ECLI:NL:RBMNE:2021:4324

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
13 juli 2021
Publicatiedatum
6 september 2021
Zaaknummer
16.034493.21
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal, heling, mishandeling, vernieling en belediging door een jonge man met alcoholproblemen

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Midden-Nederland op 13 juli 2021, is een jonge man, geboren in Marokko en zonder vaste woon- of verblijfplaats, aangeklaagd voor meerdere strafbare feiten, waaronder diefstal, heling, mishandeling, vernieling en belediging. De zaak kwam voort uit een reeks incidenten die plaatsvonden op 5 februari 2021 in Utrecht, waarbij de verdachte betrokken was bij de diefstal van een mobiele telefoon, de diefstal van sushi met geweld, vernieling van winkelgoederen, mishandeling van een supermarktmedewerker en belediging van een vrouw. De rechtbank heeft de zaak behandeld na twee terechtzittingen, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten naar voren brachten. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde feiten, met uitzondering van de primair ten laste gelegde diefstal van een portemonnee, waarvan hij is vrijgesproken. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes maanden, met aftrek van het voorarrest, en heeft rekening gehouden met zijn persoonlijke omstandigheden, waaronder zijn alcoholproblemen en de ernst van de gepleegde feiten. De rechtbank heeft ook een benadeelde partij in de zaak erkend, die schadevergoeding heeft gevorderd, en heeft een deel van deze vordering toegewezen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16/034493-21 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 13 juli 2021
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [2002] te [geboorteplaats] (Marokko),
zonder vaste woon- of verblijfplaats hier te lande,
thans gedetineerd in de [verblijfplaats] .

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 19 mei 2021 (pro forma) en 29 juni 2021 (inhoudelijke behandeling).
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. I.R.V. Out en van hetgeen verdachte en zijn raadsvrouw, mr. L.M.F. Aarts, advocaat te Amsterdam, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Feit 1: primair, op 5 februari 2021 te Utrecht een mobiele telefoon van [slachtoffer 1] heeft gestolen;
subsidiair, die mobiele telefoon heeft geheeld;
Feit 2: op 5 februari 2021 te Utrecht met geweld en/of bedreiging van geweld tegen [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] sushi van [winkel 1] heeft gestolen;
Feit 3: op 5 februari 2021 te Utrecht twee inbusbakken van [winkel 1] heeft vernield;
Feit 4: op 5 februari 2021 te Utrecht [slachtoffer 2] heeft mishandeld door hem in het gezicht te slaan;
Feit 5: primair, op 5 februari 2021 te Utrecht een portemonnee (met inhoud) van [slachtoffer 4] heeft gestolen;
subsidiair, die portemonnee heeft geheeld;
Feit 6: op 1 februari 2021 te Utrecht [slachtoffer 5] heeft beledigd.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht alle ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend te bewijzen, met dien verstande dat hij ten aanzien van feit 5 niet het primair ten laste gelegde (diefstal), maar het subsidiair ten laste gelegde (heling) bewezen acht.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw van verdachte heeft primair vrijspraak bepleit van feit 6 en van feit 5 primair. Ten aanzien van feit 4 heeft zij zich op het standpunt gesteld dat verdachte handelde uit zelfverdediging. Subsidiair heeft zij zich voor feit 6 en feit 4 gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Ten aanzien van de feiten 1, 2, 3 en 5 subsidiair heeft zij zich eveneens gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen [1]
Ten aanzien van feit 1
Aangifte [slachtoffer 1]
