ECLI:NL:RBMNE:2021:4309

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
7 september 2021
Publicatiedatum
6 september 2021
Zaaknummer
16/066874-21 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het medeplegen van het aanwezig hebben van een grote hoeveelheid heroïne, het telen van hennep in een woning en het medeplichtig zijn aan het voorhanden hebben van een vuurwapen en munitie

Op 7 september 2021 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het medeplegen van het aanwezig hebben van 53,7 kilogram heroïne, het telen van hennep en het medeplichtig zijn aan het voorhanden hebben van een vuurwapen en munitie. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 8 maart 2021 te Amersfoort samen met anderen de heroïne aanwezig heeft gehad en in de periode van 1 september 2020 tot en met 8 maart 2021 hennep heeft gekweekt. De verdachte heeft ook een ander in staat gesteld om een vuurwapen en munitie in zijn woning op te bergen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan 10 maanden voorwaardelijk met bijzondere voorwaarden. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de rol van de verdachte in de drugshandel meegewogen in haar beslissing. De verdachte heeft verklaard dat hij zich niet bewust was van het wapen en de munitie, maar de rechtbank oordeelde dat hij wel degelijk medeplichtig was aan het voorhanden hebben ervan. De uitspraak is gedaan na een onderzoek ter terechtzitting op 14 juni 2021 en 24 augustus 2021, waarbij de rechtbank de vordering van de officier van justitie en de standpunten van de verdediging heeft gehoord. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van het primair ten laste gelegde medeplegen van het voorhanden hebben van het wapen en de munitie, maar heeft hem wel schuldig bevonden aan de andere feiten.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16/066874-21 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 7 september 2021
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1979] te [geboorteplaats] ,
thans verblijvende in de [verblijfplaats] .

