taalbarrière of uit een mogelijke autismespectrumstoornis. De deskundigen constateren dat een primair psychotisch beeld (bijvoorbeeld schizofrenie) op dit moment niet kan worden geclassificeerd. De positieve symptomen, zoals wanen of hallucinaties, zijn (voor zover bekend) niet duurzaam aanwezig bij betrokkene. De rechtbank heeft geen aanleiding om te twijfelen aan hetgeen de rapporteurs hebben waargenomen en geconcludeerd en zal daarom de conclusie van de psychiater, te weten dat verdachte verminderd toerekeningsvatbaar was ten tijde van de ten laste gelegde feiten, overnemen.
De rechtbank heeft voorts acht geslagen op het reclasseringsrapport van 16 juni 2021, opgemaakt door [B] , reclasseringswerker. Uit dit rapport volgt dat het risico op recidive wordt ingeschat als hoog, evenals het risico op letselschade en het risico op onttrekken aan voorwaarden. De reclassering adviseert een (deels) voorwaardelijke straf met de bijzondere voorwaarden: meldplicht, opname in een zorginstelling, ambulante behandeling (met de mogelijkheid tot kortdurende klinische opname), begeleid wonen of maatschappelijke opvang en meewerken aan middelencontrole.
Ter terechtzitting (en ook eerder) heeft verdachte medegedeeld dat hij geen klinische opname wil. Hij heeft plannen om naar het buitenland te vertrekken en wil zich liever daar (bij familie) laten behandelen. Nu verdachte zijn medewerking aan een klinische opname niet wil verlenen, is het risico op onttrekking aan voorwaarden groot. De rechtbank ziet dan ook geen heil in een klinische opname van verdachte op dit moment en zal dit advies van de reclassering niet overnemen.
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank gelet op de door de rechtspraak gehanteerde oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Voor een (eenvoudige) mishandeling (een droge klap of schop) geldt als uitgangspunt een geldboete van € 500,- en bij mishandeling met (enig) lichamelijk letsel ten gevolge hebbend een geldboete van € 750,-. De rechtbank zal in strafverzwarende zin rekening houden met de omstandigheid dat verdachte eerder is veroordeeld voor een geweldsdelict. Daarnaast houdt de rechtbank in strafverzwarende zin rekening met de omstandigheden waaronder de feiten hebben plaatsgevonden, zoals hierboven vermeld. De slachtoffers betroffen in feite nog maar kinderen en verdachte heeft hen door zijn handelen grote schrik en angst aangejaagd. Dit geldt voor de jongens, maar ook zeker voor het meisje dat verdachte, door haar vaker lastig te vallen, een zeer onveilig gevoel heeft gegeven.
De rechtbank is – alles overwegende – van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden passend is. Verdachte heeft inmiddels langer vastgezeten. Dit heeft te maken gehad met de zorgen die er over verdachte zijn en het onderzoek dat in dat kader is gedaan naar de mogelijkheden om een zorgmachtiging voor verdachte aan te vragen.
Voorlopige hechtenis
Ter terechtzitting heeft de raadsvrouw van verdachte de rechtbank verzocht de voorlopige hechtenis van verdachte op te heffen. De rechtbank heeft dit verzoek toegewezen. Hiervan is een aparte beslissing opgemaakt.