Op 5 februari 2021 bevond ik mij in het [naam winkelcentrum] te [plaatsnaam] . Ik was alleen en liep voorbij de [winkel 2] winkel richting de draaideur om het winkelcentrum te verlaten. Op het moment toen ik beneden aan de roltrap stond en wilde weglopen, hoorde ik opeens een meldgeluid door mijn oortjes (airpods) dat ik geen contact had met mijn mobieltje. Ook de muziek waarnaar ik luisterde was weg. Ik vond dit vreemd en checkte gelijk of mijn iPhone nog wel in mijn jaszak zat. Ik voelde en keek in mijn rechter jaszak en inderdaad, mijn iPhone 11 was weg. [2] Ik rende gelijk terug de roltrap op richting [winkel 2] . De beveiliger zag mij geschrokken aankomen lopen en ik hoorde hem zeggen: "wat is er? is er wat gestolen? Ik antwoordde hem met: "ja mijn iPhone 11 is weg!" Ik hoorde hem zeggen: "ik heb hem gezien, het was die jongen die achter jou liep". Ik hoorde dat de beveiliger dit over de man zei: “hij droeg een petje en had zwart haar daar onder. De man droeg een zwarte jas.” Ik liep samen met de beveiliger mee om te kijken of we de man misschien ergens zagen lopen. Op het [.] buiten stonden nog enkele beveiligers, daar liepen wij naar toe. De beveiligers werden ingelicht over wat mij was overkomen. Plotseling hoorde ik dat er geluid kwam uit mijn oortjes. Ik concludeerde gelijk dat mijn iPhone ergens in de buurt moest zijn. Dit zei ik ook tegen de beveiligers waar ik bij stond. Op datzelfde moment zag ik dat de beveiligers naar de [winkel 1] ( [winkel 1] ) liepen. Ik zag dat er medewerkers van de [winkel 1] winkel buiten de ingang stonden met nog een persoon met een zwarte jas aan. Ik zag dat de beveiligers bij hen gingen staan en met ze in gesprek gingen. Een beveiliger zag iets uit de rechter jaszak van de man steken wat leek op een mobieltje. De beveiliger vroeg aan de man of hij dit wilde geven. Ik zag dat de man niet wilde meewerken en weigerde, waarop de beveiliger zelf het mobieltje uit de jaszak van de man pakte. Toen de beveiliger het mobieltje in zijn hand hield, zag ik aan de paarse kleur dat dit mijn iPhone was en riep ik luid: "ja die is van mij". [3]
Verklaring getuige
Op 5 februari 2021 omstreeks 15:18 uur was ik als beveiliger aan het werk. Ik stond in het winkelcentrum [naam winkelcentrum] , voor de winkel [winkel 2] . Ik zag dat er een vrouw langs [winkel 2] liep, gaande in de richting van de uitgang. Ik zag dat er een man op een paar meter afstand achter haar liep. [4] Ik zag dat de man sneller in de richting van de vrouw begon te lopen. Ik dacht dat de man iets van plan was bij die vrouw, mogelijk een diefstal ofzo. Een paar minuten later zag ik dat de man ineens langs de [winkel 2] rende in de richting van station [plaatsnaam] . Daarna zag ik dat de vrouw in paniek aan kwam rennen. Ik hoorde dat ze zei: 'Mijn telefoon, mijn telefoon is gestolen.’ Ik hoorde dat de vrouw zei dat ze een paarse IPhone had. Ik heb vervolgens via mijn portofoon mijn andere collega's op de hoogte gesteld. Op een gegeven moment zag ik voor de [winkel 1] de man staan, samen met een medewerker van de [winkel 1] . Wij zijn samen met de vrouw naar de [winkel 1] gelopen. Ik hoorde dat mijn collega aan de man vroeg naar zijn telefoon. Vervolgens zag ik dat er een paarse telefoon deels uit zijn jaszak stak. Ik zag dat mijn collega de telefoon pakte. Ik hoorde dat de vrouw zei dat ze de telefoon meteen herkende als haar telefoon. [5]
Bewijsoverweging en conclusie
Op grond van bovenvermelde feiten en omstandigheden in onderling verband en samenhang bezien, is naar het oordeel van de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder feit 1 primair ten laste gelegde, te weten diefstal van een mobiele telefoon, heeft begaan.
Ten aanzien van feit 2
Aangifte [winkel 1]
[slachtoffer 2] , supermarktmanager, doet aangifte van diefstal op 5 februari 2021 namens de [winkel 1] aan het [.] te [plaatsnaam] . De gestolen goederen betreffen: tweemaal een California Roll sushi. [6]
Camerabeelden
In het pand van [winkel 1] zijn bewakingscamera’s aanwezig. Door mij, verbalisant, werd het volgende bevonden: [7]
Op 5 februari 2021, 13:57 uur:
Ik zag dat verdachte de [winkel 1] binnenkwam. Ik zag dat verdachte een winkelmandje pakte. [8]
Om 13:58 uur:
Ik zag dat verdachte bij de zelfscan kassa's, weer terug in beeld kwam. Ik zag dat verdachte het mandje op het plateau van de zelfscankassa neer gooide. Ik zag dat verdachte constant op de medewerkers van de [winkel 1] lette. Verdachte scande twee producten. [9]
Om 14:01 uur:
Ik zag dat verdachte de overige producten op het plateau legde. Hierop zag ik dat verdachte een plastic zak pakte en deze ook niet scande om af te rekenen. Ik zag dat verdachte de twee gescande goederen afrekende. Ik zag dat verdachte constant om zich heen keek en het personeel van [winkel 1] in de gaten hield. Ik zag dat verdachte alle goederen in de tas wilde doen. Ik zag dat verdachte door een van de medewerkers van [winkel 1] werd aangesproken. [10]
Om 14:02 uur:
Ik zag dat verdachte zich omdraaide en met zijn rechterbeen tegen een stelling in de winkel schopte. Ik zag dat verdachte van de kassa wegliep. Ik zag dat verdachte werd tegengehouden door een van de medewerkers. Ik zag dat verdachte de winkel uit vluchtte. Ik zag dat de medewerkers achter hem aanliepen en hem trachtten tegen te houden. Ik zag dat verdachte zijn rechterarm naar achteren haalde en zijn hand balde tot een vuist. [11]
Verklaringen getuigen
[slachtoffer 3]
Op 5 februari 2021 omstreeks 13.55 uur was ik aan het werk als teamleider bij de [winkel 1] aan het [.] in [plaatsnaam] . Verdachte liep met zijn mandje naar de zelfscan. Mijn collega op de zelfscan kreeg door dat verdachte niet al zijn producten had afgerekend en riep mij erbij. Ik liep toen naar verdachte om te vragen of hij zijn resterende producten ook nog ging afrekenen. Hij schold mij uit. Ik heb toen gevraagd of verdachte mee naar boven wilde gaan om het allemaal uit te zoeken. Op dat moment werd verdachte boos en wilde verdachte weglopen. Ik probeerde verdachte toen tegen te houden door voor hem te staan. Toen werd verdachte agressief en gaf mij een duw op mijn borst. Na dat moment liep verdachte de winkel uit. Ik probeerde hem tegen te houden. Verdachte liep naar buiten en ik liep achter de verdachte aan. Eenmaal buiten begon verdachte naar mij te schreeuwen en mij opnieuw uit te schelden. Verdachte raakte mij opnieuw aan. Verdachte maakte vervolgens slaande bewegingen richting mij, maar raakte mij niet. Daarna stond verdachte op een paar centimeter van mij vandaan in mijn gezicht te schreeuwen en mij uit te schelden. [12] Op dat moment kwam mijn supermarktmanager [slachtoffer 2] naar buiten. Hij nam het gesprek van mij over. [slachtoffer 2] vroeg of verdachte mee wilde gaan naar boven om het allemaal uit te zoeken. De verdachte wilde weglopen. [slachtoffer 2] nam twee stappen richting verdachte. Verdachte liep toen weer op hem af en maakte schoppende bewegingen, maar raakte [slachtoffer 2] niet. [13]
[slachtoffer 2]
Op 5 februari 2021 omstreeks 13.55 uur was ik aan het werk bij de [winkel 1] aan het [.] in [plaatsnaam] . Via ons interne omroep systeem hoorde ik dat er een noodsituatie was. Hierop ben ik naar beneden gerend. Ik zag collega's bij de ingang van de winkel staan. Ik zag vervolgens mijn collega [slachtoffer 3] buiten staan.
Ik zag dat een man [14] (tussen de 18 en 20 jaar oud, zwarte pet en zwarte jas, hierna: verdachte) op minder dan 50 centimeter van collega [slachtoffer 3] stond. Ik vroeg aan verdachte wat er aan de hand was. Ik hoorde verdachte schreeuwen in de richting van [slachtoffer 3] . Vervolgens leek het of verdachte wilde weglopen. Ik liep achter hem aan. Ik zag dat hij snel naar mij toe liep en een schoppende beweging in mijn richting maken. [15]
Bewijsoverweging en conclusie
Op grond van bovenvermelde feiten en omstandigheden in onderling verband en samenhang bezien, is naar het oordeel van de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder feit 2 ten laste gelegde, te weten diefstal met geweld (door [slachtoffer 3] te duwen) en bedreiging van geweld (door slaande bewegingen te maken naar [slachtoffer 3] en schoppende bewegingen te maken naar [slachtoffer 2] ), heeft begaan.
Ten aanzien van feit 3
Aangifte [slachtoffer 2] namens [winkel 1] [16]
Er is sprake van vernieling van twee inbusbakken op 5 februari 2021 te [plaatsnaam] : inbusbak brood en inbusbak brood actie. [17] Verdachte heeft tijdens zijn aanhouding geprobeerd om één van de beveiligers die hem op de grond hield te schoppen. Hierbij raakte hij de actie tafel van brood. Verderop trapte verdachte opnieuw tegen een broodmeubel. Hierbij is één van de plaxiglas broodbakken op de tafel geraakt en hierdoor kapot gegaan. Er zit een barst in het plexiglas. Vervolgens heeft de verdachte tijdens de worsteling tegen de stoep met zoetwaren aan geschopt, hierbij raakte hij het plexiglas vak met chocoladebroodjes, deze is vervolgens door de schop kapot gegaan. Er zit een barst in het plexiglas. [18]
Camerabeelden
In het pand van [winkel 1] zijn bewakingscamera’s aanwezig. Door mij, verbalisant, werd het volgende bevonden: [19]
Op 5 februari 2021 om 15:22 uur:
[slachtoffer 2] komt met enkele beveiligers de winkel binnenlopen. Zij proberen verdachte in bedwang te houden, maar verdachte verzet zich zichtbaar hevig. Verdachte probeert zich met veel kracht los te trekken. [20]
Om 15:23 uur:
Verdachte trapt met kracht tegen de aldaar aanwezige display's aan die hierdoor verschuiven.