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 14 juni 2021 en 24 augustus 2021.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. A.P. Altena en van hetgeen verdachte en zijn raadsman, mr. S. Schuurman, advocaat te Breukelen, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is op de zitting gewijzigd. De gewijzigde tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1 primair:op 8 maart 2021 te Amersfoort, samen met anderen, 53,7 kilogram heroïne aanwezig heeft gehad;
subsidiair:op 8 maart 2021 te Amersfoort medeplichtig is geweest aan/bij het aanwezig hebben van 53,7 kilogram heroïne;
feit 2:in de periode van 1 september 2020 tot en met 8 maart 2021 te Amersfoort hennep heeft gekweekt;
feit 3 primair:op 8 maart 2021 te Amersfoort, samen met anderen, een vuurwapen en munitie voorhanden heeft gehad;
subsidiair:op 8 maart 2021 te Amersfoort medeplichtig is geweest aan/bij het voorhanden hebben van een vuurwapen en munitie.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder feit 1 primair, feit 2 en feit 3 subsidiair tenlastegelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het onder feit 3 tenlastegelegde. De raadsman heeft hiertoe aangevoerd dat verdachte niet wist wat er zich in de kluis bevond en dat deze verklaring wordt ondersteund door het feit dat er geen DNA van verdachte is aangetroffen op het wapen of op de spullen rondom het wapen. Verdachte heeft dan ook geenszins opzet gehad op het voorhanden hebben van het wapen.
Ten aanzien van de bewezenverklaring van feit 1 en 2 heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van feiten 1 en 2:
De feiten zijn door verdachte begaan. Verdachte heeft de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten bekend. De raadsman heeft geen vrijspraak voor deze feiten bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 24 augustus 2021;
  • een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 8 maart 2021, genummerd PL0900-20210308-1 (pagina’s 67 en 68) opgemaakt door verbalisant [verbalisant 1] , [functie 1] bij de politie Eenheid Midden-Nederland, houdende de bevindingen van voornoemde verbalisant met betrekking tot (locatie van) de aangetroffen harddrugs in de woning van verdachte;
  • een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 20 augustus 2021, genummerd 2021073334 (pagina 1) opgemaakt door verbalisant [verbalisant 2] , [functie 2] werkzaam bij het [.] in de eenheid Midden Nederland, houdende de bevindingen van voornoemde verbalisant met betrekking tot de weging van de aangetroffen harddrugs;
  • een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal onderzoek verdovende middelen van 9 maart 2021, genummerd PL0900-2021073334-6 (pagina’s 69 tot en met 71) opgemaakt door verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 4] , respectievelijk [functie 3] en [functie 4] bij de politie Eenheid Midden-Nederland;
  • een schriftelijk bescheid, te weten een NFI-rapport van 9 maart 2021 (pagina 72);
  • een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal onderzoek verdovende middelen van 15 maart 2021, genummerd PL0900-2021073334-29 (pagina’s 98 tot en met 100) opgemaakt door verbalisanten [verbalisant 5] en [verbalisant 6] , respectievelijk [functie 4] en [functie 3] bij de politie Eenheid Midden-Nederland;
  • een schriftelijk bescheid, te weten een NFI-rapport van 15 maart 2021 (pagina 101);
  • een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van bevindingen van 9 maart 2021, genummerd PL0900-2021073334-1, met fotobijlagen, (pagina’s 4 tot en met 15) opgemaakt door verbalisant [verbalisant 7] , [functie 3] bij de politie Eenheid Midden-Nederland, houdende de bevindingen van voornoemde verbalisant.
De hiervoor weergegeven bewijsmiddelen worden steeds gebruikt tot het bewijs van het feit of de feiten, waarop zij blijkens hun inhoud uitdrukkelijk betrekking hebben. Sommige onderdelen van de bewijsmiddelen hebben niet betrekking op alle feiten, maar op één of meerdere feiten.
Ten aanzien van feit 3:
Bewijsmiddelen [1]
Ter terechtzitting heeft verdachte, zakelijk weergegeven, onder meer het volgende verklaard:
‘Ik heb de kluis in mijn woning aan iemand beschikbaar gesteld. Ik wist dat het geen zuivere koffie was. Die persoon mocht gebruik maken van de kluis. De sleutel van de kluis lag in het raamkozijn. Het was gewoon goed dat die persoon de sleutel kon vinden. Hij had zelf de sleutel van de deur van de woning. Ik had mijn kop in het zand.’ [2]
Over de doorzoeking in de woning van verdachte hebben verbalisanten [verbalisant 8] en [verbalisant 5] het volgende verklaard:
‘Op maandag 8 maart 2021 kwamen wij […] voor forensisch onderzoek aan op de locatie [adres 2] , [postcode 2] [plaatsnaam] .
Ter plaatse werden wij aangesproken door
- [verbalisant 1] (UTR17229), [functie 1] van politie Eenheid Midden-Nederland
Wij hoorden hem kort samengevat zeggen dat: […]
- bij verdere zoeking men een kluis had aangetroffen in de kast onder de trap op de
begane grond.
