Op 14 januari 2021 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in de zaak tussen eiseres en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. Eiseres had beroep aangetekend tegen een besluit van verweerder van 24 augustus 2020. De rechtbank heeft echter besloten om de zaak niet inhoudelijk te behandelen, omdat eiseres het griffierecht niet op tijd had betaald. Volgens artikel 8:41, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is het verplicht om griffierecht te betalen bij het indienen van een beroep. In dit geval bedroeg het griffierecht € 48,-. De rechtbank heeft eiseres op 17 oktober 2020 een aangetekende brief gestuurd met de mededeling dat het griffierecht binnen vier weken betaald moest worden. Aangezien het griffierecht niet op tijd was ontvangen en eiseres geen geldige reden had gegeven voor deze vertraging, heeft de rechtbank geoordeeld dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is, zoals vermeld in artikel 8:54 van de Awb. De rechtbank heeft geen proceskostenvergoeding toegekend, en de beslissing is openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.