Rechts in beeld zie je dat verdachte een harde trap geeft tegen de schappen aan, waardoor er producten op de grond vallen. [21]
Verklaringen getuige
Wij, beveiligers, hebben verdachte met gepast geweld naar de grond gebracht. Toen wij verdachte door de winkel naar de achterkant van de winkel brachten, zag ik dat hij meerdere malen tegen de winkelstellingen trapte, waardoor meerdere artikelen van [winkel 1] zijn vernield. [22]
Bewijsoverweging en conclusie
Op grond van bovenvermelde feiten en omstandigheden in onderling verband en samenhang bezien, is naar het oordeel van de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder feit 3 ten laste gelegde, te weten beschadiging van goederen, heeft begaan. Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij dit niet met opzet heeft gedaan. De rechtbank gaat voorbij aan dit verweer. Gelet op de wijze waarop verdachte zich heeft verzet, heeft hij bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat door zijn handelen goederen in [winkel 1] werden geraakt en dus beschadigd zouden worden. Daarmee is sprake van opzet in voorwaardelijke zin.
Ten aanzien van feit 4
Aangifte [slachtoffer 2]
Ik doe aangifte van mishandeling.
Omstreeks 14.20 uur die dag werd ik wederom omgeroepen via de intercom. Verdachte stond weer bij onze winkel. Ik zag twee beveiligers vanuit [naam winkelcentrum] onze richting op komen. [23]
Ik zag dat één van de beveiligers verdachte bij zijn linkerarm pakte. Ik zag dat verdachte slaande bewegingen maakte. Ik zag dat verdachte in mijn richting keek. Ik zag dat verdachte zijn rechter vuist balde. Ik zag dat hij met zijn vuist in mijn richting sloeg. Ik zag dat zijn vuist mijn linker oog raakte. Ik voelde direct een hevige pijnscheut bij mijn linkeroog. [24]
Letsel
Foto op pagina 20 en 21 van het dossier. [25]
Verklaring getuige
Wij, beveiligers, vroegen aan verdachte of hij wilde meelopen de [winkel 1] in. Ik zag op dat moment dat verdachte een vuistslag gaf op het gezicht van de [winkel 1] medewerker. [26]
Verklaring verdachte
Het klopt dat ik hem heb geslagen. [27]
Bewijsoverweging en conclusie
Op grond van bovenvermelde feiten en omstandigheden in onderling verband en samenhang bezien, is naar het oordeel van de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder feit 4 ten laste gelegde, te weten mishandeling van [slachtoffer 2] , heeft begaan. De rechtbank gaat voorbij aan de stelling van verdachte dat hij uit zelfverdediging handelde omdat op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting niet aannemelijk is geworden dat aangever verdachte daadwerkelijk heeft aangevallen, noch dat sprake was van een onmiddellijk dreigend gevaar daarvoor.
Ten aanzien van feit 5
Vrijspraak primair ten laste gelegde: diefstal
Met de officier van justitie en de raadsvrouw is de rechtbank van oordeel dat het dossier onvoldoende aanknopingspunten biedt om wettig en overtuigend bewezen te achten dat verdachte het primair ten laste gelegde (diefstal van de portemonnee) heeft begaan. De rechtbank zal verdachte dan ook van het primair ten laste gelegde vrijspreken.
Bewezenverklaring van het subsidiair ten laste gelegde: heling
De rechtbank is van oordeel dat verdachte het onder feit 5 subsidiair ten laste gelegde heeft begaan. Verdachte heeft het ten laste gelegde bekend en door de raadsvrouw van verdachte is geen vrijspraak bepleit. Onder deze omstandigheden zal de rechtbank met toepassing van artikel 359, derde lid, laatste volzin, van het Wetboek van Strafvordering volstaan met onderstaande opsomming van de bewijsmiddelen:
- een proces-verbaal aangifte; [28]
- een proces-verbaal van bevindingen; [29]
- de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 29 juni 2021. [30]
Ten aanzien van feit 6
Aangifte [slachtoffer 5]
Ik doe aangifte van opzettelijke belediging. Ik zag en hoorde dat de woorden die de verdachte sprak kennelijk opzettelijk in mijn richting en voor mij bestemd in het openbaar werden gesproken. Ik ben een Somalische vrouw. Op 1 februari 2021 omstreeks 20:00 uur zat ik samen met een vriendin op een bankje aan de [..] te [plaatsnaam] met een andere vriendin te kletsen. Vervolgens kwam er een onbekende man voor ons staan. Ik zag dat deze man een winkelwagen van de [winkel 1] bij zich had. Ik zei toen tegen de man: "Wilt u afstand houden". Ik zag en hoorde dat de man tegen mij zei: "Puta Madre". [31] Daarna hoorde ik dat de man tegen mij zei: "Kanker zwarte. Ik ga jou slaan. Ik sla je tanden eruit. Jij bent zwart en ik ben wit, dus jij bent niks". De man keek mij aan toen hij dit allemaal riep. Vervolgens zag ik dat de man via de achterzijde van ons bankje wegliep met zijn winkelwagen. Vervolgens zag ik dat de man opzettelijk in ons richting spuugde. Ik voelde spetters in mijn nek/zijkant gezicht/achterhoofd. Toen liep de man weg richting [naam winkelcentrum] . Ik hoorde mijn vriendin zeggen dat zij een spuugvlek/roggel op haar jas had. Dit heeft de onbekende man gedaan. Ik heb van de man een foto gemaakt.