- de huurder van de woning de kluis heeft geopend met de betreffende kluissleutel.
- in de kluis een boodschappentas werd aangetroffen met daarin een geladen revolver, 2 pakketten met onbekende inhoud en 3 pakketten munitie.’ [3]
Over het aangetroffen vuurwapen en de munitie heeft verbalisant [verbalisant 9] het volgende verklaard:
‘Wapen: vuurwapen, revolver
Categorie: III sub I
Indien dit vuurwapen onbevoegd voorhanden wordt gehouden
Verbodsartikel: Artikel 26 lid 1 WWM
Strafartikel: Artikel 55 lid 3a WWM
Bovengenoemd voorwerp is een vuurwapen, revolver, merk Smith & Wesson, model 19-3, kaliber .357 Magnum, voorzien van het wapennummer [wapennummer] . [4]
Munitie: scherpe patronen
Categorie: III
Verbodsartikel: Artikel 26 lid 1 WWM
Straf artikel: Artikel 55 lid 1 WWM
6 scherpe patronen kaliber .38 Special, merk G.F.L.
150 scherpe patronen kaliber 9mm Luger (=9x19mm), merk Win(chester)’. [5]
Bewijsoverwegingen
Medeplegen van feit 1
Ten aanzien van het voorhanden hebben van de heroïne overweegt de rechtbank het volgende. Verdachte heeft verklaard een kamer in zijn huis te hebben verhuurd aan een persoon waarvan hij wist dat hij zich bezig hield met drugs. Daarnaast heeft verdachte meegeholpen met het dragen van de dozen en met het maken van drugspakketten soortgelijk aan de pakketten die in de woning van verdachte zijn aangetroffen. Ook lagen de pakketten heroïne goed zichtbaar in een vrij toegankelijke kamer in de woning van verdachte. De rechtbank acht op grond van voornoemde omstandigheden wettig en overtuigend bewezen dat verdachte samen met een ander heroïne voorhanden heeft gehad.
Medeplichtigheid bij feit 3
Ten aanzien van het voorhanden hebben van het wapen en de munitie overweegt de rechtbank het volgende. Voor een bewezenverklaring van medeplegen is vereist dat verdachte zich ervan bewust was dat er een wapen en munitie in de kluis aanwezig waren en dat hij daarover beschikkingsmacht had. Op basis van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting kan niet worden vastgesteld dat verdachte hiervan op de hoogte was. De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van het primair ten laste gelegde medeplegen van het voorhanden hebben van het wapen en de munitie.
Voor een bewezenverklaring van medeplichtigheid is vereist dat de opzet van verdachte gericht was op het behulpzaam zijn als bedoeld in artikel 48 Wetboek van Strafrecht en, al dan niet in voorwaardelijke zin, op het voorhanden hebben van het wapen en de munitie. Verdachte heeft verklaard dat hij de kluis ter beschikking heeft gesteld aan iemand waarvan hij wist dat het ‘geen zuivere koffie’ was. Het opzet op de behulpzaamheid kan op grond daarvan worden bewezen. In de woning, waarin ook de kluis stond, werden grote hoeveelheden drugs en contant geld in het zicht bewaard. Onder deze omstandigheden heeft verdachte bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat hij behulpzaam was bij het verbergen van andere strafbare goederen die aan het zicht moesten worden onttrokken, zoals een wapen en munitie. De rechtbank acht daarom wettig en overtuigend bewezen dat verdachte medeplichtig is geweest bij het voorhanden hebben van het wapen en de munitie.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
feit 1 primair:op 8 maart 2021 te [plaatsnaam] tezamen en in vereniging met een of meer anderen, opzettelijk aanwezig heeft gehad (in de woning [adres 2] ) ongeveer 53,7 kilogram van een materiaal bevattende heroïne, zijnde heroïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
feit 2:in de periode van 1 september 2020 tot en met 8 maart 2021 te [plaatsnaam] (telkens) opzettelijk heeft geteeld (in zijn woning gelegen aan de [adres 2] ) een hoeveelheid van 158 hennepplanten en delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II;
feit 3 subsidiair:een nog onbekend persoon op 8 maart 2021 te [plaatsnaam] , een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een revolver, merk Smith en Wesson, model 19-3, kaliber .357 Magnum, zijnde een vuurwapen in de vorm van een revolver voorhanden heeft gehad en munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten zowel 6 scherpe patronen van het merk G.F.L. van het kaliber .38 Special als 150 scherpe patronen van het merk Winchester, kaliber 9mm Luger, voorhanden heeft gehad
bij het plegen van welk misdrijf verdachte op 8 maart 2021 te [plaatsnaam] opzettelijk behulpzaam is geweest en opzettelijk gelegenheid en middelen heeft verschaft, door die nog onbekende persoon een sleutel van zijn woning en een sleutel van die in die woning aanwezige kluis ter beschikking te stellen.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
t.a.v. feit 1 primair:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod;
t.a.v. feit 2:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod;
t.a.v. feit 3 subsidiair:
medeplichtigheid aan opzettelijk handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III
en
medeplichtigheid aan handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie (voorhanden hebben munitie).

