In deze zaak heeft eiseres op 15 oktober 2020 beroep ingesteld tegen het uitblijven van een besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht. Verweerder heeft op 23 oktober 2020 alsnog een besluit genomen. De rechtbank heeft echter besloten om partijen niet uit te nodigen voor een zitting, omdat eiseres het griffierecht niet (op tijd) heeft betaald. Dit is een vereiste voor de behandeling van een beroep volgens artikel 8:41, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). In dit geval bedroeg het griffierecht € 178,-.
De rechtbank heeft eiseres op 8 november 2020 een aangetekende brief gestuurd met de mededeling dat het griffierecht binnen twee weken betaald moest worden. Aangezien het bedrag niet op tijd is ontvangen en eiseres geen geldige reden heeft gegeven voor de late betaling, heeft de rechtbank geoordeeld dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is. Dit betekent dat de rechtbank de zaak niet inhoudelijk kan behandelen.
De beslissing van de rechtbank is dat het beroep niet-ontvankelijk wordt verklaard, en er is geen sprake van een vergoeding van proceskosten. De uitspraak is gedaan door rechter mr. R.C. Stijnen en is openbaar gemaakt op 7 januari 2021. Eiseres heeft de mogelijkheid om binnen zes weken na de uitspraak een verzetschrift in te dienen als zij het niet eens is met deze beslissing.