Hij zag er als volgt uit: vermoedelijk Arabische man, ongeveer 25-30 jaar oud, ongeveer 1.70 meter lang, dun postuur, donkerkleurig baardje, zwarte pet op, zwarte jas en zwarte joggingsbroek. [32]
Verklaring getuige
Ik was samen met mijn vriendinnen op de [...] te [plaatsnaam] . Ik zag een voor mij onbekende man op één meter van ons vandaan komen staan. Het was een vermoedelijk Marokkaanse man met een zwarte jas en een zwarte pet en een winkelwagen. Ik zag dat de man zijn rechterhand dicht bij het gezicht van [slachtoffer 5] hield. Ik zag dat hij dit met een vlakke hand deed. Ik hoorde dat hij tegen haar aan het praten was. Ik hoorde de man ineens schreeuwend zeggen: "Je kanker moeder! Ga je moeder neuken!" [33] Ik zag dat de man in de richting van de [winkel 1] liep. Ik zag dat de man weer onze richting op liep. Ik zag dat de man naar ons spuugde. Ik zag dat het speeksel op mijn jas terecht kwam. Ik zag dat de man weer terug richting de [winkel 1] liep. Ik hoorde de man tegen [slachtoffer 5] zeggen: "Je bent zwart, je bent minder." [34]
Bevindingen politie
Op 1 februari 2021 omstreeks 20.35 uur spraken wij, verbalisanten, drie vrouwen. Ze waren beledigd en bespuugd door een man met het volgende signalement: baardje; licht getint, zwarte jas, zwarte broek en zwarte pet achterste voren.
Ik hoorde dat één van hen verklaarde dat toen de verdachte van hen wegliep, hij op hen spuugde. Ik, verbalisant, zag dat er een spuugvlek op de jas van één van de vrouwen zat. [35]
Ik, verbalisant, heb op 5 februari 2021 verdachte overgenomen van collega's en overgebracht naar het bureau. Ik zag dat verdachte, [verdachte] , bekend was in de databank van justitie. Kort daarna las ik dat er herkenning werd verzocht van een verdachte (foto 1) ter zake van het opzettelijk bespugen van een persoon. Ik herkende direct de zojuist overgebrachte en ingesloten verdachte [verdachte] . [36]
Verklaring verdachte
Ik ben dat op die foto. [37]
Bewijsoverweging en conclusie
Op grond van bovenvermelde feiten en omstandigheden in onderling verband en samenhang bezien, is naar het oordeel van de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder feit 6 (belediging) ten laste gelegde heeft begaan.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
1.
primair:
op 5 februari 2021 te [plaatsnaam] een mobiele telefoon toebehorende aan [slachtoffer 1] heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
2.
op 5 februari 2021 te [plaatsnaam] verpakkingen sushi, toebehorende aan [winkel 1] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, welke diefstal werd gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] , gepleegd met het oogmerk om bij die diefstal bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door die [slachtoffer 3] te duwen en in de richting van die [slachtoffer 3] te slaan en in de richting van die [slachtoffer 2] te schoppen;
3.
op 5 februari 2021 te [plaatsnaam] opzettelijk en wederrechtelijk twee inbusbakken aan [winkel 1] toebehorende heeft beschadigd;
4.
op 5 februari 2021 te [plaatsnaam] [slachtoffer 2] heeft mishandeld door die [slachtoffer 2] in het gezicht te stompen;
5.
subsidiair:
op 5 februari 2021 te [plaatsnaam] de inhoud van een portemonnee voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen van dit goed wist dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
6.