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door hem bewezen geachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van 42 maanden, met aftrek van het voorarrest.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft aangevoerd dat de uiterlijke verschijningsvorm van de rol van verdachte ten aanzien van het aanwezig hebben van de heroïne meer in de sfeer van de medeplichtigheid ligt. De heroïne was niet van verdachte en hij heeft slechts een kleine hoeveelheid geld ontvangen voor het opslaan van de drugs in zijn woning. De raadsman heeft de rechtbank daarom verzocht om bij het bepalen van de hoogte van de op te leggen straf, gelet op de beperkte rol van verdachte, aansluiting te zoeken bij straffen die doorgaans worden opgelegd bij medeplichtigheid aan het voorhanden hebben van heroïne. De raadsman is van mening dat een straf gelijk aan het voorarrest met een flink voorwaardelijk gedeelte voldoende recht doet aan de situatie en merkt daarbij op dat verdachte al fors gestraft is door het verlies van zijn baan en woning.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan drie ernstige strafbare feiten. Verdachte heeft samen met anderen een grote hoeveelheid harddrugs voorhanden gehad, voor een langere periode een hennepplantage in huis gehad en hij heeft een ander in staat gesteld om een vuurwapen en munitie in zijn huis op te bergen. Verdachte heeft hiermee een belangrijke rol vervuld in een omvangrijke drugshandel, waarmee risico’s op het gebied van gezondheid en de openbare orde in het leven zijn geroepen. Ook het voorhanden hebben van een vuurwapen en munitie vormt een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen. Het ongecontroleerde bezit van dergelijke voorwerpen brengen gevoelens van onveiligheid in de samenleving met zich.
Persoon van de verdachte
Bij haar beslissing heeft de rechtbank rekening gehouden met een uittreksel justitiële documentatie (‘strafblad’) betreffende verdachte van 18 mei 2021, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld.
Ook heeft de rechtbank rekening gehouden met het rapport van de [..] [instelling 1] van 28 juli 2021, opgemaakt door mw. [A] , reclasseringsmedewerkster. [instelling 1] schat het recidiverisico in op gemiddeld en adviseert om bij een veroordeling een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met daaraan als bijzondere voorwaarden gekoppeld een meldplicht bij de reclassering, een ambulante behandeling met mogelijkheid tot kortdurende klinische opname, het meewerken aan begeleid wonen of maatschappelijke opvang en het meewerken aan schuldhulpverlening en middelencontrole.
Strafoplegging
De rechtbank heeft gezien dat de LOVS-oriëntatiepunten forse gevangenisstraffen als uitgangspunt nemen voor het voorhanden hebben van harddrugs en vuurwapens. De rechtbank is echter van oordeel dat de uitgangspunten zoals beschreven in de oriëntatiepunten niet zijn toegesneden op de situatie waarin verdachte zich bevond. De aangetroffen drugs, het vuurwapen en de munitie waren niet van verdachte. Bovendien blijkt uit het dossier en de financiële situatie van verdachte dat hij niet evenredig heeft medegedeeld in de opbrengst van de heroïne. Dit alles weegt de rechtbank in strafmatigende zin mee. Echter, gelet op de grote hoeveelheid harddrugs die is toevertrouwd aan verdachte kan niet, zoals is aangedragen door de raadsman, worden volstaan met een gevangenisstraf gelijk aan de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, kan naar het oordeel van de rechtbank niet worden volstaan met een andere straf dan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van aanmerkelijke duur. De aard en ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde zouden door een lichtere strafrechtelijke afdoening van de zaak miskend worden.
De rechtbank acht, alles afwegende, een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, waarvan 10 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en daarbij de oplegging van de bijzondere voorwaarden zoals deze zijn geadviseerd door [instelling 1] , passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

