Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 27 augustus 2021 in de zaak tussen
[eiser] , te [woonplaats] , eiser
de burgemeester van de gemeente Nieuwegein, verweerder
[derde-partij] B.V.
Procesverloop
Overwegingen
college van burgemeester en wethoudersheeft het bestreden besluit ondertekend, terwijl het een bevoegdheid is die aan de
burgemeestertoekomt. De burgemeester heeft de rechtbank op 16 juni 2021 meegedeeld dat hij het bestreden besluit heeft genomen en het besluit voor zijn rekening komt. Hiermee heeft de burgemeester het bestreden besluit bekrachtigd. Op de zitting heeft eiser zich hierover kunnen uitlaten. De rechtbank acht aannemelijk dat eiser niet is benadeeld door het bevoegdheidsgebrek dat aan het bestreden besluit kleeft. De rechtbank ziet daarom reden om dit gebrek te passeren [1] . Dit betekent dat de rechtbank geen gevolgen verbindt aan het geconstateerde bevoegdheidsgebrek.
uitbreidingvan de horeca-activiteiten. Op het terrein vinden dus al horeca-activiteiten plaats. Als eiser van mening is dat de horeca-activiteiten niet passen binnen de oorspronkelijke doelstellingen en uitgangspunten, had hij dit moeten aanvoeren tegen de in 2017 verleende horeca-exploitatievergunning.
verplichtom aanvullende voorwaarden op te nemen. Daarbij is mede van belang dat de verleende aanvullende horeca-exploitatievergunning past binnen het bestemmingsplan (horeca categorie 2). Verweerder
kanuiteraard wel aanvullende (beperkende) voorwaarden opnemen. Verweerder heeft op de zitting nader toegelicht dat hij alleen aanvullende (beperkende) voorwaarden opneemt als daarvoor aanleiding bestaat, zoals bijvoorbeeld bij geconstateerde overlastproblematiek. Volgens verweerder is daar in dit geval geen sprake van en heeft hij om die reden geen aanvullende (beperkende) voorwaarden in het besluit opgenomen. De rechtbank ziet in deze handelwijze van verweerder geen onrechtmatigheid. Daarbij merkt de rechtbank op dat het dossier geen blijk geeft van door derde-partij veroorzaakte objectiveerbare overlast. Van een motiveringsgebrek op dit punt is geen sprake.
Beslissing
- verklaart het beroep ongegrond;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 178,- aan eiser te vergoeden;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.496,-.