op 1 februari 2021 te [plaatsnaam] opzettelijk [slachtoffer 5] , in haar tegenwoordigheid, mondeling en door feitelijkheden, heeft beledigd, door haar de woorden toe te voegen: 'Puta madre' en 'Kanker zwarte, ik ga jou slaan. Ik sla je tanden eruit. Jij bent zwart en ik ben wit, dus jij bent niks' en door in haar richting te spugen.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
Feit 1 primair: diefstal
Feit 2: diefstal, gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren
Feit 3: opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen
Feit 4: mishandeling
Feit 5 subsidiair: opzetheling
Feit 6: eenvoudige belediging

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van 12 maanden, met aftrek van het voorarrest, waarvan een gedeelte van 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw van verdachte heeft het volgende aangevoerd. Bij het bepalen van de strafmaat moet rekening worden gehouden met de samenloop van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Verdachte is zijn beide ouders verloren en betreft een kansarme jongen met (alcohol)problemen. Hij heeft in het verleden de verkeerde keuzes gemaakt, maar dat beseft hij nu. Hij heeft een verklaring afgelegd en hij heeft spijt. De raadsvrouw van verdachte verzoekt de rechtbank aan verdachte een straf op te leggen gelijk aan de duur van het voorarrest op de dag van de uitspraak.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
De ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan zakkenrollerij en winkeldiefstal gepaard gaande met geweld en bedreiging met geweld en vervolgens aan mishandeling en beschadiging van goederen. Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan heling van pasjes uit een portemonnee en belediging van een vrouw op straat. Dit zijn ernstige en vervelende feiten. Zakkenrollerij, heling, vernieling en winkeldiefstal veroorzaken materiële schade en overlast. Mishandeling maakt inbreuk op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. Belediging tast de eer en goede naam van een persoon aan. Bovendien veroorzaken dit soort feiten gevoelens van angst, onbehagen en onveiligheid in de maatschappij in het algemeen.
De rechtbank zal bij de strafoplegging uitgaan van meerdaadse samenloop als bedoeld in artikel 57 van het Wetboek van Strafrecht.
De persoon van verdachte
Wat betreft de persoon van verdachte heeft de rechtbank acht geslagen op een verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie (strafblad) van 15 april 2021, waaruit blijkt dat verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten, waaronder diefstal, heling en belediging. Ook blijkt hieruit dat hij ten tijde van het ten laste gelegde in twee verschillende proeftijden liep. De rechtbank houdt met het voorgaande in strafverzwarende zin rekening.
De rechtbank heeft ook acht geslagen op het reclasseringsrapport van 17 februari 2021, opgemaakt door [B] , reclasseringswerker, ten behoeve van de raadkamer gevangenhouding. Uit dit rapport volgt dat het levensverhaal van verdachte zeer schrijnend wordt geacht en dat hij vanuit menselijk oogpunt hulp behoeft, maar dat de reclassering geen mogelijkheden ziet om hem te ondersteunen, omdat hij niet over een geldige verblijfsvergunning beschikt. Dit brengt mee dat er geen mogelijkheden zijn voor hulp en begeleiding, waardoor een (langere) hechtenis nodig is voor zijn eigen gezondheid alsmede voor de bescherming van de maatschappij.
De reclassering acht het risico op recidive en op letselschade hoog.
De rechtbank neemt de conclusies en het advies van de reclassering over.
De straf
Bij het bepalen van de strafmaat heeft de rechtbank gelet op de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) en de straffen die in vergelijkbare zaken door rechtbanken zijn opgelegd. De oriëntatiepunten van het LOVS hanteren voor een winkeldiefstal met (eenvoudig) geweld een gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden onvoorwaardelijk. Voor zakkenrollerij wordt (in geval van recidive, hetgeen hier aan de orde is) eveneens een gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden gehanteerd. Voor mishandeling met enig letsel en voor belediging worden geldboetes gehanteerd (respectievelijk € 750,- en € 150,-). De rechtbank zal deze boetes omrekenen naar vervangende hechtenis. Voor heling en vernieling bestaan geen oriëntatiepunten. De rechtbank zal met deze feiten in strafverzwarende zin rekening houden.
De rechtbank is – al hetgeen hiervoor in overweging nemend – van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden, met aftrek van het voorarrest, passend is.
Ondanks zijn jonge leeftijd en de problemen die verdachte heeft, ziet de rechtbank, gelet op het reclasseringsrapport, op dit moment geen andere mogelijkheid dan het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. De rechtbank ziet geen meerwaarde in het opleggen van een deels voorwaardelijke gevangenisstraf, zoals door de officier van justitie gevorderd, als spreekwoordelijke ‘stok achter de deur’, aangezien verdachte ten tijde van het ten laste gelegde in twee proeftijden liep en hem dat er niet van heeft weerhouden de onderhavige feiten te plegen.

9.BENADEELDE PARTIJ

[A] heeft zich als wettelijke vertegenwoordiger van [slachtoffer 4] als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 65,50. Dit bedrag bestaat geheel uit materiële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder feit 5 ten laste gelegde feit.