9.Beslag

De rechtbank zal de in beslag genomen voorwerpen, te weten:
  • 1 STK Drugs (G2790208),
  • 2 STK Drugs (G2790549),
  • 2 STK Drugs Heroïne (G2790541),
  • 88 STK Drugs Hennepplanten + materialen hennepkwekerij genoemd op ruimlijst (G2789884),
  • 1 STK Revolver (G2789913),
  • 3 STK Munitie (G2789915), en
  • 1 STK Munitie (G2789914)
onttrekken aan het verkeer. Het bewezenverklaarde is begaan met betrekking deze voorwerpen en deze zullen aan het verkeer worden onttrokken aangezien het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met het algemeen belang en de wet.

9.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen
  • 14a, 14b, 14c, 36b, 36c, 47, 48, 49 en 57 van het Wetboek van Strafrecht en;
  • 2, 3, 10 en 11 van de Opiumwet en;
  • 26 en 55 van de Wet wapens en munitie,
zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

10.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt verdachte vrij van het als feit 3 primair tenlastegelegde zoals hiervoor onder rubriek 5 is vermeld;
Bewezenverklaring
- verklaart het als feit 1 primair, feit 2 en feit 3 subsidiair tenlastegelegde bewezen zoals ook hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het 5 bewezenverklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstraf van 24 maanden;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
- bepaalt dat van de gevangenisstraf een
gedeelte van 10 maanden, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzijde rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene en bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een proeftijd van twee (2) jaren vast;
- als voorwaarden gelden dat verdachte:
* zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
* medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
- stelt als bijzondere voorwaarden dat verdachte:
* zich gedurende de proeftijd meldt bij [....] [instelling 2] , [adres 1] , [postcode 1] te [plaatsnaam] , zo lang en zo frequent de reclassering dit noodzakelijk acht om het reclasseringstoezicht uit te oefenen;
* meewerkt aan diagnostisch onderzoek en zich aansluitend hieraan laat behandelen door [.....] van [instelling 2] , of een soortgelijke instelling, zulks te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering noodzakelijk acht. Betrokkene houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Indien de reclassering dit noodzakelijk acht kan een kortdurende klinische opname (van maximaal 7 weken) onderdeel zijn van de behandeling;
* verblijft in een instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, indien de reclassering dit geïndiceerd acht. Betrokkene houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
* meewerkt aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van afbetalingsregelingen, ook als dit inhoudt meewerken aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen, Budgetbeheer of Bewindvoering. Betrokkene geeft hierbij de reclassering inzicht in zijn financiën en schulden;
* meewerkt aan controle van het gebruik van drugs om het middelengebruik te beheersen, zo vaak en zo frequent als de reclassering dit noodzakelijk acht. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek gebruiken voor die controles;
- geeft aan Reclassering Nederland de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Beslag
- verklaart de volgende voorwerpen onttrokken aan het verkeer:
  • 1 STK Drugs (G2790208);
  • 2 STK Drugs (G2790549);
  • 2 STK Drugs Heroïne (G2790541);
  • 88 STK Drugs Hennepplanten + materialen hennepkwekerij genoemd op ruimlijst (G2789884);
  • 1 STK Revolver (G2789913);
  • 3 STK Munitie (G2789915);
  • 1 STK Munitie (G2789914).
Dit vonnis is gewezen door mr. A. Maas, voorzitter, mrs. E.J. van Rijssen en J.W.B. Snijders Blok, rechters, in tegenwoordigheid van mr. L. Steijns, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 7 september 2021.
mr. A. Maas is buiten staat om dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1. hij op of omstreeks 8 maart 2021 te Amersfoort tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad (in de woning [adres 2] ) ongeveer 53,7 kilogram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne, zijnde heroïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
( art 10 lid 3 Opiumwet, art 2 ahf/ond C Opiumwet, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht )
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
een nog onbekend persoon of personen op of omstreeks 8 maart 2021 te Amersfoort
opzettelijk aanwezig heeft gehad ( in de woning [adres 2] ) ongeveer 53,7 kilogram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne, zijnde heroïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet
bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks in de periode van 1 januari 2020 tot en met 8 maart 2021 te Amersfoort opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft, door die nog onbekende persoon of personen een kamer in zijn woning gelegen aan de [adres 2] te verhuren, althans ter beschikking te stellen, en/of een sleutel van zijn woning te verstrekken en/of die nog onbekende persoon of personen te helpen met goederen naar die op de 1e verdieping van zijn woning gelegen kamer te sjouwen en/of te brengen;
( art 10 lid 3 Opiumwet, art 2 ahf/ond C Opiumwet )
2. hij in of omstreeks de periode van 1 september 2020 tot en met 8 maart 2021 te Amersfoort (tekens) opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in zijn woning gelegen aan de [adres 2] ) een hoeveelheid van ongeveer 158, in ieder geval van ongeveer 88, althans een groot aantal, hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
( art 11 lid 2 Opiumwet, art 3 ahf/ond B Opiumwet )
3. hij op of omstreeks 8 maart 2021 te Amersfoort, tezamen en in vereniging met een
ander of anderen, althans alleen, een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een revolver, merk Smith en Wesson, model 19-3, kaliber .357 Magnum, zijnde een vuurwapen in de vorm van een geweer, revolver en/of pistool voorhanden heeft gehad en/of munitie van categorie III van de yet wapens en munitie, te weten zowel 6
scherpe patronen van het merk G.F.L. van het kaliber .38 Special als 150 scherpe
patronen van het merk Winchester, kaliber 9mm Luger, voorhanden heeft gehad;
( art 26 lid 1 Wet wapens en munitie )
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
een nog onbekend persoon of personen op of omstreeks 8 maart 2021 te Amersfoort, een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een revolver, merk Smith en Wesson, model 19-3, kaliber .357 Magnum, zijnde een vuurwapen in de vorm van een geweer, revolver en/of pistool voorhanden heeft gehad en/of munitie van categorie III van de yet wapens en munitie, te weten zowel 6 scherpe patronen van het merk G.F.L. van het kaliber .38 Special als 150 scherpe patronen van het merk Winchester, kaliber 9mm Luger, voorhanden heeft gehad
bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks in de periode van 1 januari 2020 tot en met 8 maart 2021 te Amersfoort opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft, door die nog onbekende persoon of personen een kamer in zijn woning gelegen aan de [adres 2] te verhuren, althans ter beschikking te stellen, en/of een sleutel van zijn woning en/of een sleutel van die in die woning aanwezige kluis ter beschikking te stellen.
( art 26 lid 1 Wet wapens en munitie )

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 9 maart 2021, genummerd 20210309.1040, opgemaakt door politie Eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 110. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.verklaring verdachte zoals afgelegd ter terechtzitting van 24 augustus 2021.
3.Een proces-verbaal forensisch onderzoek woning, pagina 94.
4.een proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 9] , p. 105.
5.een proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 9] , p. 106.