9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij in haar vordering niet-ontvankelijk moet worden verklaard, omdat vrijspraak van de diefstal is gevorderd.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw van verdachte heeft zich ook op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk moet worden verklaard in haar vordering, gelet op de bepleite vrijspraak. Subsidiair heeft de raadsvrouw zich op het standpunt gesteld dat de vordering moet worden afgewezen, omdat de spullen, die bij de politie liggen, kunnen worden teruggegeven aan de benadeelde partij.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank staat vast dat de benadeelde partij [A] als gevolg van het verlies van de portemonnee met inhoud schade heeft geleden. Dat de vordering per definitie niet-ontvankelijk zou moeten worden verklaard, omdat het primair ten laste gelegde (de diefstal) niet bewezen wordt verklaard, is onjuist. Ingevolge vaste jurisprudentie geldt dat de concrete omstandigheden van het geval bepalend zijn voor de vraag of voldoende verband bestaat tussen het bewezenverklaarde handelen van verdachte en de door de benadeelde partij geleden schade om te kunnen aannemen dat de benadeelde partij door dit handelen rechtstreeks schade heeft geleden. Uit het dossier volgt dat de portemonnee van [slachtoffer 4] is gestolen met daarin onder meer haar bankpas, haar zorgpas en haar OV-chipkaart. Uit het dossier volgt voorts dat deze pasjes bij de fouillering van verdachte zijn aangetroffen. Uit de vordering blijkt dat de benadeelde partij een nieuwe bankpas heeft moeten aanvragen (kosten € 8,-) en een nieuwe OV-chipkaart (kosten € 7,50). De rechtbank is van oordeel dat deze kosten het rechtstreekse gevolg zijn van de omstandigheid dat verdachte deze goederen onder zich had (terwijl hij wist dat het door een misdrijf verkregen goederen betrof) en onder zich hield. Deze kosten zijn dan ook naar het oordeel van de rechtbank voor toewijzing vatbaar. De rechtbank waardeert deze materiële schade op € 15,50 en zal de vordering tot dat bedrag toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 5 februari 2021 tot de dag van volledige betaling. Dit geldt niet voor de andere kosten, nu de goederen die daarop betrekking hebben niet bij verdachte zijn aangetroffen (portemonnee, kluispas en cadeaukaarten), dan wel dat door het voorhanden hebben van dat goed geen schade is ontstaan (zorgpas).
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [A] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 15,50. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 1 dag gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [A] in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.
De benadeelde partij heeft meer gevorderd dan de rechtbank zal toewijzen. De rechtbank zal de benadeelde partij [A] voor het overige deel niet-ontvankelijk verklaren in de vordering nu niet, althans onvoldoende is gebleken van een direct verband tussen de gestelde schade en het onder feit 5 subsidiair bewezen verklaarde feit. De benadeelde partij kan de vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 36f, 57, 266, 300, 310, 312, 350 en 416 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het onder feit 5 primair ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Bewezenverklaring
- verklaart het onder feit 1 primair, feit 2, feit 3, feit 4, feit 5 subsidiair en feit 6 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 6 (zes) maanden;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
Voorlopige hechtenis
- heft op het bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van het tijdstip waarop de duur van de voorlopige hechtenis gelijk wordt aan het onvoorwaardelijk gedeelte van de opgelegde vrijheidsstraf;
Benadeelde partij
  • wijst de vordering van [A] toe tot een bedrag van € 15,50 ter zake van materiële schade;
  • veroordeelt verdachte tot betaling aan [A] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 5 februari 2021 tot de dag van volledige betaling;
  • veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [A] aan de Staat € 15,50 te betalen, bij niet betaling aan te vullen met 1 dag gijzeling;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
  • verklaart [A] voor wat betreft het meer gevorderde niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter.
Dit vonnis is gewezen door mr. A. Bouteibi, voorzitter, mr. E.H.M. Druijf en mr. D. Riani el Achhab, rechters, in tegenwoordigheid van mr. R.S. Wijkstra, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 13 juli 2021.
mr. E.H.M. Druijf is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1
hij op of omstreeks 5 februari 2021 te Utrecht een mobiele telefoon, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 1] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
( art 310 Wetboek van Strafrecht )
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 5 februari 2021 te Utrecht, een mobiele telefoon, althans een goed heeft verworven, voorhanden heeft gehad, en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
( art 416 lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht, art 417bis lid 1 ahf/ond a Wetboek
van Strafrecht )
2
hij op of omstreeks 5 februari 2021 te Utrecht verpakkingen sushi, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [winkel 1] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken, en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door die [slachtoffer 3] te duwen en/of in de richting van die [slachtoffer 3] te slaan en/of in de richting van die [slachtoffer 2] te schoppen;
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
3
hij op of omstreeks 5 februari 2021 te Utrecht opzettelijk en wederrechtelijk twee inbusbakken, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander, te weten aan [winkel 1] toebehoorde, heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
( art 350 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
4
hij op of omstreeks 5 februari 2021 te Utrecht [slachtoffer 2] heeft mishandeld door die [slachtoffer 2] in het gezicht te slaan/stompen;
( art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
5
hij op of omstreeks 5 februari 2021 te Utrecht een portemonnee (met inhoud) en/of een of meer geldbedragen, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 4] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
( art 310 Wetboek van Strafrecht )
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 5 februari 2021 te Utrecht, een portemonnee (met inhoud) en/of een of meer geldbedragen, althans een goed heeft verworven, voorhanden heeft gehad, en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
( art 416 lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht, art 417bis lid 1 ahf/ond a Wetboek
van Strafrecht )
6
hij op of omstreeks 1 februari 2021 te Utrecht opzettelijk [slachtoffer 5] , in haar tegenwoordigheid, mondeling en/of door feitelijkheden, heeft beledigd, door haar de woorden toe te voegen: 'Puta madre' en/of 'Kanker zwarte, ik ga jou slaan. Ik sla je tanden eruit. Jij bent zwart en ik ben wit, dus jij bent niks', althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking en/of door in haar richting te spugen;
( art 266 lid 1 Wetboek van Strafrecht )

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Tenzij anders vermeld zijn deze processen-verbaal als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal, genummerd PL0900-2021040215, opgemaakt door de politie, eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd pagina 1 tot en met 105. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. Waar mogelijk wordt volstaan met een verkorte en zakelijke weergave.
2.Een proces-verbaal aangifte van [slachtoffer 1] van 5 februari 2021, p. 7.
3.Proces-verbaal aangifte van [slachtoffer 1] , p. 8.
4.Een proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] van 5 februari 2021, p. 43.
5.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] , p. 44.
6.Een geschrift, te weten een aangifteformulier voor winkeliers van 5 februari 2021, p. 23.
7.Een proces-verbaal uitkijken camerabeelden van 9 februari 2021, p. 65.
8.Proces-verbaal uitkijken camerabeelden, p. 66.
9.Proces-verbaal uitkijken camerabeelden, p. 67.
10.Proces-verbaal uitkijken camerabeelden, p. 68.
11.Proces-verbaal uitkijken camerabeelden, p. 69.
12.Een proces-verbaal aanvullend verhoor getuige [slachtoffer 3] van 5 februari 2021, p. 48.
13.Proces-verbaal aanvullend verhoor getuige [slachtoffer 3] , p. 49.
14.Een proces-verbaal aangifte van [slachtoffer 2] van 5 februari 2021, p. 11.
15.Proces-verbaal aangifte van [slachtoffer 2] van 5 februari 2021, p. 12.
16.Een geschrift, te weten een aangifteformulier voor winkeliers van 5 februari 2021, p. 30.
17.Een geschrift, te weten een aangifteformulier voor winkeliers, p. 31.
18.Een geschrift, te weten een aangifteformulier voor winkeliers, p. 32.
19.Een proces-verbaal uitkijken camerabeelden van 2 februari 2021, p. 73.
20.Proces-verbaal uitkijken camerabeelden, p. 74.
21.Proces-verbaal uitkijken camerabeelden, p. 75.
22.Een proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] van 5 februari 2021, p. 44.
23.Een proces-verbaal aangifte van [slachtoffer 2] van 5 februari 2021, p. 12.
24.Proces-verbaal aangifte van [slachtoffer 2] van 5 februari 2021, p. 13.
25.Bijlage bij proces-verbaal van verhoor aangever [slachtoffer 2] van 5 februari 2021, p. 20 en 21.
26.Een proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] van 5 februari 2021, p. 46.
27.Verklaring van verdachte ter terechtzitting van 29 juni 2021.
28.Een proces-verbaal aangifte van [A] namens haar dochter [slachtoffer 4] op 5 februari 2021, p. 34.
29.Een proces-verbaal van bevindingen van 5 februari 2021, p. 54.
30.Verklaring van verdachte ter terechtzitting van 29 juni 2021.
31.Een proces-verbaal aangifte van [slachtoffer 5] van 1 februari 2021, p. 38.
32.Proces-verbaal aangifte van [slachtoffer 5] van 1 februari 2021, p. 39.
33.Een proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 3] van 1 februari 2021, p. 52.
34.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 3] , p. 53.
35.Een proces-verbaal van bevindingen van 1 februari 2021, p. 61.
36.Een proces-verbaal van bevindingen van 5 februari 2021, p. 81, met als bijlage foto 1, p. 83.
37.Een proces-verbaal van verhoor verdachte op 6 februari 2021, p. 100, met als bijlage de foto op p. 102.